Kamerbrief inzake Informatievoorziening over nieuwe Commissievoorstellen - 3
Aan de Voorzitter van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag
|Directie Integratie Europa
Bezuidenhoutseweg 67
2594 AC Den Haag
| |
|Datum |11 augustus 2006 |Auteur|Mw. J.E.H. Heere | |Kenmer|DIE-1140/2006 |Telefo|070 348 48 76 | |k | |on | | |Blad |1/1 |Fax |070 348 40 86 | |Bijlag|2 |E-ma|die-in@minbuza.nl | |e(n) | |il | | |Betref|Informatievoorziening aan de Tweede | | |t |Kamer over nieuwe | | | |Commissievoorstellen | | |C.c. | | | | | |Zeer geachte Voorzitter,
Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij twee fiches aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):
1. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - Ontzettingen die voortvloeien uit strafrechtelijke veroordelingen in de Europese Unie
2. Mededeling van de Commissie - Een alomvattend partnerschap met Groenland in de vorm van een gemeenschappelijke verklaring en een besluit van de Raad op basis van artikel 187 van het EG-Verdrag.
De Minister voor Buitenlandse Zaken,
Dr B.R. Bot
Fiche 1: Mededeling; ontzettingen voortvloeiend uit strafrechtelijke veroordelingen Titel: Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - Ontzettingen die voortvloeien uit strafrechtelijke veroordelingen in de Europese Unie
Datum Raadsdocument: 21 februari 2006
Nr. Raadsdocument: 2006/0073
Nr. Commissiedocument:COM (2006) 73 definitief
Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Justitie
Behandelingstraject in Brussel: Geen. Commissie moet nu in de Mededeling aangekondigde acties uitvoeren.
Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: In een interne markt waarin personen zich vrij kunnen verplaatsen, vormen ontzettingen een categorie van sancties die in bepaalde omstandigheden, om doeltreffend te zijn, in de hele Unie zouden moeten worden erkend en afgedwongen. In het Haags Programma is aan de Commissie verzocht voorstellen hiervoor te doen, in het bijzonder met betrekking tot de uitwisseling van informatie uit nationale strafregisters. Een ontzetting kan worden gedefinieerd als een maatregel waarbij de mogelijkheid van een natuurlijke persoon of een rechtspersoon om bepaalde rechten uit te oefenen, bepaalde ambten te bekleden, een activiteit uit te oefenen, zich naar bepaalde plaatsen te begeven of bepaalde handelingen te verrichten, voor een beperkte of onbeperkte periode wordt beperkt (bijvoorbeeld beroepsverboden, ontzetting uit het actief en/of passief kiesrecht, ontzegging van de rijbevoegdheid). Het gaat om een categorie van sancties waarvan het doel hoofdzakelijk preventief is.
Onder de paraplu van ontzettingen gaat een heterogene verzameling sancties schuil, met grote verschillen in vormgeving, tussen en zelfs binnen de lidstaten.
De mededeling bevat allereerst een overzicht van op het niveau van de Unie -zowel eerste als derde pijler- vastgestelde relevante instrumenten en van de verschillende benaderingswijzen van ontzettingen.
Deze zijn grofweg te onderscheiden in de volgende: a. instrumenten die voor bepaalde gevallen (veroordelingen) een ontzetting voorschrijven (bijv. de richtlijn betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten); b. instrumenten die voorzien in wederzijdse erkenning van nationale ontzettingen; een dergelijke maatregel vereist ten minste dat de lidstaten voor bepaalde misdrijven de ontzetting als sanctie in hun wetgeving opnemen (vgl. Kaderbesluit 2004/68/JHA van 22 december 2003 ter bestrijding van seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie en het daarbij aanknopende initiatief van België inzake de wederzijdse erkenning van beroepsverboden die het gevolg zijn van zulke misdrijven); c. initiatieven om te komen tot verbetering van de informatie-uitwisseling omtrent veroordelingen, onder anderse het voorstel voor een geautomatiseerd systeem van gegevensuitwisseling.
De Commissie geeft in de mededeling tot slot aan dat verbetering van de informatie-uitwisseling haar voorkeur heeft. Wat de benadering onder b betreft (wederzijdse erkenning), staat de Commissie een (voorzichtige) sectorale aanpak voor, waarbij zij wijst op genoemd Belgisch initiatief en aankondigt in de toekomst een voorstel voor een kaderbesluit inzake de wederzijdse erkenning van ontzeggingen van de rijbevoegdheid te zullen doen.
Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t., het betreft hier een mededeling.
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: n.v.t., het betreft hier een mededeling.
Instelling nieuw Comitologie-comité: nee
Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: Strikt genomen niet van toepassing, want het betreft een mededeling. Voor zover tot een beoordeling dient te worden overgegaan, luidt het oordeel: positief. Het vrij verkeer van personen brengt mee dat het effect van ontzettingen kan worden ontdoken door grensoverschrijding. Dit doet afbreuk aan de Ruimte van Vrijheid, Veiligheid en Recht. Voor het Uniebreed effectueren van ontzettingen zijn maatregelen op Unieniveau vereist.
Proportionaliteit: Strikt genomen niet van toepassing, want het betreft een mededeling. Voor zover tot een beoordeling dient te worden overgegaan, luidt het oordeel: twijfelachtig, het betreft hier een mededeling die slechts een algemeen beleidskader behelst. De proportionaliteit zal daarom per voorstel, dat de Commissie eventueel ter uitvoering van de mededeling zal uitbrengen, moeten worden beoordeeld. De maatregelen tot het Uniebreed effect geven van ontzettingen kunnen meer en minder ver ingrijpen in nationale stelsels al naargelang de benaderingswijze die wordt gekozen (zie hiervoor onder 8a). Steeds dient te worden bezien of niet kan worden volstaan met uitwisseling van gegevens uit strafregisters omtrent veroordelingen en/of ontzettingen. Indien niettemin wordt gekozen voor een stelsel van wederzijdse erkenning van de ontzettingen van andere lidstaten, zijn voorts nog verschillende, meer en minder ingrijpende uitwerkingen mogelijk.
Consequenties voor de EU-begroting: Kunnen pas worden beoordeeld als en wanneer concrete voorstellen ter uitvoering van deze Mededeling komen.
Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: Geen, want het betreft hier een mededeling. Eventuele wetgeving voortvloeiende uit deze mededeling kan wel consequenties hebben. Deze consequenties hebben vooral betrekking op het terrein van gegevensuitwisseling en op eventuele erkennings-procedures om een buitenlandse ontzetting effect te geven.
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): Zie onder: 'Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger'
Contactambtenaar juridische afdeling:
Jaap Roording, Directie Wetgeving, 070-370 7099, j.roording@minjus.nl
Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: n.v.t., het betreft hier een mededeling.
Consequenties voor ontwikkelingslanden: geen
Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: . Algemeen: Nederland staat positief tegenover maatregelen om in de ene lidstaat opgelegde ontzettingen op een of andere wijze effect te geven in andere lidstaten. Het past niet bij de Ruimte van Vrijheid, Veiligheid en Recht dat het effect van ontzettingen ophoudt bij de grens. Zulke maatregelen kunnen variëren van informatie-uitwisseling tot de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse veroordelingen. . Per terrein en per type ontzetting kan de benadering verschillen. . Evenals de Commissie is Nederland van mening dat moet worden begonnen met verbetering van de informatie-uitwisseling uit strafregisters. Wanneer justitiële of administratieve autoriteiten in lidstaat A de beschikking hebben over informatie over een in lidstaat B opgelegde ontzetting aan een persoon die zich in lidstaat A bevindt, zullen zij daar - binnen de grenzen die de nationale regelgeving stelt - de gepaste consequenties aan verbinden, óók zonder verplichting op grond van het recht van de EU of EG. De relatie van het terrein van de ontzettingen met de initiatieven op het terrein van de informatie-uitwisseling dient goed in het oog te worden gehouden. . Ook de relatie met bestaande of toekomstige instrumenten in de Eerste Pijler dient te worden bewaakt. De justitiële erkenning van buitenlandse ontzettingen zoals beroepsverboden raakt aan de Gemeenschapsbevoegdheid met betrekking tot het vrij verkeer van personen. . Nederland is bereid de mogelijkheden te onderzoeken voor wederzijdse erkenning van ontzettingen, op basis van de door de Commissie voorgestelde sectorale aanpak. In de onderhandelingen over het Belgische initiatief is evenwel gebleken dat grote verschillen in wetgeving een obstakel kunnen vormen. In ieder geval dient er bij de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning ruimte te zijn voor verschillende uitwerkingen.
Fiche 2: Voorstel voor een alomvattend partnerschap met Groenland Titel:Mededeling van de Commissie - Een alomvattend partnerschap met Groenland in de vorm van een gemeenschappelijk verklaring en een besluit van de Raad op basis van artikel 187 van het EG-Verdrag. Voorstel voor een Besluit van de Raad inzake de betrekkingen tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en Groenland en het Koninkrijk Denemarken, anderzijds.
Datum Raadsdocument: 19 april 2006
Nr Raadsdocument: 8505/06
Nr. Commissiedocument: COM(2006) 142
Eerstverantwoordelijk ministerie: BZ in nauwe samenwerking met LNV
Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep ACS, als a punt naar Raad
Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: In de mededeling worden de achtergronden van het alomvattende partnerschap toegelicht, zowel op visserijterrein als andere gebieden. Groenland werd in 1973, met de toetreding van Denemarken, onderdeel van de EG. In 1985 vroeg Groenland de status aan van Overzees Gebiedsdeel (LGO - net als Nederlandse Antillen en Aruba), omdat per referendum was bepaald dat Groenland een andere relatie tot de EG wilde. Bij toekenning van deze status trad het Groenland-Verdrag in werking en daaraan gekoppeld was een Protocol op het gebied van visserij overeengekomen. Dit protocol is nader uitgewerkt in visserijovereenkomsten. In februari 2003 werd de vierde visserijovereenkomst tussentijds geëvalueerd. Het Europees Parlement en de Rekenkamer concludeerden toen dat meer transparantie nodig was bij de invulling van de visserijovereenkomst, en dat de vorm daarvan overeen zou moeten komen met de overeenkomsten die de Europese Commissie namens de Lidstaten met andere derde landen afsloten. Groenland had eveneens aangegeven een bredere samenwerking na te streven. Met deze zaken in het achterhoofd werden in februari 2003 raadsconclusies inzake het 4e visserijprotocol tussen EG, de regering van Denemarken en de autonome regering van Groenland aangenomen waarin de Raad aangaf na 2006 een breed partnerschap voor duurzame ontwikkeling aan te willen gaan met Groenland, met daarin opgenomen een specifieke visserijovereenkomst, met het verzoek aan de Commissie dit voor te bereiden. Eveneens werden daarin de financiële kaders vastgelegd. Met deze mededeling is de Commissie aan de raadsconclusies tegemoet gekomen.
Het nieuwe alomvattende partnerschap bestaat uit 2 pijlers:
1. een nieuw Visserij Partnerschap Akkoord;
2. Samenwerking tussen EU en Groenland op andere gebieden dan visserij.
De uitgangspunten voor het visserijakkoord zijn in grote lijnen dezelfde als in de oude overeenkomst alleen is het nu gegoten in de vorm van een partnerschapsovereenkomst waarin het duurzame beheer van de visserijbestanden centraal staat. Voor het visserijdeel van de overeenkomst is 17,6 miljoen euro per jaar gereserveerd. De door de EU verkregen visserijrechten worden enerzijds benut door lidstaten met name Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Denemarken en Frankrijk, maar sinds kort ook door Spanje en Ierland en anderzijds aangewend om een visserijbalans met Noorwegen en IJsland (in kader van de EEA) te bereiken. De concept visserijovereenkomst wordt na de zomer verwacht. De Commissie werkt op dit moment aan het voorstel voor de verordening. In het Raadsbesluit wordt het alomvattend partnerschap voor duurzame ontwikkeling van Groenland vastgelegd. Doelstellingen van het samenwerking tussen EU en Groenland op andere gebieden dan visserij zijn een kader scheppen voor dialoog tussen EU en Groenland en samenwerken op economisch en financieel gebied, op het gebied van wetenschap (met name op het terrein klimaatverandering), onderwijs en cultuur en bijdragen aan de duurzame ontwikkeling van Groenland. Hiervoor is het budget vastgesteld op 25 miljoen euro per jaar.
Rechtsbasis van het voorstel: Mededeling: n.v.t.
Raadsbesluit: art. 187 EG Verdrag
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Mededeling: n.v.t. Raadsbesluit: eenparigheid, geen rol EP
Instelling nieuw Comitologie-comité: nee
Subsidiariteit en proportionaliteit:
De mededeling en beschikking zullen in dit fiche gezamenlijk worden beoordeeld omdat zij met elkaar samenhangen. Subsidiariteit: positief. Net als de relatie met Nederlandse Antillen en Aruba is het van belang dat de relatie met Groenland op een goede wijze is geregeld. Gezien de bijzonder constitutionele positie van Groenland onderhouden lidstaten zelf geen directe relaties met Groenland. Proportionaliteit: positief. Een partnerschapsovereenkomst is een geschikt middel om de doelstellingen van bredere samenwerking te realiseren. De voorgestelde maatregelen zijn geschikt om het alomvattend partnerschap invulling te geven.
Consequenties voor de EU-begroting:
Voor het visserijdeel van de overeenkomst is 17,6 miljoen euro per jaar gereserveerd dat gefinancierd wordt uit Categorie 2 uit de EU begroting. Voor het algemene samenwerkingsdeel is 25 miljoen euro per jaar gereserveerd dat gefinancierd wordt uit Categorie 4 van de EU begroting.
Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: geen
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): geen consequenties voor Nederland.
Contactambtenaar juridische afdeling:
Marianne de Jong, tel.: 070 348 4489, e-mail: marianne-de.jong@minbuza.nl
Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: n.v.t.
Consequenties voor ontwikkelingslanden: geen
Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Nederland heeft geen directe belangen bij de visserijovereenkomst met Groenland; de overeenkomst is evenwel voor Nederland van belang voor de visserijrelaties met Noorwegen en IJsland. Aangezien Denemarken, Frankrijk en Verenigd Koninkrijk en het Koninkrijk der Nederlanden op het LGO dossier vaak samen succesvol optrekken is het wel van belang om deze samenwerking te behouden. Derhalve kan Nederland dit alomvattende partnerschap ondersteunen. Wat het wetenschappelijk onderzoek betreft heeft Nederland aanzienlijke belangen op Groenland. Omdat Arctische gebieden en de daar aanwezige ijskappen zo belangrijk zijn voor het mondiale klimaat, en de consequenties van veranderingen in het klimaat zoals zeespiegelstijgeing en omkeren van de Golfstroom Nederland direct raken, vervult Nederland een voortrekkersrol in het Arctisch onderzoek. Een aanzienlijk deel hiervan wordt uitgevoerd op Groenland. Gezien de Nederlandse positie in het klimaatonderzoek, de stevige inbreng van Nederland in het onderzoek in het kader van het International Polar Year (IPY) 2007-2008, en omvangrijke plannen voor het versterken van het klimaatonderzoek in Nederland met FES gelden, zal Nederland dit nieuwe partnerschap met Groenland ondersteunen.
---- --