· Landelijke Cliëntenraad · Tel. 070-789 07 70
Oranjestraat 4 · Fax 070 -789 07 74
2514 JB Den Haag · E-mail: info@lcr-suwi.nl
Aan Ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid
T.a.v. de minister, mr. A.J. de Geus
Postbus 90801
2509 LV Den Haag
Den Haag, 18 augustus 2006
Betreft: evaluatie Wet SUWI
Ref.: LCR/060103/ER/JL
Geachte heer De Geus,
De Landelijke Cliëntenraad heeft kennis genomen van de evaluatie SUWI. De LCR is u
erkentelijk dat u ons in staat stelt vroegtijdig een reactie te geven. Wij geven onze reactie op
het rapport van PriceWaterhouseCoopers (PWC), SUWI evaluatie, Een evaluatie van de Wet
Structuur Uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen (Wet SUWI) d.d. 31 juli 2006.
Het commentaar van de LCR is als volgt opgebouwd. Wij beginnen met een aantal algemene
opmerkingen en vervolgens met een reactie op hoofdlijnen, waarna op een aantal
onderwerpen gedetailleerd wordt ingaan.
Hoofddoelstelling van de Wet SUWI is effectiviteit (werk boven uitkering), klantgerichtheid en
doelmatigheid. In zijn reactie wordt door de LCR met name aandacht besteed aan de thema's
werk boven uitkering en klantgerichtheid.
Algemeen
· De Landelijke Cliëntenraad betreurt het dat PriceWaterhouseCoopers niemand heeft
geïnterviewd uit de geleding van cliëntenorganisaties/cliëntenraden.
· In de rapporten in het kader van de evaluatie SUWI wordt regelmatig verwezen naar de
experimenten toonkamers. Op zich staat de LCR positief tegenover deze - en andere
experimenten en initiatieven om de dienstverlening en het maatwerk bij reïntegratie te
verbeteren. Daarbij is het wel van belang dat conclusies die in het kader van deze
initiatieven of experimenten worden getrokken, gebaseerd zijn op zorgvuldige
evaluatie. De conclusies in het kader van de toonkamerexperimenten met betrekking
tot verbetering klantgerichtheid vindt de LCR dan ook voorbarig. Zolang er geen
officiële rapportages over de evaluatie van de toonkamers beschikbaar zijn, dienen
uitspraken over de effecten van de toonkamers achterwege te blijven. Eveneens dienen
er vooralsnog geen aanbevelingen over verbetering klantgerichtheid op basis van de
experimenten toonkamers te worden gedaan.
· Het verbaast de LCR dat in het eindrapport van PWC geen aandacht wordt besteed aan
de ontwikkeling van competentietestcentra bij het CWI. Dit vindt de LCR ook een
belangrijke positieve ontwikkeling.
· In het eindrapport evaluatie SUWI wordt niet ingegaan op de gewenste samenstelling
van de LCR in relatie tot de in de Wet SUWI voorgeschreven samenstelling. Bij de
huidige samenstelling is sprake van 9 zetels voor landelijke cliëntenorganisatie (6 zetels
en 3 toegevoegde zetels) terwijl wettelijk 6 zetels voor landelijke cliëntenorganisaties
worden voorgeschreven. Ook wordt geen aandacht besteed aan het feit dat de LCR
thans geen rechtspersoon is en de daarbij behorende complicaties. Er wordt geen
uitspraak noch aanbeveling gedaan over de wenselijkheid dat de LCR een
rechtspersoon wordt en welke vorm hiervoor het meest geëigend is.
De LCR verzoekt u het rapport over de evaluatie van de Landelijke Cliëntenraad als onderdeel
van de SUWI evaluatie aan de Tweede Kamer te sturen.
Hoofdlijnen
De LCR onderschrijft de conclusie dat er een prestatie is geleverd, de in de Wet SUWI
voorziene organisaties zijn tot stand gekomen en functioneren min of meer ordelijk. Er is
echter zeker nog geen sprake van een bevredigende situatie.
De LCR mist aandacht in de SUWI-evaluatie voor de privatisering van de uitvoering van
materiewetgeving. Op zich lijkt dat logisch omdat dit in de afgelopen periode waarop de SUWI
evaluatie betrekking heeft nog niet aan de orde was. Echter met een blik op de toekomst zou
enige aandacht voor deze mogelijk op handen zijnde privatisering (WIA) en reeds beperkt
gerealiseerde privatisering bij de uitvoering van de bovenwettelijke WW en WAO-uitkeringen
op zijn plaats zijn. Dit in het licht van de hoofdaanbeveling, breng nu geen wijzigingen aan in
de bestuurlijke organisatie van de sociale zekerheid.
Hierbij speelt voor de LCR o.a. de vraag in hoeverre de SUWI-wetgeving op het terrein van
klantgerichtheid en cliëntenparticipatie van toepassing zijn bij privatisering van de uitvoering
van materiewetgeving.
In het kader van overdracht van de uitvoering van de bovenwettelijke WW- en WAO-uitkering
naar Loyalis en KPMG is cliëntenparticipatie niet geregeld. Bovendien kunnen cliënten geen
aanspraak maken op een IRO. Cliënten weten helemaal niet waar zij aanspraak op kunnen
maken en zijn onbekend met welke middelen er ingezet kunnen worden voor reïntegratie.
Loyalis en KPMG verklaren in deze dat zij niet onder de Wet SUWI vallen.
Cliëntgerichtheid
Met name op het terrein van klantgerichtheid zijn nog veel verbeteringen vereist. De één-loket
gedachte komt nog onvoldoende uit de verf.
Er worden diverse termen door elkaar gehanteerd: klantgerichtheid, cliëntvriendelijkheid,
cliënttevredenheid en de cliënt centraal. Het ontbreekt aan een eenduidige heldere definitie en
operationalisatie van het begrip "klantgerichtheid".
De aandacht voor klantgerichtheid in de keten is de laatste jaren toegenomen. Maar de cliënt
staat nog niet centraal.
Daar waar de eigen verantwoordelijkheid in de sociale zekerheid een centraal begrip is,
ontbreekt het aan randvoorwaarden voor de cliënt om zijn eigen verantwoordelijkheid te
kunnen nemen. De onbalans in rechten en plichten van cliënten is één van de oorzaken dat
cliënten onvoldoende in staat zijn de eigen verantwoordelijkheid te nemen. Er wordt nog te
vaak voor en over hen beslist.
De randvoorwaarden met betrekking tot het kunnen waarmaken van de eigen
verantwoordelijkheid van de cliënt worden in de evaluatie onvoldoende belicht.
In het deelrapport, perceel 2: Werk boven uitkering, `Er is veel bereikt, maar er moet nog veel
gebeuren', wordt de dienstverlening beoordeeld op `cliëntgerichtheid' en `cliëntsturing'. In dit
kader wordt geconstateerd dat verbeteringen in deze zijn waar te nemen maar dat er nog het
nodige te verbeteren valt. Bij de knelpunten en oplossingsrichtingen worden geen
aanbevelingen gedaan over hoe deze verbeteringen tot stand zouden kunnen worden
gebracht.
---
In het kader van klantgerichtheid wordt als knelpunt geconstateerd dat deze onvoldoende
meetbaar en tastbaar is. Als oplossingsrichting wordt gegeven: naast procesaspecten ook
inhoudelijke aspecten meetbaar maken.
In geen van de rapporten, eindrapport en deelrapporten, wordt de vraag gesteld of voor het
bevorderen van de klantgerichtheid de positie van de cliënt in het SUWI-stelsel moet worden
versterkt en dus wordt deze niet beantwoord. De LCR vindt dit een omissie. Verder op in onze
reactie komen wij hier op terug (Ad 1 Klantgerichtheid).
Cliëntenparticipatie
Ook op het terrein van cliëntenparticipatie is ook nog een aantal verbeteringen noodzakelijk.
Hier is de evaluatie wat explicieter over de oplossingsrichting.
Voor de verankering van cliëntenparticipatie moet de vraag worden beantwoord welke rol
cliëntenparticipatie in de sociale zekerheid dient te spelen. De wet geeft onvoldoende uitsluitsel
over de rol en de te bereiken doelstelling. Tevens wordt aangegeven dat een aantal
randvoorwaardelijke aspecten nog aandacht behoeft. De LCR onderschrijft deze aanbevelingen.
Ook hier komt de LCR nog op terug in zijn reactie (zie Ad 2 Cliëntenparticipatie).
Effectiviteit (werk boven uitkering)
In het kader van de effectiviteit, werk boven uitkering, mist de LCR in de evaluatie aandacht
voor de steeds groter wordende nadruk op de kortste weg naar werk. De vraag of deze nadruk
op de kortste weg naar werk, invloed heeft op de duurzaamheid van plaatsingen, wordt niet
gesteld en blijft daarmee onbeantwoord. In onze reactie zullen we ook hier nader op ingaan
(zie Ad 3 Effectiviteit, werk boven uitkering).
Hoofdaanbevelingen SUWI evaluatie
In hoofdstuk 2 van de SUWI evaluatie worden acht hoofdaanbevelingen gedaan.
De LCR mist hoofdaanbevelingen op het terrein van klantgerichtheid en cliëntenparticipatie. Dit
bevreemdt de LCR omdat klantgerichtheid één van de hoofddoelstellingen van de Wet SUWI is
en er wel wordt geconstateerd dat klantgerichtheid nog veel verbeteringen behoeft.
De LCR zou de volgende aanbevelingen willen toevoegen:
· Versterk de positie van de cliënt in het sociale zekerheidsstelsel zodat hij een meer
gelijkwaardige positie krijgt in de relatie met de uitvoeringsorganisatie. Dit zal positieve
impulsen geven aan de klantgerichtheid van de uitvoeringsorganisaties.
· Definieer het begrip klantgerichtheid eenduidig en helder en maak de inhoudelijke
aspecten van het begrip klantgerichtheid op basis van deze definitie meetbaar.
· Leg de rol en doelstelling van cliëntenparticipatie eenduidig in wet- en regelgeving vast.
Veranker op basis van deze rol en doelstelling van cliëntenparticipatie de
randvoorwaarden met betrekking tot het kunnen functioneren van cliëntenraden in de
regelgeving. Hierbij gaat het om: rechten en plichten raden, geschillenregeling,
facilitering op het terrein van ondersteuning, scholing en financiering.
In zijn reactie vraagt de LCR aandacht voor de volgende onderwerpen:
1. Klantgerichtheid
2. Cliëntenparticipatie
3. Effectiviteit, werk boven uitkering
4. Doelmatigheid, efficiencykortingen in relatie tot de kwaliteit van dienstverlening.
5. Prestatie indicatoren
6. Hoofd aanbevelingen
---
Ad 1 Klantgerichtheid
De LCR constateert dat klantgerichtheid, cliëntvriendelijkheid, cliënttevredenheid en de cliënt
centraal in de SUWI evaluatie door elkaar worden gebruikt en onvoldoende worden
gedefinieerd. Ook binnen de uitvoeringsinstelling worden de begrippen door elkaar gebruikt en
onvoldoende en verschillend gedefinieerd. Het ontbreekt aan operationalisatie van inhoudelijke
aspecten van het begrip klantgerichtheid. De conclusie dat klantgerichtheid onvoldoende
meetbaar is (4.113) wordt door de LCR van harte onderschreven.
De LCR deelt dan ook de oplossingsrichting dat ten aanzien van klantgerichtheid de
inhoudelijke aspecten van klantgerichtheid beter meetbaar moeten worden gemaakt.
Dit vereist in eerste instantie een heldere definitie van het begrip klantgerichtheid. Deze
definitie dient vervolgens door alle uitvoeringsinstanties te worden gehanteerd. Om de
klantgerichtheid in het kader van SUWI bij de verschillende uitvoeringsorganisaties te
beoordelen en te vergelijken dient de operationalisatie van de definitie van het begrip
klantgerichtheid voor alle uitvoeringsinstanties gelijk te zijn.
Het ligt in de rede dat de LCR bij het operationaliseren van het begrip klantgerichtheid nauw
wordt betrokken. De LCR is gaarne bereid zijn expertise in deze in te zetten.
De Wet SUWI en de materiewetten
Als we spreken over klantgerichtheid in het kader van de Wet SUWI blijft de dienstverlening
van de gemeente buiten beeld. In het kader van de Wet SUWI komt slechts de samenwerking
van gemeente met de overige SUWI-organisaties in beeld.
De rechten en plichten van cliënten zijn voor een belangrijk deel vastgelegd in de diverse
materiewetten, WW, WIA, WAO, Wajong, Wwb enz.
Dit leidt tot verschillen in rechten en plichten van diverse uitkeringsgerechtigden en
veroorzaakt daardoor onduidelijkheid bij cliënten.
Zo is het recht op een IRO en de SUWI-wetgeving op het terrein van cliëntenparticipatie niet
aan de orde voor cliënten die voor hun uitkering en/of reïntegratie afhankelijk zijn van de
gemeente. Cliënten die voor reïntegratie afhankelijk zijn van de gemeente hebben nauwelijks
keuzemogelijkheden en de kans om de regie te nemen bij hun reïntegratie.
