Gr_logo_top fake Nederland_top
Gr_collage Nederland_middle
Onderzoek medische zorg voor Ouderen
Met het oog op de vergrijzing van onze bevolking is een belangrijke
vraag hoe de kwaliteit van de medische zorg voor ouderen het beste kan
worden gewaarborgd. Met deze vraag als uitgangspunt verzocht de
minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) in 2004 de Raad
voor Gezondheidsonderzoek (RGO) aan te geven hoe wetenschappelijk
onderzoek bij het beantwoorden van die vraag zou kunnen helpen. De
Raad werd gevraagd in zijn advies ook goed aan te geven hoe het
wetenschappelijk onderzoek beter zou kunnen worden benut en ingezet
voor de medisch geriatrische hulpverlening.
Om een indruk te krijgen van het onderzoek in ons land heeft de Raad
eerst een inventarisatie op hoofdlijnen gedaan van de
onderzoeksprogrammas op het terrein van de veroudering en de zorg voor
ouderen. Hieruit komt naar voren dat in de afgelopen jaren
verschillende, door de overheid ondersteunde onderzoeksprogrammas op
het onderhavige terrein zijn ontwikkeld. Naar de mening van de Raad
beschikt ons land mede daardoor niet alleen over een aantal mooie op
ouderenonderzoek gerichte cohorten, maar is ook het biomedische
onderzoek momenteel voldoende verankerd in het universitaire
onderzoek.
Dat kan niet worden gezegd van het klinische onderzoek en het
onderzoek naar de organisatie van de zorg. Dit onderzoek vindt nog
weinig plaats en is tamelijk versnipperd over meerdere, vaak kleinere
programmas en onderzoeksgroepen. Hier speelt in mee dat er over het
algemeen weinig klinisch onderzoek met ouderen wordt uitgevoerd, mede
als gevolg van het feit dat ouderen om methodologische redenen vaak
van onderzoek worden uitgesloten.
Om een gerichte keuze te kunnen maken in het onderzoek op het terrein
van de klinische hulpverlening heeft de Raad zich gebogen over de
inhoud van de geriatrische zorg. Op drie punten zou onderzoek op korte
termijn een substantiële bijdrage kunnen leveren.
Er is nog weinig bekend over de groeiende groep kwetsbare ouderen met
comorbide problemen. Onvoldoende bekend is hoe de afname van
psychische en lichamelijke reserves op hogere leeftijd tot
kwetsbaarheid leidt en hoe dit proces kan worden voorkomen, afgeremd
of gestopt. Er is verder nog heel weinig bekend over de samenhang
tussen leeftijdsafhankelijke kwetsbaarheid, het hebben van meer dan
één aandoening (comorbiditeit) en het ontstaan van functionele
beperkingen, alsmede over de mogelijkheden om hierin te interveniëren.
Een tweede punt waar onderzoek een substantiële bijdrage zou kunnen
leveren, betreft de wetenschappelijke onderbouwing van de medische en
verpleegkundige richtlijnen. Omdat ouderen vaak worden uitgesloten van
klinische trials, is de validiteit van veel richtlijnen voor ouderen
onvoldoende. Daar komt bij, dat veel ouderen last hebben van meer dan
één aandoening, en dat de richtlijnen voor behandeling van de
verschillende aandoeningen soms niet, of niet goed, met elkaar
verenigbaar zijn.
Een derde punt betreft de organisatie van de zorg. In de afgelopen
jaren zijn verschillende experimenten uitgevoerd om de zorg voor
ouderen beter te coördineren en meer aan te sluiten op de behoeften
van ouderen. Deze experimenten, alsmede recentere ontwikkelingen zoals
het consultatiebureau voor ouderen, samenwerking van eerste en tweede
lijn, dienen goed wetenschappelijk te worden geëvalueerd alvorens op
brede schaal te worden toegepast. Ook de mogelijkheden en grenzen van
de mantelzorg verdienen in dit kader nader onderzoek.
De Raad gaat ervan uit dat onderzoek en praktijk beter op elkaar
aansluiten naarmate mensen uit onderzoek en praktijk nauwer bij
elkaars werk betrokken zijn. Uit dien hoofde bepleit de Raad het
onderzoek dáár te concentreren waar men er al blijk van heeft gegeven
onderzoekers en mensen uit de praktijk samen te kunnen brengen in een
onderzoekslijn. Hiervan zijn inmiddels in ons land verschillende
voorbeelden te vinden.
De Raad bepleit daarnaast inhoudelijke concentratie op een beperkt
aantal onderwerpen om zodoende het onderzoek op deze terreinen goed
tot ontwikkeling te brengen.
OP GROND VAN HET VOORGAANDE FORMULEERT DE RAAD DE VOLGENDE VIER
AANBEVELINGEN.
1. Includeer, waar mogelijk, ouderen in regulier klinisch onderzoek.
2. Stimuleer en ondersteun initiatieven tot onderzoek in de praktijk.
3. Concentreer het onderzoek op de volgende drie onderzoeksterreinen:
- de medische zorg aan kwetsbare ouderen met multiple
problematiek;
- richtlijnen voor aandoeningen bij ouderen;
- organisatie van zorg.
4. Concentreer het onderzoek in samenwerkingsverbanden van praktijk-
en onderzoeksinstellingen.
Naar de mening van de Raad kunnen deze vier aanbevelingen samenhangend
gerealiseerd worden in één programma dat, overeenkomstig andere ZonMw
programmas, werkt aan het tot stand brengen van consortia. Hierin
dienen onderzoeksinstellingen en zorginstellingen samen te werken rond
een bepaald onderzoeksthema met heldere afspraken over de in het
consortium participerende instellingen en hun verantwoordelijkheden,
het te onderzoeken thema, de verspreiding van de onderzoeksresultaten,
etc. Een aantal van de reeds bestaande onderzoeksnetwerken zou
hiervoor als uitgangspunt kunnen dienen.
24 augustus 2006
---
PDF | Citeertitel
Gezondheidsraad