Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

ons kenmerk : VD. 2006/2152
datum : 02-08-2006
onderwerp : Maatregelen aantreffen milde variant vogelgriep bijlagen :

Geachte Voorzitter,

Met deze brief informeer ik u over de getroffen maatregelen als gevolg van een ernstige verdenking van een pluimveebesmetting met de laagpathogene (milde) variant van het Aviaire Influenza (AI) virus.

Resultaat reguliere monitoring
In het kader van het reguliere monitoringsprogramma op laagpathogeen AI, is op 20 juli 2006 een pluimveevermeerderingsbedrijf in Voorthuizen bemonsterd. Eén van de bloedmonsters bleek bij onderzoek antilichamen aan te geven van de AI-variant H7. Daarop heeft een specialistenteam van de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) op 26 juli 2006 het bedrijf aanvullend onderzocht en bemonsterd. De PCR-test (Polymerase Chain Reaction) bleek op dit bedrijf echter negatief te scoren en daarmee kon er dus geen virusmateriaal worden aangetoond. Het bedrijf is opnieuw bemonsterd en blijft voorlopig geblokkeerd.

Naar aanleiding van de serologisch positieve uitkomst zijn direct de pluimveebedrijven (vijf in getal) in de één kilometerzone gescreend. Op 1 augustus 2006 is middels de PCR-testmethode bevestigd dat pluimvee op één van deze vijf bedrijven ernstig verdacht wordt van een besmetting met de laagpathogene (milde) H7-variant van het vogelgriepvirus. Het gaat hier om een bedrijf met directe contacten met het bedrijf dat in het bloedonderzoekantilichamen aangaf. Bij de andere bedrijven geven bloedonderzoeken resultaten aan dat het laagpathogene virus nog op één of enkele plaatsen aanwezig zou kunnen zijn geweest.

Nog geen uitbraak
Er is momenteel dus sprake van een 'ernstige verdenking', omdat er nog geen levend virus is aangetroffen. Daarmee is er formeel nog geen sprake van een (laagpathogene) uitbraak. Verder onderzoek moet nog aantonen om welke N-variant van het AI-virus het gaat. Ook is nog niet duidelijk of het gaat om een virusinfectie die zich aan het ontwikkelen is of een infectie die zich in een eindfase bevindt. Van laagpathogene AI-virussen is overigens bekend dat zij in een pluimveestapel vaak zonder veel klinische verschijnselen kunnen heersen en dat zij relatief weinig uitval veroorzaken.

Stevige aanpak
Evenwel heb ik om een aantal redenen besloten om nu te kiezen voor een stevige aanpak die kan worden versoepeld zodra het blijkt mee te vallen. In de eerste plaats omdat het laagpathogene virus kan muteren tot de hoogpathogene variant. In de tweede plaats omdat het laagpathogeen verdachte bedrijf in de Gelderse Vallei is gelegen, een gebied met een hoge pluimveedichtheid. In de derde plaats omdat er nu nog te weinig zicht is op een mogelijke verspreiding van het laagpathogene virus. Dit virus kan zich ongemerkt verspreid hebben.

Conform het beleid in de onlangs aangenomen nieuwe richtlijn van de Europese Unie voor laagpathogeen AI (in werking te treden in 2007) is het ernstig verdachte besmette bedrijf geruimd. Het gaat hier om een bedrijf met circa 25.000 jonge kippen bestemd voor de opfok. De VWA heeft verder contactbedrijven van het betrokken bedrijf, gelegen buiten de drie kilometerzone, in Lunteren en Kootwijkerbroek, bezocht en bemonsterd. Resultaten daarvan worden de komende dagen verwacht.

Als vervolgstap heb ik met ingang van 1 augustus 2006 een drie kilometerzone ingesteld om het te ruimen bedrijf, waarbinnen alle pluimveebedrijven zullen worden gescreend en waar beperkende maatregelen zullen gaan gelden. Het gaat daarbij in een praktisch en handhaafbaar afgebakend drie kilometergebied om een vervoersverbod voor pluimvee, levende vogels, broed- en consumptie-eieren, strooisel en mest naar, binnen en uit dat gebied. Ook zoogdieren mogen niet worden vervoerd als ze afkomstig zijn van pluimveebedrijven of gemengde bedrijven met pluimvee.

Het vervoersverbod gaat vergezeld van een mogelijkheid tot ontheffing voor die transporten waarvoor geen veterinaire risico's bestaan, zodat eventuele bedrijfseconomische schade of welzijnsproblemen als gevolg van de beperkingen zoveel mogelijk worden voorkomen. Dat laatste kan bijvoorbeeld het geval zijn bij de afvoer van ééndagskuikens. Een andere mogelijkheid is bijvoorbeeld een eierpakstation op een industrieterrein, dat dan uitsluitend eieren van buiten het gebied verpakt, toe te staan de bedrijfsvoering voort te zetten. Aan de ontheffingsmogelijkheid kunnen voorwaarden worden verbonden en er zal uiteraard een strikt hygiëneprotocol aan gekoppeld worden.

De beperkende maatregelen in het gebied zullen van kracht blijven tot er 21 dagen verstreken zijn na de ruiming en ontsmetting van het ernstig verdachte bedrijf. De vervoersbeperkingen kunnen binnen deze periode wel versoepeld worden als uit de screening blijkt dat het risico kleiner is dan waar nu rekening mee moet worden gehouden. Omdat er een kleine 70 pluimveebedrijven in de drie kilometerzone zijn gevestigd, kan het een paar weken duren voor alle screeningsuitslagen definitief zijn.

Aandacht zal ook worden besteed aan de mest die aanwezig is op mogelijk besmette bedrijven, zodanig dat dit geen bron van nieuwe besmetting kan opleveren.

Overleg met bedrijfsleven
Op 1 augustus 2006 is het bedrijfsleven geïnformeerd over de situatie en de voorgestelde maatregelen. Het bedrijfsleven kon zich er in vinden en onderstreepte het belang van ontheffingsmaatwerk, gegeven dat het om een laagpathogene infectie gaat.

Advies Groep van Deskundigen AI
De Groep van Deskundigen AI zal zich op 2 augustus 2006 over de actuele situatie buigen en adviseren over het vervolg van de aanpak.

Exportaspecten
De landbouwraden in het buitenland zijn geïnformeerd over de situatie en zullen gericht actie ondernemen om eventuele exportbelemmeringen zoveel mogelijk te voorkomen.

Volksgezondheidsaspecten
Alhoewel de gezondheidsrisico's bij deze laagpathogene variant volgens de huidige medische inzichten en draaiboeken/protocollen verwaarloosbaar klein zijn, is in overleg met het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) toch besloten om op dit ogenblik aan de medewerkers die met mogelijk besmette dieren moeten werken (ruimingspersoneel, dierenartsen etc.) virusremmers (Tamiflu) te verstrekken indien men dat wenst. Tamiflu zal ook ter beschikking worden gesteld aan de houders van besmette dieren. De verstrekking van Tamiflu gebeurt onder begeleiding van de GGD. De Tamiflu worden om niet beschikbaar gesteld door VWS uit de rijksvoorraad antivirale middelen die eerder zijn aangeschaft. VWS zal het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) verzoeken het beleid voor Tamiflu-verstrekking in situaties van laag pathogene varianten te evalueren, met inachtneming van de voortgang in wetenschappelijke kringen in binnen- en buitenland. Zonodig zullen vervolgens de draaiboeken/protocollen op dit punt worden aangepast en zal hierover worden gecommuniceerd met alle betrokkenen bij ruimingen in de toekomst.

De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,

dr. C.P. Veerman