Raad van State


Uitspraak Bouwvergunning biologische champignonkwekerij Zuilichem

Zaaknummer: 200509717/1
Publicatie datum: woensdag 2 augustus 2006
Tegen: het college van burgemeester en wethouders van Zaltbommel Proceduresoort: Hoger beroep
Rechtsgebied: Kamer 3 - Hoger Beroep - Bouwzaken

200509717/1.
Datum uitspraak: 2 augustus 2006

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

, wonend te ,

tegen de uitspraak in zaak no. AWB 05/2792 EN AWB 05/3198 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem van 21 september 2005 in het geding tussen:

appellante

en

het college van burgemeester en wethouders van Zaltbommel.


1. Procesverloop

Bij besluit van 7 februari 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Zaltbommel (hierna: het college), met toepassing van een op 19 januari 2005 verleende vrijstelling, aan de bouwvergunning verleend voor het oprichten van een biologische champignonkwekerij met kantoor op het perceel kadastraal bekend , sectie , nr. , plaatselijk bekend te (hierna: het perceel).

Bij besluit van 23 juni 2005 heeft het college het daartegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 21 september 2005, verzonden op 17 oktober 2005, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem (hierna: de voorzieningenrechter), voor zover thans van belang, het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft appellante bij faxbericht van 25 november 2005, bij de Raad van State ingekomen op 25 november 2005, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

Bij brief van 18 januari 2006 heeft het college van antwoord gediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 juli 2006, waar appellante, vertegenwoordigd door ing. H.W. Ebbers, en het college, vertegenwoordigd door P.L.F. Bassa, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn als partij gehoord het college van gedeputeerde staten van Gelderland, vertegenwoordigd door P.G.A.L. Evers, ambtenaar van de provincie, en vergunninghouder, vertegenwoordigd door en .


2. Overwegingen

2.1. Het bouwplan voorziet in de oprichting van een biologische champignonkwekerij met kantoor, zulks in het kader van de gefaseerde verplaatsing en uitbreiding van een bestaande champignonkwekerij in Nieuwaal naar het perceel.

2.2. Appellante betoogt dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat het besluit van 18 mei 2004 van het college van gedeputeerde staten van Gelderland (hierna: gedeputeerde staten), waarbij de vereiste verklaring van geen bezwaar is verleend, in strijd is met het Streekplan Gelderland 1996, omdat de openheid van het gebied wordt aangetast.

2.2.1. Het perceel behoort tot gebiedscategorie "Landelijk Gebied D" van het Streekplan Gelderland 1996, dat gold ten tijde van de verlening van de verklaring van geen bezwaar. In deze gebiedscategorie is de landbouw richtinggevend. Daarbij is onder meer vermeld dat aan nieuwe bedrijven planologisch ruimte wordt geboden en dat in gebieden met waardevolle openheid het open karakter zoveel mogelijk dient te worden behouden. Niet is gebleken dat het gebied een bijzondere status heeft wat betreft openheid.

Gedeputeerde staten hebben het komgebied waarin het perceel is gelegen vanwege de reeds bestaande bebouwing niet zodanig waardevol geacht dat geen ruimte kan worden geboden aan het bouwplan. Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat het gebied, anders dan gedeputeerde staten stellen, over een waardevolle openheid beschikt die dient te worden behouden, zodat de verklaring van geen bezwaar in zoverre niet in strijd is met het Streekplan Gelderland 1996. Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat gedeputeerde staten aan de openheid van het gebied onvoldoende gewicht hebben toegekend.

2.3. Appellante betoogt voorts dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat het gemeentelijke beleid is gericht op concentratie van champignonbedrijven en dat het college onvoldoende heeft onderzocht of de onderhavige champignonkwekerij kan worden gevestigd in een concentratiegebied.

2.4. Op 11 december 2003 heeft de gemeenteraad van Zaltbommel het Regionaal Plan Bommelerwaard vastgesteld. Dit gezamenlijke plan van de gemeente Zaltbommel en Maasdriel behelst een concentratiebeleid voor glastuinbouw en champignonkwekerijen. In dit geval is het college van dat beleid afgeweken, omdat het een biologische champignonkwekerij betreft die gevoelig is voor besmettingen van nabij gelegen champignonkwekerijen.

2.4.1. Blijkens een brief van 19 april 2005 van de Plant Sciences Group aan vergunninghouder is de teelt van champignons erg gevoelig voor infecties van ziekten en plagen afkomstig van het eigen bedrijf of van bedrijven in de omgeving. De infectiedruk is volgens de brief hoger als er in de nabije omgeving meer champignonteeltbedrijven gevestigd zijn. Omdat in de biologische teelt het gebruik van ontsmettings- en gewasbeschermingsmiddelen niet is toegestaan, is een lage infectiedruk vanuit de omgeving volgens de Plant Sciences Group van extra belang.

2.4.2. Appellante heeft ter zitting bevestigd dat zij niet betwist dat een biologische champignonkwekerij extra gevoelig is voor besmettingsgevaar. Gelet voorts op de brief van Plant Sciences Group heeft de voorzieningenrechter terecht geoordeeld dat genoegzaam aannemelijk is geworden dat een biologische champignonkwekerij solitair gevestigd dient te worden. Het college heeft in zoverre in redelijkheid kunnen afwijken van het gevoerde concentratiebeleid.

2.4.3. Dat in voormelde brief op grond van door vergunninghouder verstrekte informatie ervan is uitgegaan dat binnen een straal van 1 km van het perceel geen andere champignonbedrijven zijn gevestigd doch, naar appellante heeft gesteld, de afstand tot het dichtstbijzijnde concentratiegebied 780 meter bedraagt, kan aan het voorgaande niet afdoen. Voorts bestaat geen grond voor het oordeel dat het college zich niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat gelet op de ligging van het perceel ten opzichte van het concentratiegebied en de in het algemeen heersende windrichting een afstand van 780 meter ontoereikend is.

2.5. Appellante betoogt ten slotte dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat op geen enkele wijze is gewaarborgd dat de bestaande vestiging van vergunninghouder in Nieuwaal zal worden beëindigd.

2.6. Volgens de ruimtelijke onderbouwing die aan de vrijstelling ten grondslag ligt, worden op het perceel zes champignoncellen gerealiseerd. Het is de bedoeling dat het bedrijf op het perceel na ongeveer vijf jaar met nog eens zes cellen uitbreidt, waarna de bedrijfslocatie in Nieuwaal, die thans bestaat uit elf cellen, wordt verlaten. Hierdoor zal het aantal verkeersbewegingen door de kern van Nieuwaal ten gevolge van het bedrijf met ongeveer 90% afnemen.

In een brief van 19 april 2005 heeft vergunninghouder laten weten dat op termijn alle activiteiten zullen overgaan naar het perceel en dat het onwenselijk is als activiteiten plaatsvinden op twee locaties. Uit het verhandelde ter zitting is voorts gebleken dat alle logistieke werkzaamheden inmiddels zijn verplaatst naar de nieuwe locatie en dat op de oude locatie in Nieuwaal alleen nog maar voorzieningen aanwezig zijn voor het kweken van biologische champignons.

Gelet hierop is de Afdeling met de voorzieningenrechter van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het bedrijf op termijn geheel zal worden verplaatst.

2.7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.


3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, Voorzitter, en mr. R. van der Spoel en dr. K.J.M. Mortelmans, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld, ambtenaar van Staat.

w.g. Van Ettekoven w.g. Langeveld
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 2 augustus 2006

410.