Ingezonden persbericht


Nederland in de internationale betrekkingen: kritisch en constructief

28-08-2006 | Ambassadeursconferentie 2006, Den Haag | Toespraak Bot - Minister van Buitenlandse Zaken

Dames en heren,

Van harte welkom op deze Ambassadeursconferentie, die in 2006 in een nieuwe vorm is gegoten. U bent hier ongetwijfeld in de hoop zinvolle discussies te kunnen voeren. Aarzelt u niet te zeggen wat u op uw lever heeft. Of, om met Ovidius te spreken: 'Men verzwijge de waarheid niet uit eerbiedige overweging.' Ons land staat in meerdere opzichten aan het begin van een spannende periode: De verkiezingen van 22 november hier te lande zullen ongetwijfeld gepaard gaan met veel debat en wij weten allemaal dat buitenlandse politiek niet los kan worden gezien van binnenlandse politiek, (hoe graag diplomaten dat misschien soms ook zouden willen).Na moeizame besluitvorming op basis van artikel 100 van de Grondwet zijn dit voorjaar Nederlandse militairen begonnen aan een twee jaar durende missie, een gevaarlijke missie, in Uruzgan, als onderdeel van de NAVO-stabilisatiemissie in Zuid-Afghanistan. Ook uitzendingen naar Afrika vormen onderwerp van serieus politiek overleg. En dat wij overwegen met een marineschip bij te dragen aan UNIFIL zal u niet zijn ongaan.Ook de toekomst van de Europese Unie en de plaats die Nederland in die Unie inneemt na het nee in het referendum, is in ieder geval tot en met het Duitse voorzitterschap een kwestie die onze aandacht opeist. (Ik verzeker u daarbij dat de minister van Buitenlandse Zaken en de staatssecretaris voor Europese Zaken het beleid onderling optimaal zullen afstemmen . . . als waren wij in één persoon versmolten).Dan heb ik het nog niet gehad over de opgelopen spanning in het Midden-Oosten, energieveiligheid, de blijvende dreiging van terroristische aanslagen, migratie- en integratievraagstukken, of over de mogelijke toekomstige uitbreiding van de G-8 tot G-11 met China, Brazilië en India, en wat dat zou kunnen betekenen voor de hervorming van de VN-Veiligheidsraad. De gecompliceerde verhouding tussen opkomende grootmacht China en die andere regionale grootmacht Japan, met zijn hoogwaardige technologie en grote marine. Het fenomeen Chavez-Morales, oftewel de opkomst van leiders in Latijns Amerika die anti-VS en in zekere zin anti-westers zijn, anti-globalistisch, en niet aarzelen om energievoorraden als internationale drukmiddelen te gebruiken. Het is een lastig fenomeen, maar als je de voorgeschiedenis kent, met extreme sociaal-economische verschillen, begrijp je wel waar het vandaan komt. We moeten deze landen in de mainstream van de internationale gemeenschap proberen te houden.Gelukkig zijn er ook ontwikkelingen die als zonder meer positief kunnen worden betiteld, zoals de steeds nauwere betrekkingen met Indonesië, de regionale grootmacht van Zuid-Oost Azië. Het bezoek van minister Wirajuda dezer dagen vormt daar een mooi bewijs van. Hier is het zaak om te consolideren en verder uit te bouwen.Veel van deze onderwerpen zijn in de documentatiebundel al helder voor het voetlicht gebracht ­ zodat iedereen goed voorbereid aan de discussiies van de komende drie dagen kan beginnen. Aan het slot van de conferentie zal ik dan samen met collega Van Ardenne trachten de balans op te maken.Voor nu wil ik een paar elementen opbrengen die in de discussies kunnen worden betrokken. Ik laat mij daarbij inspireren door diverse bijdragen uit de bundel. Daar komt onder andere uit naar voren dat er een breed gedeeld gevoel van onbehagen bestaat over het in uw ogen verslechterende imago en een dreigende afname van de invloed van Nederland als vormgever van de Europese Unie. Dit zou het gevolg zijn van het referendum en meer in het algemeen van onze toenemende vrekkigheid, starheid en naarbinnengerichtheid. Vergelijkbare zorgen leven bij tijd en wijle ook over de Nederlandse positie in de NAVO en de transatlantische relatie, bijvoorbeeld rondom het nationale debat over de uitzending naar Uruzgan. Daarom van mijn kant een aantal opmerkingen over de plaats en de rol van Nederland in deze bredere verbanden. Meer dan vroeger wil ik dat wij ons voortdurend afvragen wat wij als actief lid van deze en andere internationale organisaties zelf willen. Waar precies onze belangen liggen en hoe wij onze idealen optimaal kunnen verwezenlijken. En laten wij daarbij vooral niet de waan van de dag volgen of onmogelijk te verwezenlijken droombeelden najagen.In mijn visie heeft een al te volgzame, al te altruïstisch ingestelde bondgenoot of partner binnen een internationaal samenwerkingsverband als de NAVO of de Europese Unie namelijk relatief weinig invloed. Dat is op het eerste gezicht verrassend, want juist de superloyale bondgenoot of lidstaat doet precies wat in het belang is van de club. Maar in de praktijk hoeven de anderen met een land dat geen eigen geluid laat horen, nauwelijks of geen eigen belang inbrengt, en zelden of nooit een kritische noot plaatst, eigenlijk geen rekening te houden. Een dergelijke opstelling is voor Nederland geen optie. Zeker niet in een tijd waarin de factor macht in de ogen van veel staten aan belang wint ten koste van de factor recht en ideaal.Het andere uiterste is inzetten op nuisance value en obstructie. Men is dan in naam lid van de club, maar laat zich in praktijk uitsluitend leiden door sacro egoïsmo, ook wanneer dit ten koste gaat van de slagvaardigheid en geloofwaardigheid van het samenwerkingsverband. Ook dit is voor Nederland geen wenselijke optie.Waar een aantal van u zich bezorgd afvraagt of ons land afglijdt richting obstructie en vrekkigheid, vond de Nederlandse bevolking blijkens de opstelling in de grondwet in meerderheid dat Nederland nationale belangen juist veel te gemakkelijk opofferde voor de verwezenlijking van een Europese droom. Wie mijn Humboldt-lezing uit 2004 er nog eens op naleest, weet dat ik de Nederlandse bevolking niet helemaal ongelijk kan geven. Dit ondanks mijn warme gevoelens voor Europa en ondanks mijn overtuiging dat een goed functionerende Europese Unie van groot belang is voor Nederland. Maar in een Europa van 25 of meer lidstaten zal Nederland alleen invloed weten uit te oefenen wanneer wij constructief, maar ook kritisch weten te zijn. Zeker in een Europa waarin de grotere lidstaten steeds meer op basis van directoriumvorming de grote lijnen proberen uit te zetten. Zolang men constructief blijft meedenken en meedoen kan af en toe NEE zeggen echt geen kwaad. Over dat meedenken en over de toekomst van Europa komen we in een aparte sessie nog te spreken.Dan is er ook een stroming die vindt dat we in de transatlantische relatie te slaafs zijn, terwijl anderen zich juist over het tegendeel zorgen maken. Ook hier ligt de waarheid in het midden. Neem de besluitvorming over Uruzgan ­ die een tijdje het brandpunt van deze ideeënstrijd vvormde. Stel nu dat we naar Uruzgan waren gegaan zonder daar eerst een zeer stevige discussie over te voeren, zonder in NAVO-kader dwingende voorwaarden te stellen, en zonder goed na te denken over de samenwerking met partners, dan zouden we er inderdaad als gekke Henkie op hebben gestaan. Maar het was natuurlijk ongeloofwaardig geweest als we ­ nadat het debat was gevvoerd, nadat de door ons gestelde voorwaarden vervuld waren, nadat partners bereid hadden gevonden om mee te doen ­ als we dan toch nog zouden hebben gezegd:: 'eh, wat jullie doen moeten jullie zelf weten, maar wij doen het bij nader inzien toch maar liever niet.' Dat zou door onze bondgenoten inderdaad niet zijn begrepen en dan zou Nederland in NAVO-kader inderdaad voor een langere tijd aan invloed hebben ingeboet.Als minister heb ik de laatste jaren getracht Nederland binnen de grotere verbanden telkens een eigen stem te geven. Daarbij hoort ook de bereidheid meningsverschillen met partners of bondgenoten niet uit de weg te gaan.Over Guantanamo hebben we bijvoorbeeld richting de Amerikanen van ons hart geen moordkuil gemaakt. Dat kan samengaan met constructief meedenken en doen. Ik spreek daarom van realistisch multilateralisme in plaats van multilateralisme tout court. Geen
multilateralisme als doel op zich, maar als instrument. En dan dus graag als nuttig en effectief instrument ­ en dat vereist realisme. Wij bouween mee aan de internationale samenwerkingsverbanden, maar toetsen de bouwplannen tevens aan de nationale belangen en principes ­ en niet andersom.Dat is iets andeers dan toegeven aan de sirenenzang die onze samenleving onder het motto 'veilig en vertrouwd' oproept zich terug te trekken achter de Hollandse dijken en met de luiken dicht. Laat dat 'veilig' dan maar weg. Churchill zei eens: er is slechts één ding erger dan ruzie hebben met bondgenoten en dat is om ruzie te hebben zonder bondgenoten. Vandaar ook mijn pleidooi voor het streven naar een balans tussen kritisch en constructief.Onze betrekkingen met de Arabische en Islamitische wereld winnen ondertussen in velerelei opzichten aan gewicht. Wij kunnen profiteren van onze relatie met Indonesië ­ het grootste Moslimland ter wereld. Wij zullen al onze middelen moeten inzetten om te helpen voorkomen dat het doemdenken over een clash of civilisations een self-fulfilling prophecy wordt. Tegelijkertijd moeten wij ook hier onze kernwaarden en belangen goed voor ogen houden en geen duimbreed toegeven aan extremisten en terroristen. De vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van religie zijn wezenlijke bestanddelen van een open samenleving, die het beschermen waard zijn.Wij zullen effectieve en menswaardige antwoorden moeten vinden op de vragen die voortvloeien uit het samenleven van mensen van verschillende nationaliteiten en religies binnen onze landsgrenzen. Ook buiten onze grenzen kunnen wij proberen het wederzijds begrip der volkeren te bevorderen - de Völkerverständigung zoals de Duitsers
het zo mooi weten te zeggen. Samengevat: zowel wederzijds begrip bevorderen als strijdvaardig zijn. Een krantenkop als: 'Bot voelt wel voor moslim-blauwhelmen' in Zuid-Libanon is een goede weergave van de Nederlandse aanpak om in het conflict tussen Israel en Hezbollah beide doelen tegelijkertijd na te streven. Tijdens mijn reis naar het Midden Oosten heb ik me ingespannen voor meer wederzijds begrip: tussen Israel en de Arabische wereld, maar ook tussen het Westen en de Islamitische wereld, zoals velen het daar zien zien. Het is van groot belang om te voorkomen dat deze twee begrippen steeds meer als elkaars natuurlijke tegenstellingen worden gezien.Een paar laatste opmerkingen: Een van de moeilijkste aspecten van uw werk is, om politiek beleid of gebeurtenissen in Nederland, die u als Nederlandse burger wellicht negatief beoordeelt, als Nederlands diplomaat toch te verdedigen en uit te leggen. Over het toenemend belang daarbij van actieve en professioneel uitgevoerde publieksdiplomatie, alsmede van het goed voorbereiden van contacten met de pers, zal op een aparte sessie en tijdens de plenaire bijeenkomst over management onderwerpen verder worden gesproken. Hetzelfde geldt voor de toekomst van ons postennet.Regeldruk is een thema dat veel stof doet opwaaien, overigens niet alleen bij u in het buitenland. Ook hier in Nederland is het tot in de Ministerraad een onderwerp van gesprek. Laat ik volstaan met Thomas Edison te citeren, die zei: "There are no rules here, we are trying to accomplish something.' Met andere woorden: beheer is een afgeleide van de inhoud en niet andersom. Groeit daar iets scheef, dan moet dat worden rechtgezet.Dames en heren,Constructief en kritisch, realistisch multilateralisme, wederzijds begrip en strijdvaardigheid; het zijn een paar begrippen die u misschien mee kunt nemen in uw discussies gedurende de komende dagen.Tot slot wil ik u bedanken voor uw voortdurende inzet bij het behartigen van de Nederlandse belangen en voor alle vormen van dienstverlening aan Nederlanders in het buitenland. Vele Nederlanders raken in het buitenland in de problemen ­ de publieke belangstelling in Nederland groeit bovendien met de dag. Met ons professionele diplomatieke en consulaire netwerk kunnen wij niet alle problemen oplossen, niet alle Nederlanders uit de gevangenis halen, maar we kunnen wel de schade beperken en het leed helpen verzachten.Tevens ben ik u en uw medewerkers dank verschuldigd voor de goede zorgen tijdens de vele bezoeken die ikzelf de afgelopen jaren aan andere landen heb gebracht. En ik heb ook van andere ministers vaak zeer positieve reacties ontvangen over de manier waarop zij door de Nederlandse ambassades werden begeleid. Ik geloof dat slechts één keer een koffer met kleding van mij is achtergebleven. Die werd, dankzij de uitstekende bilaterale betrekkingen, door het gastland zelf terugbezorgd.Ik dank u voor uw aandacht en wens u een aangename en productieve conferentie toe.