De LCR pleit ervoor dat de rechten en plichten van cliënten eenduidig in de Wet SUWI vast te
leggen en in de diverse materiewetten hiernaar te verwijzen. Hierdoor wordt de positie van de
cliënt ten opzichte van de uitvoeringsorganisaties versterkt, de transparantie voor cliënten
vergroot en wordt de samenwerking in de dienstverlening gemakkelijker.
Recht op informatie
Cliënten dienen goed te worden geïnformeerd over hun rechten en plichten. De raad
constateert dat cliënten niet altijd volledig worden geïnformeerd over hun rechten. Zo worden
bijvoorbeeld niet alle UWV cliënten geïnformeerd over het bestaan van de IRO. Als een
reïntegratiecoach of arbeidsdeskundige een cliënt niet in staat acht met een IRO om te gaan,
wordt de cliënt hierover niet geïnformeerd.
De LCR vindt dit een ongewenste betutteling. De beoordeling of iemand wel of niet met IRO uit
de voeten kan, dient te geschieden op basis van zijn aanvraag met het daarbij opgestelde
reïntegratieplan.
Klantgerichte dienstverlening
In de optiek van de LCR is klantgerichte dienstverlening:
· De cliënt in staat stellen zijn wensen en mogelijkheden met betrekking tot
reïntegratie te verwoorden;
· De cliënt desgewenst ondersteuning te bieden bij het verwerven van inzicht in zijn
vaardigheden en mogelijkheden op de arbeidsmarkt;
· De cliënt adequate ondersteuning te bieden om zijn vaardigheden en
mogelijkheden uit te breiden c.q. te verbeteren zodat hij goed geëquipeerd en
volwaardig op de arbeidsmarkt kan participeren;
· Van de uitvoeringsinstelling mag verwacht worden dat bij het aanbieden van
reïntegratie optimaal rekening wordt gehouden met de wensen en mogelijkheden
van de cliënt.
---
· De cliënt wordt in staat gesteld de regie (sturing) bij zijn reïntegratie te voeren.
Dat betekent dat de cliënt invloed kan uitoefenen op zijn reïntegratietraject of bij
de inkoop van afzonderlijke producten en keuzevrijheid heeft bij het kiezen van
reïntegratiebedrijven.
Deze invulling van cliëntgerichtheid doet recht aan de positie van de cliënt zoals verwoord in
de notitie de positie van de cliënt in het SUWI-stelsel1: "de cliënt heeft niet alleen het recht,
maar ook de plicht mede vormgever te zijn van het proces van een zo spoedig mogelijke
reïntegratie."
Digitaal KlantDossier
In de diverse rapporten zijn er hoge verwachtingen geuit over het Digitaal KlantDossier. Het
Digitaal KlantDossier kan ook in de ogen van de LCR een belangrijke bijdrage leveren aan de
verbetering van de dienstverlening. Het voorkomt dubbele uitvraag van gegevens en de
overdracht van dossiers kan eenvoudig en sneller verlopen. De LCR vindt het daarbij van
belang dat de cliënt inzage heeft in zijn volledige dossier (toegang bijvoorbeeld via DigiD).
De LCR hoopt dat het Digitaal KlantDossier snel beschikbaar komt. Voor het testen van het
systeem beveelt de LCR aan hierbij ook cliënten te betrekken. Zodat ook zij de
toegankelijkheid van het systeem kunnen beoordelen.
Tevens dient de privacy van de cliënt adequaat te worden gewaarborgd.
In dit kader heeft de LCR vraagtekens bij de aanbeveling om reïntegratiebedrijven toegang te
geven tot Suwinet. De LCR vindt het van belang dat de cliënt instemt met het over hem
verstrekken van informatie en dat hij weet welke informatie wordt verstrekt.
Positie van de cliënt in het SUWI-stelsel
In vele stukken met betrekking tot de klantgerichtheid van de ketendienstverlening wordt
thans betoogd dat de relatie tussen dienstverlener en cliënt gelijkwaardig is of moet worden.
In de dagelijkse praktijk wordt dit veelal nog niet door cliënten ervaren. Volledige
gelijkwaardigheid in deze relatie is ook niet mogelijk. Immers in de relatie tussen
uitkeringsinstantie en cliënt is er sprake van afhankelijkheid van de cliënt met betrekking tot
zijn uitkering en aanbod op reïntegratie. Dat zet de gelijkwaardigheid in de relatie onderdruk.
Daarvan zouden de uitvoeringsorganisaties zich bewust moeten zijn.
Het is wel mogelijk om de gelijkwaardigheid in deze relatie te verbeteren. Daartoe is
versterking van de positie van de cliënt noodzakelijk.
In de wet en regelgeving en de uitvoering ligt veel nadruk op de plichten van cliënten. Zijn
rechten zijn slechts beperkt vastgelegd. Er is sprake van onbalans in rechten en plichten van
cliënten. Om de positie van de cliënt te versterken en hem in staat te stellen zijn eigen
verantwoordelijkheid waar te maken, dient de balans tussen rechten en plichten te worden
verbeterd. Daartoe zou moeten worden geregeld:
1. Recht op IRO of PRB voor alle uitkeringsgerechtigden;
2. Recht op keuzevrijheid reïntegratiebedrijf (ook voor de inkoop van afzonderlijke
producten)
3. Recht op inspraak bij de inkoop van afzonderlijke producten;
4. Recht op inspraak bij invulling van het reïntegratietraject;
5. Recht op onafhankelijk advies (voortzetten onafhankelijke arbeidsadviseur).
De IRO en de onafhankelijke arbeidsadviseur zijn goede voorbeelden die keuzemogelijkheden
en de regie bij de cliënt bij zijn reïntegratie mogelijk maken.
Tot slot wil de LCR nog aandacht vragen voor het tijdig verstrekken van de uitkering. In de
diverse rapporten wordt hierover positief geoordeeld, `over het algemeen worden de
uitkeringen op tijd verstrekt, met uitzondering van de samenloop gevallen'. Dat laatste wordt
gebagatelliseerd, hetgeen de LCR zorgen baart omdat het hier een aanzienlijk aantal cliënten
betreft. Ook voor hen dienen de uitkeringen tijdig te worden verstrekt.
1 (bijlage 3 bij brief over grofontwerp CWI en UWV d.d. 180101; kamerstuk 26448)
---
Ad 2 Cliëntenparticipatie
De LCR onderschrijft dat voor de verankering van cliëntenparticipatie de vraag moet worden
beantwoord: welke rol cliëntenparticipatie in de sociale zekerheid dient te spelen. De wet geeft
onvoldoende uitsluitsel over de rol en de te bereiken doelstelling (4.117). Met uitzondering bij
de SVB is cliëntenparticipatie niet in de beleidscyclus ingepland. Het ontbreekt op elk niveau
van beleidsvoorbereiding en ontwikkeling aan een cliëntentoets.
De verankering van cliëntenparticipatie dient eenduidig in de Wet te worden vastgelegd.
Op basis van de rol en de doelstelling van cliëntenparticipatie dienen de randvoorwaardelijke
aspecten met betrekking tot cliëntenparticipatie eenduidig in de regelgeving te worden
vastgelegd. Het betreft:
· rechten en plichten van raden (adviesrecht, initiatiefrecht informatierecht,
· recht op raadplegen onafhankelijk deskundigen,
· recht op het kunnen laten uitvoeren van eigen onderzoek;
· plicht tot tijdig uitbrengen advies,
· plicht tot geheimhouding bij advisering over nog vertrouwelijke stukken,
· geschillenregeling,
· facilitering op het terrein van ondersteuning en scholing, en
· financiering.
In het kader van de rechten en plichten dient de vraag te worden beantwoord of bij bepaalde
onderwerpen verzwaard adviesrecht geregeld zou moeten worden.
De LCR gaat er vanuit dat het voor de hand ligt dat onze raad nauw wordt betrokken bij het
beantwoorden van de vragen welke rol cliëntenparticipatie in de sociale zekerheid dient te
spelen en de te bereiken doelstellingen en vervolgens ook nauw wordt betrokken bij de
uitwerking van de randvoorwaardelijke aspecten van cliëntenparticipatie. Het spreekt voor zich
dat de LCR gaarne bereid is zijn inzet hierbij te leveren.
Het gebrek aan duidelijke wet- en regelgeving op het terrein van cliëntenparticipatie wreekt
zich in het bijzonder bij de gezamenlijke ketendienstverlening in de regio. Rond dit thema is
geen cliëntenparticipatie geregeld. De afzonderlijke uitvoeringsorganisaties zien
cliëntenparticipatie als een onderdeel van het interne proces
In het experiment rond de onafhankelijke arbeidsadviseur heeft de LCR gezamenlijke
cliëntenparticipatie van gemeentelijke -, UWV- en CWI-cliëntenraden op regionaal niveau
gestimuleerd en zijn er `ketenbrede' cliëntencommissies arbeidsadviseur gevormd. Aan de
verdere inhoudelijke ontwikkeling van deze cliëntencommissie wordt gewerkt.
Ook op het terrein van cliëntenparticipatie speelt het probleem dat gemeenten niet gehouden
zijn aan de Wet SUWI.
De LCR beveelt dan ook aan dat cliëntenparticipatie eenduidig moet worden verankerd in wet
en regelgeving. De keuze is een aparte Wet voor cliëntenparticipatie te maken dan wel de
verankering in de Wet SUWI te realiseren. In de diverse materiewetgeving kan dan met
betrekking tot cliëntenparticipatie worden verwezen naar deze wetgeving. Deze dient dan ook
te gelden voor de gemeenten in het kader van de uitvoering van de sociale zekerheid (Wwb,
IOAW en IOAZ).
Ad 3 Effectiviteit, werk boven uitkering
In het kader van werk boven uitkering is steeds meer nadruk komen te liggen op de kortste
weg naar werk. De LCR constateert dat de kortste weg naar werk vaak te dogmatisch wordt
gehanteerd. Hierdoor wordt te weinig aandacht besteed aan de duurzaamheid van werk.
Hetgeen het risico met zich meebrengt dat er niet of onvoldoende in mensen wordt
geïnvesteerd. Dat levert op de korte termijn wellicht winst op qua uitstroom uit- en beperking
van de instroom in uitkeringen. Maar als we over een iets langere termijn kijken, leidt dit tot
zogenaamde draaideur cliënten.
De LCR beveelt aan het uitgangspunt de kortste weg naar werk te herformuleren in de kortste
weg naar duurzaam werk. Waarbij onder duurzaam werk moet worden verstaan:
arbeidsparticipatie van tenminste één jaar, met uitzicht op een dienstverband voor onbepaalde
tijd.
---
De LCR is van mening dat in het kader van SUWI veel meer aandacht moet zijn aan de `kop'
van het proces. Hieronder verstaan wij het samen met de cliënt verkrijgen van inzicht in zijn
mogelijkheden en vaardigheden in
relatie tot de (regionale) arbeidsmarkt. Mogelijkheden voor ondersteuning van de cliënt bij zijn
(her-)oriëntatie op zijn vaardigheden en de arbeidsmarkt. Uit het ketenklantenonderzoek dat
begin 2005 is gepresenteerd blijkt dat cliënten veel verwachten van de dienstverlening aan het
begin van werkloosheid of bij dreigende werkloosheid en daarin sterk worden teleurgesteld. In
dit kader is de LCR positief over de
competentietestcentra bij het CWI. Dit biedt de cliënt de mogelijkheid om inzicht in zijn
vaardigheden en mogelijkheden te krijgen. Hierbij is het wel van belang dat zij adequate
ondersteuning krijgen bij het interpreteren van de test. Ook de onafhankelijke arbeidsadviseur
kan voor de cliënt een belangrijke bijdrage leveren bij een snelle terugkeer naar werk.
Succesvolle reïntegratie vraagt om maatwerk. De behoefte aan maatwerk bestaat niet alleen
bij opdrachtgevers, UWV en gemeenten, zoals in de evaluatie rapporten wordt betoogd, maar
ook bij cliënten. Dat de behoefte aan maatwerk bestaat bij cliënten blijkt onder andere uit de
vlucht die de IRO heeft genomen.
In de verschillende rapporten over de evaluatie SUWI wordt verwoord dat reïntegratiecoaches
van UWV en casemanagers van gemeenten meer regie kunnen en willen voeren bij
reïntegratietrajecten. Daarbij wordt de cliënt over het hoofd gezien; ook de cliënt kan en wil
meer de regie voeren bij zijn reïntegratie. De cliënt voelt zich vaak gemangeld tussen
casemanager of reïntegratiecoach en het reïntegratiebedrijf. De regie van de casemanager of
reïntegratiecoach moet aanvullend zijn ten opzichte van de cliënt.
De LCR constateert dat arbeidsmarktbeleid met de invoering van SUWI vrijwel is verdwenen.
Op landelijk niveau is hiervoor aandacht bij de RWI op regionaal of lokaal niveau is het CWI
nog actief op dit terrein. Bij de voor de reïntegratie verantwoordelijke uitvoeringsorganisaties
is dit helaas nog een blinde vlek. Onder invloed van SUWI is er sprake van uitstroombeleid.
Arbeidsmarktbeleid is meer dan de vraag van werkgevers en van werk zoekenden en het
aanbod op de korte termijn bij elkaar brengen. Een visie op de langere termijn waar het naar
toe gaat en hoe de vraag er in de toekomst uit ziet, is van groot belang. Oog voor de huidige
en toekomstige vraag op de arbeidsmarkt is van belang voor succesvolle reïntegratie.
Nu de arbeidsmarkt als gevolg van de economische ontwikkelingen aantrekt, wil de LCR
nadrukkelijk aandacht vragen voor de groep werkzoekenden met een grote afstand tot de
arbeidsmarkt, langdurig werklozen, arbeidsgehandicapten, ouderen, enz. Deze groepen
hebben in de eerdere periode van hoog conjunctuur ook te weinig geprofiteerd van de
toenemende werkgelegenheid. Juist in het licht van de geschetste ontwikkelingen is het van
belang te investeren in deze groepen. Helaas gebeurt dit nog altijd veel te weinig.
In verschillende rapporten wordt aanbevolen om bij de reïntegratie meer vraaggericht te
werken. Dit wordt vertaald in reïntegratie op basis van de vraag van werkgevers. Vraaggericht
werken vraagt niet alleen om een actieve werkgeversbenadering maar ook om inzicht in de
mogelijkheden, kennis en vaardigheden van cliënten. Wij constateren dat uitkeringsinstanties
hun klanten nog onvoldoende kennen.
Ad 4 Doelmatigheid, efficiencykortingen in relatie tot de kwaliteit van
dienstverlening.
In de afgelopen periode zijn de uitvoeringsorganisaties diverse
besparingsdoelstellingen met betrekking tot de uitvoeringskosten opgelegd. De vraag is
nadrukkelijk of er nog verdere efficiencykortingen mogelijk zijn. Hierbij dient nadrukkelijk de
vraag te worden gesteld of dit niet ten koste gaat van dienstverlening aan de cliënt.
---
Zo heeft de recente korting op het budget van het CWI er toe geleid dat in aantal plaatsen de
Wwb-intake terug is gegaan naar de gemeente. Daarmee komt de gewenste integrale
dienstverlening onderdruk te staan.
Eerder hebben we geconstateerd dat intensivering van de dienstverlening aan de kop van het
proces gewenst en noodzakelijk is. Dat betekent mensen adequaat ondersteunen bij het
vinden van werk bij aanvang van hun werkloosheid of ter voorkoming van werkloosheid bij
dreigende werkloosheid. Hiervoor dient wel voldoende inzet van menskracht mogelijk te zijn.
Nu de arbeidsmarkt aantrekt, zou je kunnen denken dat minder menskracht nodig is omdat
mensen zelf snel hun weg naar werk vinden. Dat geldt niet voor de mensen met een grote
afstand tot de arbeidsmarkt. Investeren in hen is nu juist noodzakelijk. Het snijden in
budgetten van uitvoeringsinstellingen zal hierop een averechts effect hebben.
Ad 5 Prestatie indicatoren
De LCR is van mening dat een aantal prestatie indicatoren onvoldoende inzicht geven in de
geleverde prestaties en onvoldoende mogelijkheden geven voor sturing. Reeds aangegeven is
dat het ontbreekt aan indicatoren om de klantgerichtheid inhoudelijk te meten en te sturen.
Klanttevredenheidsonderzoeken in de huidige vorm en het streven om het
klanttevredenheidscijfer te verhogen zijn bijzonder beperkte instrumenten in deze. De LCR
heeft in de afgelopen jaren vele malen kritiek geuit op deze onderzoeken omdat ze niet meten
wat ze zouden moeten meten.
De preventiequote (voorkomen van instroom van WW en Wwb) heeft een perverse prikkel en
is eveneens ongeschikt om te sturen. Rechtmatigheid laat zich niet vertalen in een percentage
van de aanvragen dat niet mag leiden tot een uitkeringsaanvraag.
Uit een onderzoek naar de uitvoering van de preventiequote in de regio Apeldoorn blijkt dat bij
ruim 30% van de mensen die in het kader van de preventie geen uitkering kregen dit niet
terecht was en er alsnog een uitkering Wwb of WW moest worden toegekend.
Uit de diverse beschrijvingen van casuïstiek blijkt dat een aantal personen onvoldoende
bureaucratisch vaardig is en daardoor onterecht bij de poort is tegengehouden.
Zorgvuldigheid bij de uitvoering van preventie is van groot belang. De inkomenspositie van
mensen staat immers op het spel. Het risico dat preventie leidt tot het onterecht niet
toekennen van een uitkering met alle gevolgen van dien, dient te worden voorkomen. Op dit
punt ontbreekt het
aan een indicator. Kortom, het ontbreekt aan heldere indicatoren met betrekking tot het
voorkomen van werkloosheid. Hoeveel mensen vinden bij dreigende werkloosheid tijdig ander
werk? Welke inspanningen worden hier van de uitvoeringsorganisaties verwacht?
Ad 6 hoofdaanbevelingen in het kader van de evaluatie SUWI
1 Geen wijziging in de structuur van de sociale zekerheid aanbrengen
De LCR onderschrijft de hoofdaanbeveling dat althans niet nu opnieuw ingrijpend
gesleuteld moet worden aan de structuur van de uitvoering van de sociale zekerheid.
2 Versterk de regierol van de Ministerie van Sociale Zaken en werkgelegenheid
In de conclusies en aanbevelingen wordt veelvuldig gesproken over de noodzaak van: een
duidelijke regie, centraal programma management, een intensieve bemoeienis gericht op
horizontale afstemming tussen betrokken organisaties op basis van een uitgewerkte blauwdruk
van de keten, de rol van de actoren en van de te realiseren prestaties, door de minister/het
ministerie van SZW.
In dit kader wordt niet of onvoldoende uitgewerkt waaruit de regie, het
programmamanagement, de intensieve bemoeienis van het ministerie van SZW zou moeten
bestaan.
---
Er zijn verschillende perspectieven met betrekking tot sturing:
1. Van boven af opleggen (in lijn van opdrachtgeverschap);
2. Op basis van professionalisering van de uitvoeringsorganisaties met een daarbij
behorende mate van discretionaire ruimte bij beoordelingen door
uitvoeringsorganisaties en hun professionals;
3. Het aanbrengen van voldoende tegenwicht in de structuur en binnen organisaties
(bijvoorbeeld door het versterken van de rol van cliëntenraden en versterking van de
positie van de individuele cliënt in het SUWI-stelsel);
4. Het realiseren van vraagsturing (De IRO heeft een positieve invloed op het maatwerk
bij reïntegratie ook bij reguliere trajecten)
Welke vorm van sturing het meest geëigend is, is afhankelijk van het onderwerp waarop
gestuurd moet worden. Wij missen in diverse rapporten aanbevelingen met betrekking tot
welke vorm van sturing bij welke onderwerpen het meest geëigend is en in welke verhouding
de verschillende sturingsvarianten tot elkaar staan.
3 Meer lijn in onderzoek en experimenten
Bij de verdere ontwikkeling van het SUWI-stelsel moet er voldoende ruimte zijn voor het
ontwikkelen van nieuwe initiatieven en experimenten. Hierbij is wel vereist dat vooraf
uitgangspunten, doelstelling en de wijze waarop men de doelstelling wil bereiken helder
worden geformuleerd. Op basis hiervan dient zorgvuldige monitoring en evaluatie plaats te
vinden. De RWI zou hierbij een rol kunnen spelen. Daar waar het initiatieven en experimenten
betreft om de dienstverlening aan cliënten te verbeteren, dienen cliëntenraden nauw te
worden betrokken bij de ontwikkeling, de opzet en de evaluatie. Huidige experimenten en
pilots onttrekken zich veel te veel aan het oog van cliëntenraden. Zo zijn cliëntenraden niet of
nauwelijks betrokken bij de toonkamerexperimenten.
4 Richt een bekostigingsystematiek in die meer recht doet aan de kosten veroorzakers
De LCR kan onvoldoende beoordelen of dit wenselijk is. Voor de LCR staat voorop dat de
dienstverlening aan werkzoekenden en werkgevers moet worden verbeterd. De budgetten
moeten zodanig worden afgestemd dat de gewenste dienstverlening kan worden geboden.
5 Draag de organisaties op de primaire processen en systemen te optimaliseren en
daardoor doelmatigheid en klantgerichtheid te realiseren.
Bij het optimaliseren van processen en systemen dient de cliënt
(uitkeringsgerechtigde/werkzoekende en werkgever) het vertrekpunt te
zijn. Processen en systemen dienen rond de cliënt te worden ingericht. De
organisatie is er voor de cliënt en niet omgekeerd.
De LCR is gaarne bereid een nadere toelichting te geven op zijn commentaar.
Met vriendelijke groet,
J.P. Laurier
Voorzitter
---
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid