VWS-adviesstructuur
Kamerstuk, 9-8-2006
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DBO-CB-U-2678580
9 augustus 2008
Aanleiding voor deze beleidsbrief over de VWS-adviesstructuur
Tijdens het debat in de Tweede Kamer op 22 februari jl. over het
wetsvoorstel Marktordening Gezondheidszorg hebben diverse
Kamerfracties aandacht gevraagd voor vermindering van het aantal
adviesorganen op VWS-terrein. Tijdens het debat heb ik toegezegd
hieraan een nota te zullen wijden. Bij het opstellen hiervan heb ik
rekening willen houden met de gedachtevorming binnen de Ministerraad
over de kennis- en adviesfunctie van de Rijksoverheid. Inmiddels is
hierover voldoende helderheid ontstaan om u te kunnen informeren over
de beoogde VWS-adviesstructuur.
Afbakening van de VWS-adviesstructuur
De raden waar deze brief zich op richt betreffen in de eerste plaats
de Gezondheidsraad (GR), de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (RVZ)
en de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO).
* De GR bestaat al sinds 1902 en heeft op grond van art 22 van de
Gezondheidswet als taak de regering en het parlement "voor te
lichten over de stand der wetenschap ten aanzien van vraagstukken
op het gebied van de volksgezondheid". Daartoe brengt de raad
adviezen of signalementen uit. Deze kunnen dienst doen als
wetenschappelijke ondersteuning voor beleidsontwikkeling op het
terrein van gezondheidszorg, de volksgezondheid, de voeding, de
arbeidshygiëne en het milieubeheer. De signaleringstaak omvat
tevens het aangeven van voor het beleid mogelijk relevante
ethische en juridische aspecten van wetenschappelijke
ontwikkelingen op het terrein van de gezondheidszorg. De raad
ontvangt de meeste adviesaanvragen van de bewindslieden van VWS,
maar daarnaast ook van VROM, SZW en LNV. De raad kan - net als de
overige raden - ook uit eigen beweging adviezen of signalementen
uitbrengen. Het gaan in de regel om het signaleren van
ontwikkelingen of trends die van belang kunnen zijn voor het
overheidsbeleid.
* De RVZ is bij wet van 30 januari 1997 per 1 januari van dat jaar
opgericht. De raad heeft tot taak "de regering en de beide kamers
van de Staten-Generaal te adviseren over de hoofdlijnen van het te
voeren beleid op het gebied van de volksgezondheid en de
zorggerelateerde dienstverlening almede op andere gebieden,
voorzover deze raakvlakken hebben met de volksgezondheid en de
zorggerelateerde dienstverlening".
* De RMO is eveneens bij wet van 30 januari 1997 met ingang van dat
jaar opgericht. De Raad heeft tot taak "de regering en de beide
kamers der Staten-Generaal te adviseren over hoofdlijnen van
beleid inzake de gevolgen van maatschappelijke ontwikkelingen voor
zover deze van invloed zijn op de participatie van burgers in en
de stabiliteit van de samenleving." De RMO opereert slechts zeer
ten dele op VWS-terrein.
Zoals ik reeds tijdens het eerder genoemde debat in de Tweede Kamer
heb aangegeven, dient onderscheid te worden gemaakt tussen enerzijds
deze adviesorganen en anderzijds organen als het College voor
Zorgverzekeringen en de Nederlandse Zorgautoriteit die - hoofdzakelijk
- andere taken uitvoeren dan het uitbrengen van adviezen. Dat geldt
ook voor de eigen kennisinstituten van VWS (RIVM, SCP), de andere
overheidskennisinstituten (bijvoorbeeld CPB en CBS) en private
kennisinstituten (bijvoorbeeld Nivel en Trimbos). Wel betrek ik de
beleidsadviserende rol van het SCP in onderstaande beschouwing, voor
zover er sprake zou kunnen zijn van overlap met werkzaamheden van
bovengenoemde adviesorganen.
Daarnaast gaat deze brief in op de Raad voor Gezondheidsonderzoek
(RGO), die formeel behoort tot de kennisinfrastructuur. De RGO is in
oktober 1996 bij Koninklijk Besluit ingesteld, dat bij Koninklijk
Besluit in december 2002 met zes jaar is verlengd, en heeft de Raamwet
sectorraden onderzoek en ontwikkeling uit 1987 als wettelijke basis.
De RGO adviseert over programmering en prioritering van
medisch-wetenschappelijk en gezondheidsonderzoek. Er is aanleiding om
de positionering van de RGO nader te bezien, onder meer nu het Kabinet
heeft besloten tot opheffing van het huidige stelsel van sectorraden.
Achtergronden bij de herziening van de VWS-adviesstructuur
In het Hoofdlijnenakkoord is een doorlichting van de kennis- en
adviesfunctie aangekondigd. Op basis van onderzoeken en aanbevelingen
heeft het Kabinet besloten een aantal acties te ondernemen, waarover u
bent geïnformeerd door de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en
Koninkrijksrelaties en de minister van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap. De herziening van de VWS-adviesstructuur sluit aan op dit
Kabinetsbeleid, waarvan kernwoorden zijn: minder verkokering, bredere
(strategische) advisering en een doelmatige organisatie van het
adviesstelsel.
VWS is hiermee pro-actief aan de slag gegaan, mede vanwege de urgentie
om invulling te geven aan de motie-Verhagen met als strekking een
korting van 25% op de adviesraden. Het kabinet heeft april 2005 deze
taakstelling toebedeeld aan de diverse departementen, waarbij is
vastgesteld dat VWS hieraan structureel EUR1,62 miljoen dient bij te
dragen. Bij brieven d.d. 4 april 2006 heb ik de Tweede Kamer
geïnformeerd over de wijze waarop VWS hieraan invulling heeft gegeven.
Ik ga hierna nader in op de drie voornaamste overwegingen die zijn
gehanteerd bij het inrichten van de VWS-adviesstructuur.
Vertrekpunt vormt de toekomstige adviesbehoefte, waarbij wordt
gestreefd naar een optimale aansluiting tussen beleidsvragen en de
adviesprogrammering en een doelmatige organisatie. Op VWS-terrein
dient de adviesstructuur te voorzien in technisch-wetenschappelijke
advisering op het terrein van de gezondheidszorg en volksgezondheid.
Dit is bij uitstek de taak van de GR. Efficiencywinst kan worden
behaald door het opheffen van de organisatorische grenzen tussen GR en
RGO. Tevens dient de adviesstructuur te voorzien in integrale,
beleidsmatige advisering voor wat betreft de publieke gezondheid,
gezondheidszorg, langdurige zorg en maatschappelijke ondersteuning.
Hierover adviseert vooral de RVZ; incidenteel brengt de RMO een advies
op dit gebied uit.
De tweede overweging is dat wordt ingezet op behoud en waar mogelijk
versterking van de kwaliteit van de advisering door bundeling van
taken. Gezien de omvang van de taakstelling kan de kwaliteit van de
advisering in het gedrang komen, indien de ondersteunende
secretariaten de financiële taakstelling zelfstandig moeten opvangen.
Bundeling van taken draagt bij aan het instandhouden van voldoende
kritische massa en een efficiënte inzet van leidinggevende en
ondersteunende functies.
De derde overweging betreft het tegengaan van overlap tussen de
adviesraden en kennisinstituten binnen VWS. Op dit moment is naast de
RVZ en RMO ook het SCP actief als het gaat om beleidsadvisering op
VWS-terrein. Het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) richt zich op het
sociaal en cultureel beleid. Overigens geldt dit in het bijzonder waar
problemen in het geding zijn die het beleid van meer dan één
departement raken. Tevens staat daarbij nu reeds de kennisfunctie
centraal: het verrichten van wetenschappelijke verkenningen en het
verwerven van informatie. Desalniettemin is er behoefte aan een
eenduidige adressant voor adviesaanvragen van het ministerie van VWS.
Ook dient kennis optimaal te worden uitgewisseld tussen dit
adviesorgaan en kennisinstituten, met name het SCP.
Herziening van de VWS-adviesstructuur
Tegen de achtergrond van de hierboven genoemde overwegingen zijn
vanuit VWS de volgende maatregelen genomen dan wel in voorbereiding:
* De taakstelling 2006 is in eerste instantie toebedeeld aan de
huidige adviesraden. Besloten is de taakstelling gedifferentieerd
over de vier adviesraden te verdelen.
* Er komt één raad voor wetenschappelijke advisering, te weten de
GR, waarbinnen de RGO wordt ondergebracht. Het adviesterrein van
de GR omvat daarmee zowel het rapporteren over de stand van de
wetenschap ten behoeve van het volksgezondheid- en
gezondheidszorgbeleid alsmede het op grond daarvan adviseren over
prioriteiten in gezondheids(zorg)onderzoek en de hiervoor
benodigde infrastructuur. Deze herpositionering van de RGO sluit
aan op het Kabinetsbesluit om het huidige stelsel van sectorraden
op te heffen en heeft de steun van de GR en de RGO. Het formeel
ineenvlechten van de GR en de RGO wordt op dit moment voorbereid.
Het daadwerkelijke samengaan van de beide secretariaten hoeft daar
niet op te wachten en is voortvarend ter hand genomen. Het streven
is om de totstandkoming van één secretariaat nog deze zomer zijn
beslag te laten krijgen.
* De RVZ gaat per 1 januari 2007 fungeren als dé strategische
adviesraad op VWS-terreinen. In de RVZ-programmering heeft het
accent de afgelopen jaren gelegen op publieke gezondheid,
gezondheidszorg en langdurige zorg. Het (nieuwe) terrein van de
maatschappelijke ondersteuning kan ook door de RVZ worden
bestreken. Het werkprogramma van de RVZ zal door mij worden
vastgesteld. Op basis van dit programma zal ook het budget worden
bepaald. Er wordt op dit moment een nieuw secretariaat ingericht,
waarin medewerkers van de RVZ en de RMO een plaats kunnen krijgen.
* De RMO wordt opgeheven. Een wetsvoorstel hiertoe is in
voorbereiding. Ook nadat het voornemen om de RMO op te heffen
binnen het Kabinet nader is bezien, is vastgesteld dat gegeven de
motie-Verhagen er binnen VWS geen mogelijkheden zijn om de RMO in
stand te houden. Evenmin bleken andere departementen bereid of in
staat tot het voteren van de voor instandhouding noodzakelijke
middelen.
* Net als andere departementen geeft VWS vorm aan een Kenniskamer,
waarin de RVZ, GR, het SCP en mijn departement samenwerken om de
aansluiting tussen de vraag naar en het aanbod van kennis op
VWS-terreinen te optimaliseren. De VWS-Kenniskamer start nog dit
najaar.
Ik vertrouw erop u hiermee afdoende te hebben geïnformeerd over de
toekomstige adviesstructuur op VWS-terrein, die aansluit op het
Kabinetsbeleid en de binnen de Tweede Kamer levende wens om te komen
tot een doelmatige inrichting. De realisatie hiervan zal nu
voortvarend ter hand worden genomen.
De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
H. Hoogervorst
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport