Raad van de Europese Unie

| | | |

|RAAD VAN                 |                                       |NL         |
|DE EUROPESE UNIE         |                                       |           |
|11554/06 (Presse 215)                                                      |
|PERSMEDEDELING                                                             |
|Betreft:                                                                   |
|PERSMEDEDELING                                                             |
|2747e zitting van de Raad                                                  |
|Concurrentievermogen (Interne Markt, Industrie en Onderzoek)               |
|Brussel, 24 juli 2006                                                      |
|Voorzitter de heer Mauri PEKKARINEN                                        |
|minister van Handel en Industrie van Finland                               |
|                                                                           |
|Voornaamste resultaten van de Raadszitting                                 |
|De Raad heeft een politiek akkoord bereikt over het zevende kaderprogramma |
|voor onderzoek - Europese Gemeenschap (2007-2013) en Euratom (2007-2011).  |
|De Raad heeft, zonder debat, een gemeenschappelijk standpunt vastgesteld   |
|over een ontwerp-richtlijn betreffende diensten op de interne markt.       |
INHOUD1

DEELNEMERS 5

BESPROKEN PUNTEN

ZEVENDE KADERPROGRAMMA OP HET GEBIED VAN ONDERZOEK - EG EN EURATOM 7

ANDERE GOEDGEKEURDE PUNTEN

INTERNE MARKT

Dienstenrichtlijn 11

Vennootschapsrecht - Naamloze vennootschappen 11

DOUANE-UNIE

Douanewetgeving Turkije - EU - uitbreiding van de EU 12

LANDBOUW

Indelingsschema voor geslachte volwassen runderen 12

VISSERIJ

Overeenkomst EU/Angola 12

ENERGIE

Minimumvoorraden ruwe olie en/of aardolieproducten 13

Trans-Europese netwerken in de energiesector* 13

AUDIOVISUEEL BELEID

Programma Media 2007 14

VERVOER

Rechten en verplichtingen van reizigers in het internationale treinverkeer 15

Bevoegdheidsbewijs van machinisten 16

Statistiek van het goederenvervoer over de binnenwateren 17

Toegang tot de spoorwegmarkt 17

ONDERWIJS

"Programma "Jeugd in actie" voor de periode 2007 - 2013 * 18

Programma levenslang leren voor 2007-2013 * 19

BENOEMINGEN

Communautair Bureau voor Plantenrassen - verlenging voorzitterschap 20

DEELNEMERS

De regeringen van de lidstaten en de Europese Commissie waren als volgt vertegenwoordigd:

België
de heer Benoit CEREXHE minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Tewerkstelling, Economie, Wetenschappelijk Onderzoek, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp

Tsjechië:
mevrouw Alena ?T?RBOVÁ vice- minister van Onderwijs, Jeugdzaken en Sport

Denemarken:
de heer Jeppe TRANHOLM MIKKELSEN plaatsvervangend permanent vertegenwoordiger

Duitsland:
mevrouw Annette SCHAVAN minister van Onderwijs en Onderzoek

Estland:
de heer Tiit NABER plaatsvervangend permanent vertegenwoordiger

Griekenland:
de heer Ioannis TSOUKALAS secretaris-generaal

Spanje:
de heer Miguel Ángel QUINTANILLA staatssecretaris van Universiteiten en Onderzoek

Frankrijk:
de heer François GOULARD toegevoegd minister van Hoger Onderwijs en Onderzoek

Ierland:
de heer Micheál MARTIN minister van Ondernemingen, Handel en Werkgelegenheid

Italië
de heer Fabio MUSSI minister van Universiteiten en Onderzoek

Cyprus:
de heer Costas IACOVOU directeur Planbureau

Letland:
mevrouw Baiba RIV?A minister van Onderwijs en Wetenschappen

Litouwen
de heer Romas ?VEDAS plaatsvervangend permanent vertegenwoordiger

Luxemburg:
de heer François BILTGEN minister van Arbeid en Werkgelegenheid, minister van Cultuur, Hoger Onderwijs en Onderzoek, minister van Eredienst

Hongarije:
de heer Miklós BODA staatssecretaris, ministerie van Onderzoek en Technologie

Malta:
de heer Censu GALEA minister van Concurrentievermogen en Communicatie

Nederland:
de heer Henne SCHUWER plaatsvervangend permanent vertegenwoordiger

Oostenrijk:
mevrouw Elisabeth GEHRER minister van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur

Polen:
de heer Michal SEWERYNSKI minister van Wetenschappen en Hoger Onderwijs

Portugal:
de heer José Mariano GAGO minister van Wetenschappen, Technologie en Hoger Onderwijs

Slovenië:
de heer Dusan LESJAK staatssecretaris, ministerie van Hoger Onderwijs, Wetenschappen en Technologie

Slowakije:
de heer Jozef HABÁNIK staatssecretaris

Finland:
de heer Mauri PEKKARINEN minister van Handel en Industrie de heer Erkki VIRTANEN secretaris-generaal, ministerie van Handel en Industrie

Zweden:
de heer Leif PAGROTSKY minister van Onderwijs en Cultuur

Verenigd Koninkrijk
Lord David SAINSBURY of TURVILLE staatssecretaris van Handel en Industrie

Commissie:
de heer Janez POTO?NIK lid

De regeringen van de toetredende Staten waren als volgt vertegenwoordigd:

Bulgarije:
de heer Daniel Vassilev VALTCHEV vice-minister-president en minister van Onderwijs en Wetenschappen

Roemenië:
de heer Anton ANTON staatssecretaris, ministerie van Onderwijs en Onderzoek

BESPROKEN PUNTEN

ZEVENDE KADERPROGRAMMA OP HET GEBIED VAN ONDERZOEK - EG EN EURATOM

De Raad heeft met gekwalificeerde meerderheid een politiek akkoord bereikt over het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap (EG) voor activiteiten op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling voor de periode 2007 tot 2013 (11978/06). Op basis van dit akkoord zal de Raad zijn gemeenschappelijk standpunt vaststellen, dat vervolgens voor tweede lezing in het kader van de medebeslissingsprocedure aan het Europees Parlement zal worden toegestuurd. De Oostenrijkse, de Litouwse, de Maltese, de Poolse en de Slowaakse delegatie stemden tegen.

De Raad bereikte voorts een unaniem politiek akkoord over het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) voor activiteiten op het gebied van nucleair onderzoek voor de periode 2007 tot 2011 (11979/06).


- Communautair onderzoek

Het debat was open voor het publiek en werd gevoerd op basis van een compromistekst van het voorzitterschap. Centraal in het debat stonden de onderzoeksactiviteiten op het gebied van menselijke embryonale stamcellen uit hoofde van het kaderprogramma.

De tekst van het akkoord verschaft duidelijkheid over de parameters voor de subsidiëring door de Gemeenschap van onderzoeksprojecten op het gebied van menselijke embryo's en menselijke embryonale stamcellen. Bepaalde onderzoeksterreinen, zoals activiteiten die gericht zijn op het reproductief klonen van mensen of het wijzigen van menselijk genetisch materiaal, komen niet in aanmerking voor financiering door de Gemeenschap. Daarnaast bevestigde de Commissie dat zij zal blijven vasthouden aan de huidige praktijk, en aan het regelgevend comité geen voorstellen zal voorleggen voor projecten die onderzoeksactiviteiten inhouden waarbij menselijke embryo's worden vernietigd, ook niet wanneer het daarbij gaat om het verkrijgen van stamcellen. Weliswaar wordt deze onderzoeksfase dus van financiering uitgesloten, maar de Gemeenschap zal wel de daaropvolgende onderzoeksfasen waarbij menselijke embryonale stamcellen betrokken zijn, financieren.

Het zevende kaderprogramma (EG) wordt uitgevoerd middels specifieke programma's, die overeenkomen met de belangrijkste thema's van het Europees onderzoeksbeleid:

"Samenwerking": betreffende onderzoek in coöperatief verband;

"Ideeën": dat de oprichting van een Europese Onderzoeksraad omvat;

"Mensen": voor menselijk potentieel; en

"Capaciteit": betreffende de potentiële onderzoekscapaciteiten van het midden- en kleinbedrijf (MKB) in de EU.

De tekst bevat ook een indicatieve verdeling van de middelen over de verschillende onderdelen:

in miljoen euro (lopende prijzen)

|Samenwerking                                              |32365       |
|Gezondheid                                                | 6050       |
|Voeding, landbouw en biotechnologie                       | 1935       |
|Informatie- en communicatietechnologieën;                 | 9110       |
|Nanowetenschappen, nanotechnologieën, materialen en nieuwe| 3500       |
|productietechnologieën                                    |            |
|Energie                                                   | 2300       |
|Milieu (inclusief klimaatverandering)                     | 1900       |
|Vervoer (inclusief luchtvaart)                            | 4180       |
|Sociaal-economische wetenschappen en geesteswetenschappen | 610        |
|Ruimtevaart                                               | 1430       |
|Veiligheid                                                | 1350       |
|Ideeën                                                    |7460        |
|Mensen                                                    |4728        |
|Capaciteit                                                |4217        |
|Onderzoeksinfrastructuur                                  |1850         |
|Onderzoek ten behoeve van het midden- en kleinbedrijf     |1336         |
|(MKB)                                                     |             |
|Kennisregio's                                             |126          |
|Onderzoekspotentieel                                      |370          |
|Wetenschap in de maatschappij:                            |280          |
|Samenhangende ontwikkeling van het onderzoeksbeleid       |70           |
|Internationale samenwerkingsactiviteiten                  |185          |
|Niet-nucleaire acties van het Gemeenschappelijk Centrum   |1751        |
|voor Onderzoek                                            |            |
|                                                          |            |
|TOTAAL                                                    |50521       |

- Euratom

De besprekingen over het zevende kaderprogramma (Euratom) spitsten zich toe op de wetenschappelijke prioriteiten van de activiteiten van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (GCO) van de EU, met name de nucleaire veiligheid. Het GCO zal meewerken aan de Europese bijdrage tot het "Generation IV"-initiatief, en die bijdrage coördineren. Het centrum zal uitsluitend bijdragen tot die onderdelen die de veiligheid en de veiligheidsaspecten van innovatieve splijtstofcycli kunnen verbeteren

Het ontwerp-programma voor Euratom valt uiteen in twee specifieke programma's: het eerste betreft onderzoek naar fusie-energie, kernsplijting en stralingsbescherming, en het tweede de acties van het GCO op het gebied van kernenergie. Voor het Euratom-programma wordt voor vijf jaar 2,7 miljard euro toegewezen. Een groot deel van de begroting is bestemd voor de financiering van het internationaal project voor onderzoek op het gebied van kernfusie-energie (ITER).


* * *

De specifieke programma's en de regels voor de deelname van ondernemingen, onderzoekscentra en universiteiten aan acties op grond van het zevende kaderprogramma vormen een integraal onderdeel van het wetgevingspakket van het kaderprogramma. De besluiten daarover worden in een later stadium genomen.

ANDERE GOEDGEKEURDE PUNTEN

INTERNE MARKT

Dienstenrichtlijn

De Raad heeft een gemeenschappelijk standpunt vastgesteld over een ontwerp- richtlijn betreffende diensten op de interne markt (10003/06 + ADD 1). Het gemeenschappelijk standpunt zal voor tweede lezing worden toegezonden aan het Europees Parlement in het kader van de medebeslissingsprocedure. De Belgische en de Litouwse delegatie onthielden zich bij de stemming.

Doel van het voorstel is de basis voor economische groei en werkgelegenheid in de EU te versterken en een echte interne markt voor diensten tot stand te brengen door de juridische en administratieve belemmeringen voor de ontwikkeling van dienstenactiviteiten weg te nemen, de rechten van consumenten als gebruikers van diensten te versterken en wettelijke verplichtingen voor de lidstaten te creëren met het oog op een doeltreffende administratieve samenwerking tussen de lidstaten.

Zie voor nadere bijzonderheden persmededeling 11688/06.

Vennootschapsrecht - Naamloze vennootschappen

De Raad heeft een richtlijn vastgesteld tot wijziging van Richtlijn 77/91/EEG. De richtlijn heeft tot doel het bijeenbrengen van kapitaal en het wijzigen van de eigendomsstructuur van het kapitaal van naamloze vennootschappen te vergemakkelijken en te vereenvoudigen (3608/06). De vaststelling van de richtlijn was mogelijk door een akkoord in eerste lezing met het Europees Parlement in het kader van de medebeslissingsprocedure.

Op grond van de richtlijn kunnen de lidstaten onder bepaalde voorwaarden ondernemingen ontslaan van specifieke informatieverplichtingen en wijzigingen in de eigendomsstructuur van het kapitaal vergemakkelijken. In de richtlijn worden voorts geharmoniseerde waarborgen voor schuldeisers in de context van een kapitaalvermindering vastgesteld.

De lidstaten moeten de nieuwe bepalingen binnen 18 maanden na de datum van inwerkingtreding van de richtlijn - 20 dagen na de bekendmaking van de richtlijn in het Publicatieblad - in nationaal recht omzetten.

Richtlijn 77/91/EEG - aangenomen in 1976 - dient ter coördinatie van nationale bepalingen die op de volgende gebieden op naamloze vennootschappen van toepassing zijn: de oprichting van vennootschappen, het ten minste vereiste aandelenkapitaal, uitkeringen aan aandeelhouders, kapitaalverhogingen en kapitaalverminderingen. De richtlijn bevat waarborgen voor de bescherming van de belangen van aandeelhouders en derden.

DOUANE-UNIE

Douanewetgeving Turkije - EU - uitbreiding van de EU

De Raad heeft een besluit aangenomen tot goedkeuring van een ontwerp- besluit van het Comité Douanesamenwerking EG-Turkije met het oog op de uitvoering van bepalingen van Besluit nr. 1/95 van de Associatieraad EG- Turkije inzake de uitvoering van de slotfase van de douane-unie.

Het ontwerp-besluit strekt tot wijziging van Besluit nr. 1/2001 van het Comité Douanesamenwerking EG-Turkije teneinde rekening te houden met de uitbreiding en met recente ontwikkelingen in de douanewetgeving van de Gemeenschap, alsmede teneinde het mogelijk te maken dat Turkije certificaten inzake goederenverkeer A.TR aanvaardt die in de EG, aan de hand van grensoverschrijdende vergunningen van toegelaten exporteurs, zijn afgegeven in een andere lidstaat dan de lidstaat van uitvoer.

LANDBOUW

Indelingsschema voor geslachte volwassen runderen

De Raad heeft een verordening aangenomen tot vaststelling van het communautaire indelingsschema voor geslachte volwassen runderen (gecodificeerde versie) (8445/06)

De verordening strekt tot codificatie en intrekking van Verordening (EEG) nr. 1208/81 en komt in de plaats van de verschillende besluiten die erin zijn verwerkt; hiertoe zijn de verschillende besluiten samengevoegd en alleen de formele wijzigingen aangebracht die voor de codificatie zelf zijn vereist.

VISSERIJ

Overeenkomst EU/Angola

De Raad heeft een verordening aangenomen houden opzegging van de overeenkomst van 1989 met Angola inzake de visserij voor de kust van Angola. Bepaalde voorschriften van de door de Angolese regering goedgekeurde wetgeving inzake biologische aquatische rijkdommen zijn namelijk onverenigbaar met de voorschriften van de Gemeenschap voor de visserij in de Angolese wateren (10902/06).

Volgens de nieuwe Angolese wet op de biologische aquatische rijkdommen moeten alle visserijactiviteiten worden uitgevoerd in associatie met Angolese ondernemingen en dient de vis als van oorsprong uit Angola te worden beschouwd. Voorts moeten alle vaartuigen van de EG worden uitgerust met een satellietvolgsysteem dat rechtstreeks is gekoppeld aan het Angolese centrum voor visserijcontrole.

Overeenkomstig de communautaire wetgeving kunnen de lidstaten van de EU aan vissers en reders die door de opzegging van de overeenkomst worden getroffen, voor de tijdelijke stillegging van activiteiten compensatie verlenen.

Het laatste aan de overeenkomst gehechte protocol tot vaststelling van de voor de periode van augustus 2002 tot augustus 2004 geldende vangstmogelijkheden voor demersale, pelagische en tonijnsoorten en de financiële tegenprestatie, zoals bedoeld in de Overeenkomst, is niet verlengd.

De Gemeenschap moet de opzegging uiterlijk 31 oktober 2007 ter kennis van Angola brengen, opdat de opzegging per 1 februari 2008 kan ingaan.

ENERGIE

Minimumvoorraden ruwe olie en/of aardolieproducten

De Raad heeft een richtlijn aangenomen houdende verplichting voor de lidstaten om minimumvoorraden ruwe aardolie en/of aardolieproducten in opslag te houden (gecodificeerde versie) (PE-CONS 6581/06)

De richtlijn strekt tot codificatie en intrekking van Richtlijn 68/414/EEG en komt in de plaats van de verschillende besluiten die erin zijn verwerkt; hiertoe zijn de verschillende besluiten samengevoegd en alleen de formele wijzigingen aangebracht die voor de codificatie zelf zijn vereist.

Trans-Europese netwerken in de energiesector*

De Raad heeft een beschikking aangenomen tot opstelling van richtsnoeren voor trans-Europese netwerken in de energiesector en daarbij alle amendementen goedgekeurd die het Europees Parlement in tweede lezing had aangenomen (3612/06, 11306/06 ADD1 + ADD2 en 8122/06). Deze amendementen weerspiegelen het compromis dat de twee instellingen in tweede lezing hebben bereikt.

De beschikking dient ter aanpassing van de in juni 2003 aangenomen richtsnoeren voor de trans-Europese netwerken in de energiesector, in het bijzonder met betrekking tot de nieuwe lidstaten, en moet de financiering mogelijk maken van projecten die voor de uitgebreide Unie van gemeenschappelijk belang zijn. De aangepaste richtsnoeren omvatten projecten die de integratie van de nieuwe lidstaten in de interne markt voor elektriciteit en gas zullen bevorderen. Ook wordt rekening gehouden met het feit dat moet worden voorzien in projecten betreffende de buurlanden.

In de beschikking worden de aard en de strekking van het beleid van de Gemeenschap op het gebied van trans-Europese energienetwerken omschreven en richtsnoeren gegeven omtrent de doelstellingen, de prioriteiten en de hoofdlijnen van het beleid op dat gebied. In de richtsnoeren worden de projecten van gemeenschappelijk belang, de prioritaire projecten en de projecten van Europees belang aangegeven.

Projecten van Europees belang zijn projecten die grensoverschrijdend zijn of die een aanzienlijk effect hebben op de grensoverschrijdende transmissiecapaciteit. Wanneer een dergelijk project aanzienlijke vertraging oploopt of moeilijkheden bij de uitvoering ondervindt, onder andere waar derde landen bij dat project zijn betrokken, kan de Commissie een Europees coördinator benoemen. Op verzoek van de betrokken lidstaten kan een Europees coördinator ook op andere projecten worden ingezet.

Met deze beschikking worden de Beschikkingen 96/391/EG en 1229/2003/EG ingetrokken.

AUDIOVISUEEL BELEID

Programma Media 2007

Nadat er overeenstemming was bereikt over het financiële kader van de EU voor 2007-2013, heeft de Raad een gemeenschappelijk standpunt vastgesteld met het oog op de aanneming van een programma ter ondersteuning van de Europese audiovisuele sector - Media 2007 (6233/06).

De tekst zal voor de tweede lezing aan het Europees Parlement worden toegezonden.

Het programma, waarin de huidige programma's Media Plus en Media Training worden gecombineerd, heeft tot doel de Europese audiovisuele sector te ondersteunen, teneinde de volgende doelstellingen te verwezenlijken:

de verscheidenheid van cultuur en taal en het cinematografische en audiovisuele erfgoed in Europa behouden en tot hun recht laten komen, het publiek toegang tot dit erfgoed geven en de interculturele dialoog bevorderen;

ervoor zorgen dat Europese audiovisuele werken binnen en buiten de Europese Unie een betere verspreiding krijgen en meer publiek trekken, onder andere door een grotere samenwerking tussen de actoren;

het concurrentievermogen van de Europese audiovisuele sector versterken op een open, concurrerende en werkgelegenheidsbevorderende Europese markt, onder andere door de betrekkingen tussen de professionele actoren in de audiovisuele sector te bevorderen.

Het totale budget voor het programma bedraagt 671 miljoen euro (tegen prijzen van 2004).

VERVOER

Rechten en verplichtingen van reizigers in het internationale treinverkeer

De Raad heeft een gemeenschappelijk standpunt vastgesteld met het oog op de aanneming van een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in het internationale treinverkeer (5892/06). In het kader van de medebeslissingsprocedure zal de tekst voor een tweede lezing aan het Europees Parlement worden toegezonden.

Met de ontwerp-verordening wordt beoogd de doeltreffendheid en de aantrekkelijkheid van het internationale reizigersvervoer per spoor te vergroten. De verordening is in de gehele Gemeenschap van toepassing op internationale reizen in het kader van binnenlandse en internationale diensten, die worden verstrekt door een of meer spoorwegondernemingen.

Om de samenhang tussen de Gemeenschapswetgeving en de internationale bepalingen te waarborgen, is het gemeenschappelijk standpunt verenigbaar met de COTIF/CIV-voorschriften (het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer en de bijlage daarbij, de Uniforme Regelen betreffende de overeenkomst van internationaal spoorwegvervoer van reizigers) betreffende vervoerovereenkomsten, aansprakelijkheid van spoorwegondernemingen voor reizigers en hun bagage, vertragingen, gemiste aansluitingen en het uitvallen van treinen. De relevante CIV-hoofdstukken zijn in een bijlage bij de verordening opgenomen.

Het toepassingsgebied van de ontwerp-verordening is ruimer dan dat van COTIF/CIV, omdat met name bepalingen zijn toegevoegd betreffende:

personen met verminderde mobiliteit (eveneens van toepassing op binnenlandse reizen in het kader van internationale diensten);

een minimale schadevergoeding bij vertraging (de minimumschadevergoeding voor vertragingen is - 25% van de prijs van het vervoerbewijs bij een vertraging van 60 tot 119 minuten en - 50% van de prijs van het vervoerbewijs bij een vertraging van 120 minuten of meer),

en omdat de verordening ook de invoering behelst van een geïntegreerd informatie- en boekingssysteem voor het internationale verkeer.

In het gemeenschappelijk standpunt van de Raad worden voorschriften vastgesteld betreffende:

de door spoorwegondernemingen te verstrekken informatie, de sluiting van vervoerovereenkomsten, de afgifte van vervoerbewijzen, en de invoering van een geautomatiseerd informatie- en boekingssysteem voor het spoorwegvervoer;

de aansprakelijkheid en de verzekeringsverplichtingen van spoorwegondernemingen ten aanzien van reizigers en hun bagage;

minimumverplichtingen van spoorwegondernemingen ten aanzien van de reizigers in geval van vertraging, gemiste aansluitingen en uitval;

de bescherming van en de bijstand aan per spoor reizende personen met verminderde mobiliteit;

de definitie van en het toezicht op dienstkwaliteitsnormen voor internationale diensten, de beheersing van risico's voor de persoonlijke veiligheid van de reizigers en de behandeling van klachten;

algemene voorschriften inzake handhaving.

Bevoegdheidsbewijs van machinisten

De Raad heeft een gemeenschappelijk standpunt aangenomen over een richtlijn inzake het bevoegdheidsbewijs van machinisten die locomotieven en treinen op het spoorwegnet van de Gemeenschap besturen (doc. 5893/06). In het kader van de medebeslissingsprocedure zal de tekst voor een tweede lezing aan het Europees Parlement worden toegezonden.

Het gemeenschappelijk standpunt stelt de voorwaarden en procedures vast voor de bevoegdverklaring van treinbestuurders die locomotieven en treinen van het spoorwegsysteem in de Gemeenschap besturen. Hierin worden de taken vastgesteld voor de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, treinbestuurders en andere actoren in de sector, met name spoorwegondernemingen, infrastructuurbeheerders en opleidingscentra.

Bovendien bevat het voorstel minimumvereisten voor de lichamelijke en geestelijke geschiktheid, verplichte periodieke controles en een beschrijving van de vaardigheden waarover een treinbestuurder moet beschikken.

De ontwerp-richtlijn zal alleen van toepassing zijn op treinbestuurders. Ander treinpersoneel aan boord van locomotieven en treinen dat rechtstreeks of onrechtstreeks aan het besturen en/of andere voor de veiligheid essentiële taken deelneemt, valt er niet onder. Tevens bevat de ontwerp- richtlijn een specifieke procedure om nationale treinbestuurders die alleen binnen de grenzen van de lidstaten werkzaam zijn, tijdelijk buiten het toepassingsgebied van deze ontwerp-richtlijn te laten vallen.

In de praktijk zijn voor certificering de volgende documenten nodig:

een algemene vergunning betreffende de algemene vaardigheden en kennis die essentieel zijn voor het beroep;

een bevoegdverklaring - die een aanvulling vormt op de vergunning - waarin wordt aangegeven voor welke specifieke infrastructuur of rollend materieel de bestuurder bevoegd is.

De vergunning wordt afgegeven door een nationale autoriteit (met de mogelijkheid om een en ander onder bepaalde voorwaarden te delegeren), de bevoegdverklaring door de spoorwegonderneming of de infrastructuurbeheerder die de bestuurder in dienst heeft.

Statistiek van het goederenvervoer over de binnenwateren

De Raad heeft een verordening aangenomen tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor het maken van communautaire statistieken van het vervoer over de binnenwateren (PE-CONS 3603/06).

Bij de verordening wordt met ingang van 1 januari 2007 Richtlijn 80/1119/EEG van de Raad van 17 november 1980 betreffende de statistische registratie van het goederenvervoer over de binnenwateren, die niet meer voldoet aan de huidige behoeften op dit gebied, vervangen en ingetrokken.

Het is om onderstaande redenen van belang dat er kwalitatief goede statistieken over vervoer over binnenwateren worden verzameld:

ontwikkeling en monitoring van communautaire acties, ook op kwartaalbasis, ter bevordering van vervoer over binnenwateren, zoals uiteengezet in het Witboek,

evaluatie van het effect van investeringen in de infrastructuur van de binnenwateren,

deelname van schepen in buitenlandse eigendom aan nationale vervoersaangelegenheden,

harmonisatie met andere internationale gegevensvergaring, en

vermindering van de werklast voor de landen die verslag uitbrengen en voor Eurostat.

Het rechtsgevolg van deze verordening blijft beperkt tot de lidstaten waar vervoer over binnenwateren plaatsvindt.

Toegang tot de spoorwegmarkt

De Raad heeft een gemeenschappelijk standpunt vastgesteld over een richtlijn betreffende het openstellen van de markt voor internationaal passagiersvervoer per spoor (5895/06). De Hongaarse en de Luxemburgse delegatie onthielden zich bij de stemming. De tekst zal worden toegezonden aan het Europees Parlement voor een tweede lezing in het kader van de medebeslissingsprocedure.

De ontwerp-richtlijn is een onderdeel van het derde spoorwegpakket , dat de Commissie in maart 2004 heeft ingediend om het vervoer per spoor concurrerender en aantrekkelijker te maken.

Het gemeenschappelijk standpunt voorziet in de openstelling van de markt voor internationaal personenvervoer per spoor in 2010, en omvat het recht voor internationale treinen om cabotage te verrichten, dat wil zeggen dat ze passagiers mogen vervoeren tussen stations in dezelfde lidstaat. Om te voorkomen dat de openstelling van de markt voor internationale spoorpassagiers resulteert in openstelling van de nationale markt, wordt in het gemeenschappelijk standpunt gesteld dat het recht van toegang alleen geldt voor de internationale diensten die "in hoofdzaak zijn bedoeld" om passagiers te vervoeren tussen stations in verschillende lidstaten.

De Raad heeft een evenwicht gevonden tussen, enerzijds, openstelling van de markt en, anderzijds, bescherming van het openbaar vervoer. Met dit evenwicht heeft de Raad drie nieuwe elementen toegevoegd aan het voorstel van de Commissie:

een procedure om te bepalen of toegang tot een internationale passagiersvervoerdienst per spoor het zogenoemde economische evenwicht van het openbaar vervoer in gevaar brengt.

een verduidelijking van de nadere bepalingen met betrekking tot het verlenen van het recht op toegang, en een belangrijke bepaling is dat de lidstaten een heffing kunnen toepassen op internationaal passagiersvervoer per spoor,

een clausule waarin staat dat lidstaten die hun markt hebben opengesteld voor internationaal passagiersvervoer per spoor, de toegang kunnen verbieden aan ondernemingen uit lidstaten waarvan de markten nog gesloten zijn.

ONDERWIJS

"Programma "Jeugd in actie" voor de periode 2007 - 2013 *

Nadat er overeenstemming was bereikt over het financiële kader van de EU voor 2007-2013, heeft de Raad een gemeenschappelijk standpunt vastgesteld met het oog op de aanneming van een besluit tot vaststelling van het programma "Jeugd in Actie" voor de periode 2007-2013 (6236/06 en 11293/06 ADD1). De tekst zal worden toegezonden aan het Europees Parlement voor een tweede lezing in het kader van de medebeslissingsprocedure.

"Jeugd in actie", de opvolger van het huidige "JEUGD"-programma, wil jongeren in de 31 deelnemende landen kansen aanreiken voor groepsuitwisselingen en vrijwilligerswerk, en wil een reeks activiteiten steunen en samenwerking op het gebied van de jeugd intensiveren.

De belangrijkste doelstellingen van het programma zijn:

bevordering van het actief burgerschap van jongeren in het algemeen en van hun Europees burgerschap in het bijzonder;

ontwikkeling van de solidariteit en bevordering van de verdraagzaamheid onder jongeren, vooral met het oog op de versterking van de sociale samenhang van de EU;

stimulering van het wederzijds begrip tussen jongeren in verschillende landen;

bijdragen tot de ontwikkeling van de kwaliteit van de systemen ter ondersteuning van de activiteiten van jongeren en van de capaciteit van de maatschappelijke organisaties op jeugdgebied;

stimulering van de Europese samenwerking op jeugdgebied.

Het totale budget voor het programma bedraagt 785 miljoen euro (tegen prijzen van 2004).

Programma levenslang leren voor 2007-2013 *

Nadat er overeenstemming was bereikt over het financiële kader van de EU voor 2007-2013, heeft de Raad een gemeenschappelijk standpunt vastgesteld met het oog op de aanneming van een besluit tot vaststelling van een actieprogramma op het gebied van levenslang leren, dat ertoe strekt financiële steun te bieden aan de Europese onderwijssector in de periode 2007-2013 (6237/06 en 11295/06 ADD1).

De tekst zal worden toegezonden aan het Europees Parlement voor een tweede lezing in het kader van de medebeslissingsprocedure.

Het nieuwe programma is de opvolger van de bestaande programma's Socrates, Leonardo da Vinci, e-leren en aanverwante programma's, die eind 2006 aflopen. Het omvat vier subprogramma's die reeds deel uitmaken van het huidige Socrates-programma: Comenius (schoolonderwijs); Erasmus (hoger onderwijs); Leonardo da Vinci, (beroepsonderwijs en -opleiding); Grundtvig (volwassenenonderwijs). Het zal ook een "transversaal" programma omvatten met vier kernactiviteiten (beleidsvraagstukken, het leren van talen, vernieuwende benaderingen en verspreiding van projectresultaten), naast een Jean Monnet-programma ter ondersteuning van activiteiten op het gebied van Europese integratie en Europese instellingen en verenigingen. Eén enkel programma moet grotere synergieën tussen de verschillende actieterreinen, alsook beter samenhangende, gestroomlijnde en efficiënte acties mogelijk maken.

Doel van het nieuwe programma is om door middel van levenslang leren bij te dragen aan de ontwikkeling van de Gemeenschap als een geavanceerde samenleving in de context van de strategische doelstellingen van Lissabon, en tegelijkertijd de individuele burger een Europese meerwaarde te geven door interactie, samenwerking en mobiliteit tussen onderwijs- en opleidingsstelsels binnen de Gemeenschap te stimuleren.

Het totale budget voor het programma bedraagt 6,2 miljard euro (tegen prijzen van 2004).

BENOEMINGEN

Communautair Bureau voor Plantenrassen - verlenging van de ambtstermijn van de voorzitter

De Raad heeft op basis van een Commissievoorstel besloten de ambtstermijn van de voorzitter van het Communautair Bureau voor Plantenrassen, de heer Bart KIEWIET, met nog eens vijf jaar te verlengen met ingang van 1 augustus 2006.


---
Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 91/440/EEG van de Raad betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschap, en van Richtlijn 2001/14/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur.
Dit wetgevingspakket omvat vier voorstellen. Naast het bovengenoemde voorstel (7147/04) behelzen de 3 andere wetgevingsvoorstellen:


- een verordening betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in het internationale treinverkeer (doc. 7149/04);


- een verordening over kwaliteitseisen voor diensten op het gebied van goederenvervoer per spoor (doc. 7150/04);


- een richtlijn inzake de certificering van het treinpersoneel belast met de besturing van locomotieven en treinen op het spoorwegnet van de Gemeenschap (doc. 7148/04).