IGZ-rapport Tussentijdse evaluatie Stichting Code Geneesmiddelenreclame en
zelfregulering geneesmiddelenreclame
Kamerstuk, 23-8-2006
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
GMT/VDG 2694970
23 augustus 2006
Hierbij zend ik u het rapport `Tussentijdse evaluatie Stichting Code
Geneesmiddelenreclame en zelfregulering geneesmiddelenreclame'. Dit
rapport is opgesteld door de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ).
De IGZ heeft een onderzoek gedaan naar de effectiviteit van de
activiteiten van de Stichting Code Geneesmiddelenreclame (CGR). In
bijgevoegd rapport vindt u de resultaten van dit onderzoek over de
periode medio 2004 tot medio 2006.
Samenvatting tussentijdse evaluatie
Bij het toezicht door de CGR staat de Gedragscode
Geneesmiddelenreclame centraal. Deze code heeft betrekking op de
reclame voor geneesmiddelen gericht op beroepsbeoefenaren. De
Keuringsraad Openlijke Aanprijzing Geneesmiddelen/Keuringsraad
Aanprijzing Gezondheidsproducten (KOAG/KAG) is belast met het
preventieve toezicht op zelfregulering van publieksreclame voor
geneesmiddelen. De IGZ concludeert dat vanwege de diversiteit aan
actoren (CGR, KOAG en Reclame Code Commissie) voor het publiek de
verdeling van bevoegdheden onvoldoende inzichtelijk is binnen de
zelfregulering. Voor beroepsbeoefenaren, koepelorganisaties
aangesloten bij de CGR en farmaceutische bedrijven is de
bevoegdheidsverdeling in algemene zin helder.
De algemene conclusie van de IGZ is dat de CGR haar activiteiten zoals
klachtenafhandeling, adviezen en educatie op een zorgvuldige wijze
uitvoert. Verder vindt de IGZ dat de kwaliteit van adviezen ten
opzichte van voorgaande jaren vooruit is gegaan. De CGR houdt echter,
volgens de IGZ, onvoldoende actief toezicht op de naleving van
reclameregels. De CGR reageert op ingediende klachten en
adviesaanvragen en zou zich naar het oordeel van de IGZ actiever
moeten richten op monitoring van niet-normconform gedrag in het veld.
De CGR houdt eveneens geen toezicht op de naleving van haar uitspraken
(op klachten en adviesaanvragen). In algemene zin vindt de inspectie
het sanctie-arsenaal van de CGR beperkt. Met name is er twijfel over
de effectiviteit van de sanctiemogelijkheden ten aanzien van
beroepsbeoefenaren.
Vervolgtraject
Het IGZ-rapport maakt duidelijk dat de zelfregulering
geneesmiddelenreclame op zichzelf niet slecht functioneert en de
afgelopen jaren verbeteringen heeft ondergaan. Die conclusie
onderschrijf ik. In 2004 (Kamerstukken II, vergaderjaar 2004-2005, 29
477, nr. 4) sprak ik de hoop uit dat het toezicht op basis van
zelfregulering binnen een afzienbare periode volwassen en effectief
zou zijn. Ik constateer dat de CGR de afgelopen twee jaar vooruitgang
heeft geboekt, maar dat er nog geen sprake is van een in alle
opzichten volwassen toezicht door de zelfregulering. De CGR werkt naar
aanleiding van het laatste toezichtsbezoek aan verbetering. Die
verbetering houdt onder andere in dat het griffiegeld voor natuurlijke
personen is afgeschaft (drempelverlagend) en dat de CGR bij alle
partijen zal nagaan of uitspraken zijn nageleefd. Ook zal de
samenwerking tussen IGZ en CGR verbeterd worden door regelmatiger
contact te hebben. Het optreden van de CGR richting beroepsbeoefenaren
is tot nu toe onvoldoende uit de verf gekomen. De CGR zal
overtredingen van de reclameregels door beroepsbeoefenaren scherper
moeten aanpakken. Ik ga er vanuit dat de CGR naar aanleiding van dit
rapport ook andere verbeterpunten zal oppakken. Ik kies er voor om nu
geen aanvullende actie richting de CGR te ondernemen, in afwachting
van de geplande evaluatie in 2007 naar de effectiviteit van het
handhavingsbeleid Reclamebesluit in brede zin. De zelfregulering maakt
daarvan onderdeel uit evenals de activiteiten van andere actoren en
hun effecten. Na de evaluatie zal blijken of en zo ja welke
aanscherping van beleid, toezicht en instrumentarium nodig is, dan wel
een andere rolverdeling.
De IGZ zal actief blijven toezien op de naleving van de reclameregels
in het veld. Concreet werkt de IGZ op dit moment aan een onderzoek
naar de invloed van de farmaceutische industrie op de totstandkoming
van behandelrichtlijnen. Richtlijnen worden door artsen beschouwd als
onafhankelijke leidraden voor de behandelingskeuze en moeten daarom zo
veel mogelijk vrij zijn van beïnvloeding. Recent zijn in diverse
(internationale) media berichten verschenen over het in de markt
zetten van nieuwe cholesterolverlagers door de farmaceutische
industrie. In deze berichten wordt gesteld dat de nieuwe
cholesterolverlagers geen aantoonbare meerwaarde hebben ten opzichte
van de al langer bestaande middelen. Desondanks zouden deze duurdere
middelen in toenemende mate worden voorgeschreven door artsen. Vermoed
wordt dat het voorschrijfgedrag van artsen wordt beïnvloed door
farmaceutische bedrijven. Naar aanleiding van deze berichten gaat de
IGZ deze activiteiten nader onderzoeken.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H. Hoogervorst
Documenten
* Tussentijdse evaluatie Stichting Code Geneesmiddelenreclame en
zelfregulering geneesmiddelenreclame (nieuw venster) Rapport |
23-8-2006 (pdf, 36 pag., 212 kB)
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport