Antwoorden op kamervragen van Kant over het feit dat kindermishandeling niet
vaak wordt gemeld
Kamerstuk, 24-8-2006
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DBO-K-U-2702515
24 augustus 2006
Antwoorden van staatssecretaris Ross op kamervragen van het kamerlid
Kant over het feit dat kindermishandeling niet vaak wordt gemeld.
(2050616620)
Vraag 1
Wat is uw reactie op het bericht dat honderdduizenden mensen in ons
land het vermoeden hebben dat een kind in hun omgeving wordt
mishandeld, maar ze er niets mee doen?
Antwoord 1
De Universiteit van Maastricht heeft onderzocht wat het effect is van
de campagne ter vergroting van de naamsbekendheid van het AMK. Dit
onderzoek heeft niet uitgewezen dat honderdduizenden mensen in
Nederland het vermoeden hebben dat kinderen in hun omgeving worden
mishandeld en dit niet melden.
Met betrekking tot het aantal mishandelde kinderen in Nederland wil ik
opmerken dat aan het eind van dit jaar de resultaten van een onderzoek
van de Universiteit Leiden en de VU Amsterdam naar de omvang van
kindermishandeling worden verwacht. Afhankelijk van die uitkomst kan
ook worden bezien hoe het aantal gevallen van kindermishandeling zich
verhoudt tot het aantal meldingen bij de AMK's.
Vraag 2
Wat is uw reactie op de uitkomst van het onderzoek naar het effect van
de campagne om kindermishandeling te melden, waaruit blijkt dat na het
stoppen van deze campagne het aantal meldingen weer is gedaald?
Antwoord 2
Het primaire doel van het onderzoek was te onderzoeken of de
naamsbekendheid vergroot is door de campagne. De opmerkingen over het
aantal meldingen heeft betrekking op een neveneffect van de campagne.
In het rapport staat dat er sprake is van een relatieve afname direct
na de campagne. Het aantal meldingen bij het AMK neemt nog steeds toe.
In 2005 is het aantal adviezen, consulten en onderzoeken ten opzichte
van 2004 met 12% gestegen. Er is dus nog steeds sprake van een
stijging, echter minder snel dan tijdens de campagne.
Vraag 3
Wat bent u van plan te ondernemen om te zorgen dat mensen weer meer
bekend zijn met de noodzaak van het melden van kindermishandeling ook
al is er alleen maar een vermoeden van kindermishandeling?
Antwoord 3
Zoals ik bij mijn antwoord op vraag 2 heb aangegeven, groeit het
aantal meldingen nog steeds. Hieruit kan geconcludeerd worden dat
mensen (zowel burgers als professionals) meer bekend zijn met het AMK.
Dit neemt echter niet weg dat uit het onderzoek blijkt dat nog veel
mensen niet melden, ondanks dat ze vermoedens hebben van
kindermishandeling. Voor de professionals zal het hanteren van een
meldcode kindermishandeling voor een verbetering zorgen. De afgelopen
twee jaar is gewerkt aan de implementatie van de meldcode
kindermishandeling in de sectoren kinderopvang, jeugdgezondheidszorg
en onderwijs. Ook is het van belang dat de AMK's op regionaal niveau
de ketenpartners informeren over hun werkzaamheden. Af en toe een
publiekscampagne is een middel om kindermishandeling onder de aandacht
van de burgers te brengen. Dit kan door middel van een campagne waar
dit onderzoek betrekking op heeft, maar bijvoorbeeld ook door middel
van de themaweek kindermishandeling die in november 2004 heeft
plaatsgevonden.
Vraag 4
Bent u bereid om een permanente campagne te starten nu gebleken is dat
het voeren van een campagne een positief effect heeft op het maken van
een melding juist bij het vermoeden van kindermishandeling? Zo neen,
waarom niet? Zo ja, op welke termijn zou deze campagne van start
kunnen gaan?
Antwoord 4
Ik ben niet voornemens om een permanente campagne te starten rond de
AMK's. Dat er te zijner tijd weer een publiekscampagne wordt gestart
sluit ik niet uit, maar nu het aantal meldingen bij de AMK's blijft
toenemen, is er geen directe aanleiding voor een permanente campagne.
Er is vanuit de overheid veel aandacht voor de problematiek van
kindermishandeling, met name op het terrein van de preventie en
vroegsignalering. Daarnaast is het van belang dat de AMK's zichzelf en
de werkzaamheden die het AMK verricht blijvend regionaal onder de
aandacht brengen.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport