Toespraak tijdens de Dag van de Nederlandse Zeevisserij
Speech door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, dr.
C.P. Veerman, tijdens de Dag van de Nederlandse Zeevisserij, Den
Oever, 28 augustus 2006
Dames en heren,
Het is alweer meer dan tien jaar geleden dat de Dag van de Nederlandse
Zeevisserij in Den Oever werd gehouden. Ik vertel u niets nieuws als
ik zeg dat de tussenliggende periode misschien wel de moeilijkste was
die de zeevisserij ooit heeft doorgemaakt: de rendementen staan zwaar
onder druk, het netto bedrijfsresultaat is over het algemeen negatief
en de eigen vermogenspositie van de bedrijven is schrikbarend laag.
Ondertussen heeft de sector het maatschappelijk tij tegen vanwege zijn
vermeende gebrek aan duurzaamheid en transparantie.
Zwaar weer dus; en het ziet er niet gunstig uit.
Niettemin getuigt het feit dat de Dag van de Nederlandse Zeevisserij
nog steeds wordt gevierd van de veerkracht van de Nederlandse
zeevisserij. En ik deel de opvatting dat de Noordzeekottervloot een
toekomst heeft. Maar dan moet de sector zichzelf wel opnieuw
uitvinden; want de traditionele manier van visserij onder de huidige
omstandigheden wordt alsmaar moeilijker.
Dat lijkt de sector nu ook zelf te beseffen. Vorig jaar rond deze tijd
vroeg u mij om mee te werken aan een oplossing voor de chronische
problemen waarmee de visserij zit opgescheept. Een verzoek waaraan ik
zonder aarzelen heb voldaan. Want al is het woord 'visserij' uit de
naam van mijn departement verdwenen, dat wil beslist niet zeggen dat
die bedrijfstak zelf voor ons achter de horizon is verdwenen.
Het economisch belang van de sector is weliswaar beperkt, maar we
praten wel over een oer-Hollandse bedrijfstak die al eeuwenlang
gezichtsbepalend is voor ons land. Het gaat om producten die gezond
zijn en door de consument graag afgenomen worden. Nederland zonder
vissersvloot lijkt ondenkbaar.
Daarom heb ik vorig jaar oktober de Task Force Duurzame
Noorzeevisserij ingesteld. Dat breed samengestelde orgaan, waarin
bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties, vertegenwoordigers uit
wetenschap en overheden participeerden, kwam in april met zijn advies.
Dat advies wond er geen doekjes om, dames en heren. Op z'n kortst
samengevat: de Nederlandse zeevisserij is ten dode opgeschreven,
tenzij die het roer radicaal omgooit. Ik heb al gezegd dat ik die
mening onderschrijf. Ook ben ik het volmondig eens met de volgende
conclusie van de Task Force: de sector zelf is en blijft
verantwoordelijk voor het noodzakelijke transitieproces. De overheid
verschijnt wel op het toneel, maar niet meer in de hoofdrol. Straks
wat meer daarover.
Maar mag ik eerst de drie centrale thema's van het advies van de Task
Force met u doorlopen? Het gaat om het versterken van ondernemerschap,
het belang van samenwerking en innovatie en de oproep aan de overheid
om deze twee zaken te ondersteunen en te faciliteren. Ik heb deze
thema's onderschreven in de Beleidsreactie van het kabinet op het
advies van de Task Force; die reactie is recent naar de Tweede Kamer
gezonden.
Eerst de versterking van het ondernemerschap. Dat is voor mij het
allerbelangrijkste. Ondernemers moeten in het belang van hun eigen
toekomst de blik verbreden. Het lot in eigen hand nemen. Het gaat om
durf, initiatief en visie. Ze moeten inspelen op ontwikkelingen in de
markt, zeker, maar ook op die in de samenleving.
In de nota Kiezen voor landbouw, de kabinetsvisie op de land- en
tuinbouw die waarschijnlijk grotendeels aan u voorbij is gegaan, noem
ik dat het leggen van verbindingen. Ondernemers staan voor de taak
verbindingen te leggen met de markt (profit), hun fysieke omgeving
(planet) en de maatschappij (people). Alleen dan kunnen ze slagen. Dat
geldt voor boeren en tuinders, en dat geldt evenzeer voor de vissers.
Heel concreet betekent dat voor vissende ondernemers dat ze moeten
beseffen dat er louter voor de traditionele boomkorvisserij nauwelijks
of geen toekomst is weggelegd. Het is onvermijdelijk dat u de
mogelijkheden gaat onderzoeken en benutten die andere vissoorten,
andere vismethoden, en andere productiemethoden van vis te bieden
hebben.
Anders gezegd: weet waar je kansen liggen, zet de ontwikkelingen naar
je hand, zoek samenwerking, neem je maatschappelijke
verantwoordelijkheid. De sector getuigt hier van. Daar ben ik blij om.
En ik ben behulpzaam.
Het tweede punt dat de Task Force aanroert is samenwerking.
Samenwerking tussen de vissers onderling, binnen de keten, maar
bovenal met de maatschappij. Want ondernemerschap wordt versterkt door
de maatschappelijke acceptatie van de manier waarop u onderneemt. De
samenleving eist een schone zee en verbetering van de natuurwaarden,
ze eist gezond voedsel en inzicht in de manier waarop de vis gevangen
wordt.
Aan die eisen van duurzaamheid en transparantie zult u tegemoet moeten
komen door deze thema's in samenspraak met de maatschappelijke
organisaties in een convenant te vatten. Dan hebben we benen onder het
lijf.
Van de maatschappelijke organisaties vraag ik eigenlijk hetzelfde,
namelijk dat ook zij hun verantwoordelijkheid nemen en bij het
totstandkomen van zo'n convenant oog hebben voor de economische
werkelijkheid en de mogelijkheden van deze benarde sector. Dat kost
tijd; Keulen en Aken zijn tenslotte ook niet op één dag gebouwd.
Het gaat om een license to produce, dames en heren. Als die er niet
is, heeft het voor mij weinig zin de transitie van de Noordzeevisserij
te ondersteunen. Dat is dus mijn tweede ijkpunt. Ik constateer met
genoegen dat alle deelnemers aan de Task Force zich aan zo'n
maatschappelijk convenant hebben gecomitteerd.
Ondertussen lopen er gelukkig ook een aantal proefprojecten waarin
vissers samen werken aan de duurzaamheid van hun sector. In
gezamenlijkheid testen ze nieuwe technieken die duurzamer en
energie-efficiënter zijn. Een gezamenlijkheid die, laat ik mij
vertellen, opmerkelijk is in de visserij. Ik verwacht dat de
uitkomsten van die projecten veelbelovend en dit najaar beschikbaar
zijn.
Tenslotte de rol van de overheid. Ik zei al, dat is niet de hoofdrol.
Want, nogmaals, u zult het zelf moeten doen. Maar ik kan u natuurlijk
wel een helpende hand bieden, misschien een beetje souffleren, niet in
de laatste plaats door mijn opvolger op het ministerie LNV op het hart
te drukken mijn reactie op het advies van de Task Force tot het zijne
of het hare te maken.
Ik kan natuurlijk meer doen dan dat. Ik heb u meermalen opgeroepen
ondernemerschap te tonen. Maar dan moet u natuurlijk wel de ruimte
krijgen om duurzaam te ondernemen. De overheid kan die ruimte voor u
scheppen. Een verantwoordelijk ondernemer is de vrijheid waard.
Ten eerste door zich sterk te maken op minder en betere regels. Ook de
administratieve lastendruk moet omlaag. Ik zeg u zonder omwegen: die
regels moeten dan wel worden nageleefd - ook dat is een ijkpunt in
mijn afwegingen over het ondersteunen van het veranderproces in de
visserij. Als u de regels aan uw laars lapt, houdt het voor mij op.
Een en ander is natuurlijk gevat in het kader van het Europese
visserijbeleid. Dat bepaalt grotendeels wat wel en niet kan.
Maar dat beleid wordt door alle lidstaten van de EU gemaakt, dus ook
door Nederland. Mijn speerpunten in Brussel zijn onverminderd de
volgende: stabiliteit, duurzaamheid, geleidelijkheid en
meerjarenafspraken. En we hebben tijdens het Nederlandse
voorzitterschap een eerste stap gezet op weg naar vereenvoudiging van
de Europese regelgeving, en dat moet voortgezet worden.
Daarmee zijn we dan een heel eind. Ondertussen moet ook de sector zich
aanpassen en innoveren. Gezien de penibele financiële staat van de
sector zal er een kader moeten worden geboden aan ondernemers die
aanpassing en innovatie hoog in hun vaandel hebben staan.
Daarom heb ik het Visserij Innovatie Platform ingesteld. Dat moet op
zoek naar kansrijke thema's voor innovatie op het gebied van de
zeevisserij, samenwerking op het terrein van innovatie stimuleren en
adviseren over de financiering van innovatieve projecten. Ik heb
ondertussen toegezegd voor een deel van de kosten geld ter beschikking
te stellen. De rest zal door het bedrijfsleven moeten worden
opgebracht.
Over geld gesproken, dames en heren. De Task Force schat dat de sector
tot 2011/12 tussen de EUR 300 en 400 miljoen in het transitieproces
zal moeten investeren. Dat is een enorme zak met geld; en hoewel het
in eerste instantie een zaak voor private partijen (de sector en de
banken) is om die investeringen van de grond te krijgen, wil ik me
niet afzijdig houden. Ter ondersteuning van deze zware opgave zal ik
dan ook op korte termijn een garantieregeling in het leven roepen.
Daarnaast zijn we het op Europees niveau eens geworden over het nieuwe
Europese Visserij Fonds. Met de middelen uit dat fonds en onze eigen
Nederlandse bijdrage kan ik de omschakeling en innovatie in de sector
verder steunen. Het gaat al met al om EUR 35 miljoen over de periode
tot 2009.
Ik voeg daar met nadruk aan toe dat een verdere saneringsronde niet
aan de orde is. Na saneren is het motto nu: innoveren. Innoveren om de
diversiteit, de kwaliteit en de vermarkting van uw prachtproducten nog
verder te verbeteren en om de door de maatschappij gewenste graad van
duurzaamheid en transparantie te bereiken.
Dames en heren!
'Visserij' is weliswaar uit de naam van het ministerie verdwenen, maar
niet uit het hart!
Ik dank u voor uw aandacht.
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit