De Voorzitter van de Eerste Kamer Postbus 90801
der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag
Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 22 Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33
www.szw.nlPostbus 90801
2513AA22
2509 LV Den Haag
Anna van Hannoverstraat 4
Telefoon (070) 333 44 44
Fax (070) 333 40 33
Contactpersoon Ons kenmerk UB/K/2006/60083
Doorkiesnummer Datum 24 juli 2006
Onderwerp
Tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel wijziging WW-stelsel in uw Kamer op
20 juni jl. heb ik toegezegd uw Kamer vóór 20 juli, na overleg met CWI en UWV, te
informeren over de begeleiding van oudere werklozen, de feitelijke inspanningen ten behoeve
van hun werkhervatting en de informatie die genoemde organisaties verstrekken over de
mogelijkheden van vrijwilligerswerk. Toegezegd is eveneens dat in mijn brief aan uw Kamer
de vraag van mevrouw Swenker (VVD) zal worden beantwoord naar het effect van de
vergrijzing op werkhervattingskans en het aandeel van ouderen in het WW-volume. Met deze
brief doe ik mijn toezeggingen gestand.
Allereerst wil ik ingaan op de vraag wat UWV en CWI doen voor oudere werklozen.
Voor zowel UWV als CWI geldt het algemene uitgangspunt dat ouderen dezelfde
dienstverlening krijgen als overige werklozen. Maatwerk (op maat toegesneden
dienstverlening) dus. Dit kan van werkzoekende tot werkzoekende verschillen; bij ouderen is
dat niet anders. Hierna ga ik per organisatie nader in op de specifieke dienstverlening en
ervaringen met oudere werkzoekenden.
Gemiddeld heeft CWI voor iedere werkzoekende die zich laat inschrijven capaciteit voor drie
uur dienstverlening. Dat geldt ook voor ouderen. Naast de reguliere dienstverlening zijn
specifiek voor ouderen eventueel workshops interessant, al dan niet in combinatie met
sollicitatietrainingen. Voor specifieke categorieën zijn er mogelijkheden om als zelfstandige te
starten. In samenwerking met de uitkeringsinstanties zijn op een aantal
locaties projecten opgezet waarbinnen werkzoekenden daarin worden begeleid. Ouderen die
niet zo goed weten waar hun competenties liggen kunnen via de competentietestcentra van
CWI meer inzicht krijgen in hun competenties en op basis van resultaten van
testen gericht worden geadviseerd over reële beroepsmogelijkheden.
De mogelijkheden om in te stromen zijn voor ouderen geringer dan jongeren. Vooroordelen bij
werkgevers en de eigen verwachting van de oudere werkzoekende over zijn kansen op de
arbeidsmarkt spelen daarbij een rol. De begeleiding die CWI geeft is daarom intensiever en
langduriger dan voor andere categorieën van werkzoekenden. De aantrekkende arbeidsmarkt
(meer vacatures) zal overigens voor deze categorie wel weer meer mogelijkheden gaan
bieden.
Ons kenmerk UB/K/2006/60083
Voor informatie over de voorwaarden waaronder vrijwilligerswerk in combinatie met een
uitkering mogelijk is, wordt, als CWI niet zelf over de informatie beschikt, doorverwezen naar
het UWV of de gemeente.
Bij UWV heeft de oudere werkloze de speciale aandacht. Als gevolg van de huidige
maatschappelijke ontwikkelingen (vergrijzing, frictiewerkloosheid) is er steeds meer aandacht
voor de reïntegratie van de oudere werkloze. Een voorbeeld hiervan is de pilot "Eigen werk" in
Amsterdam, waar de 45+ (als expert in hun vak) gestimuleerd worden om te starten met een
eigen bedrijf . Op basis van de uitkomsten van deze pilot wordt gekeken of dit ook in andere
regio's kan worden toegepast.
In het algemeen geldt dat UWV maatwerkaanpak hanteert in de dienstverlening. De ouderen
die een intensieve begeleiding door de reïntegratiecoach of een reïntegratietraject nodig
hebben, kunnen die in het kader van deze maatwerkbenadering krijgen.
UWV besteedt de ouderen (ouder dan 50 jaar) als aparte doelgroep aan. Dit betekent dat
ouderen die een reïntegratietraject gaan volgen, bij een reïntegratiebedrijf terecht komen dat
zich gespecialiseerd heeft in ouderen. De maatregelen die recent zijn genomen om het
zelfstandig ondernemerschap vanuit de WW-uitkering te stimuleren (waardoor werklozen met
behoud van uitkering en vrijstelling van sollicitatieplicht gedurende 6 maanden kunnen
investeren in een eigen onderneming en de herlevingsmogelijkheden in de WW bij beëindiging
van zelfstandig ondernemerschap zijn verruimd) zullen naar verwachting ook zeker aan
ouderen ten goede komen, omdat blijkt dat juist ook ouderen als ondernemer aan de slag
komen.
Wat betreft de informatie die UWV verstrekt over de mogelijkheden voor vrijwilligerswerk
kan ik het volgende zeggen. De reïntegratiecoach WW informeert de cliënt over de
mogelijkheden van vrijwilligerswerk. Bij een (positief beoordeeld) verzoek van de klant om
vrijwilligerswerk te mogen verrichten vindt binnen vijf werkdagen een gesprek plaats tussen
de reïntegratiecoach en de klant, waarin deze wordt geïnformeerd. Als de klant al
daadwerkelijk vrijwilligerswerk heeft gevonden dan adviseert de reïntegratiecoach WW de
klant over de zaken die hij/ zij met de werkgever moet regelen. Als de klant nog geen
vrijwilligerswerk heeft gevonden dan adviseert de reïntegratiecoach de klant bij het zoeken en
vinden hiervan. Verder is er een brochure "Wat zijn mijn rechten en plichten bij een WW-
uitkering", waarin informatie over vrijwilligerswerk is opgenomen, die óók op de CWI
vestigingen ligt en aan de cliënt kan worden uitgereikt. Op de website van UWV staat
informatie over "Uw rechten en plichten" en "Vrijwilligerswerk doen".
Een steekproef bij enkele reïntegratiecoaches in de regio's Noord en Zuid Oost wijst uit dat zij
cliënten uitgebreid informeren omtrent de mogelijkheid van vrijwilligerswerk.
Ten slotte ga ik in op de vraag van mevrouw Swenker naar het effect van de vergrijzing op
werkhervattingskans en het aandeel van ouderen in het WW-volume .
---
Ons kenmerk UB/K/2006/60083
Tabel 1. Ontwikkeling arbeidsmarkt
2003 2004 2005 2003 2004 2005
totaal 55-64 jaar
Netto-participatiegraad (banen van > 12 uur) 64,2% 63,3% 63,2% 38,0% 39,2% 39,7%
(bron CBS)
Werkloze beroepsbevolking (x 1000) 399 479 483 27 38 48
Werkloosheidspercentage 5,4% 6,5% 6,5% 3,9% 4,9% 5,8%
(bron CBS)
Aantal lopende WW-uitkeringen (* 1000) 280 322 307 71 76 81
Aandeel 55-plus in de WW
(bron UWV) 25% 24% 26%
Instroom WW (=aantal nieuwe WW-uitkeringen 419 426 378 36 37 34
*1000)
Idem per 100 verzekerden 6,1 6,2 5,5 5,8 5,6 4,9
(bron UWV)
Uitstroom WW (=aantal beëindigde uitkeringen*1000) 343 384 392 33 36 35
Uitstroomkans1 55% 54% 57% 34% 34% 33%
(bron UWV)
Duur WW-uitkering (in maanden)
(bron UWV) 9 10 11 33 28 28
Aantal werkhervattingen vanuit de WW (*1000) 177 203 206 8 9 12
aandeel werkhervattingen in de uitstroom 52% 53% 53% 23% 26% 33%
(bron UWV)
1 De uitstroomkans is gedefinieerd als het aantal beëindigingen in de verslagperiode gedeeld door de som van het aantal
lopende uitkeringen ultimo vorig jaar en het aantal nieuwe uitkeringen in de verslagperiode (*100%)
Voor wat betreft gegevens over arbeidsparticipatie en werkloosheid zijn de cijfers van het CBS leidend voor SZW (en CPB). Voor
wat betreft volumegegevens over WW-uitkeringen zijn de cijfers van het UWV leidend voor SZW
In de afgelopen jaren heeft de arbeidsparticipatie van ouderen (55-64 jaar) zich relatief gunstig
ontwikkeld ten opzichte van de totale potentiële beroepsbevolking. Het
werkloosheidspercentage van ouderen heeft zich relatief wat ongunstiger ontwikkeld. We zien
dat het werkloosheidspercentage van ouderen, dat van oudsher op een lager niveau lag dan
gemiddeld, in de afgelopen jaren is toegegroeid naar het gemiddelde werkloosheidspercentage
van de totale beroepsbevolking. De ontwikkeling in de arbeidsparticipatie respectievelijk het
werkloosheidspercentage van ouderen is mede het gevolg van ontwikkelingen die zich hebben
voorgedaan in de versobering c.q. afschaffing van financieel gunstige uittreed en-
afvloeiingsregelingen.
De ontwikkeling in het werkloosheidspercentage zien we echter slechts in geringere mate terug
bij de ontwikkeling van het aantal lopende WW-uitkeringen. Dit fenomeen laat zich voor een
deel verklaren door het actievere zoekgedrag van oudere WW-uitkeringsgerechtigden. Sinds
de herinvoering van de sollicitatieplicht voor ouderen per 1-1-2004 dienen zij actief te zoeken.
Voor zover ze nog niet actief zochten leidt deze beleidswijziging dus tot een stijging van de
werkloosheid. Alleen actief zoekende werklozen worden namelijk meegerekend in de
werkloosheidsdefinitie van het CBS.
---
Ons kenmerk UB/K/2006/60083
De tabel laat zien dat de instroomkans in de WW na een aantal jaren lang te zijn toegenomen
in 2005 voor het eerst weer is gedaald (van 6,1% in 2004 naar 5,5% in 2005). Dit geldt tevens
voor de groep WW'ers ouder dan 55 jaar (afname van 5,6% in 2004 naar 4,9% in 2005). Van
oudsher ligt de instroomkans van 55-plussers onder de gemiddelde instroomkans en daarin is
de afgelopen jaren dus nauwelijks iets veranderd.
Het aantal beëindigingen neemt sinds 2003 toe. In 2005 werden in totaal bijna 392 duizend
WW-uitkeringen beëindigd, waarvan 37 duizend van 55-plussers. De uitstroomkans van 55-
plussers ligt met 33% in 2005 nog steeds beduidend onder het gemiddelde van 57%. De lage
uitstroomkans van ouderen vertaalt zich in een veel langere WW-duur dan de gemiddelde
WW-duur. Wel is de WW-duur van ouderen in de afgelopen jaren flink afgenomen. Zowel in
absolute zin als ten opzichte van de gemiddelde WW-duur. In 2001 bedroeg de WW-duur van
55-plussers nog 40 maanden; in 2005 is deze duur gereduceerd tot 28 maanden.
Tot slot zien we in de tabel dat het aandeel werkhervattingen in de beëindigde uitkeringen van
55-plussers in de afgelopen jaren is toegenomen (van 23% in 2003 tot 32% in 2005) en zich
daarbij relatief wat gunstiger heeft ontwikkeld dan het gemiddelde aandeel werkhervattingen.
Gegeven de hierboven geschetste ontwikkelingen in de werkhervattingskans, de WW-duur en
de instroomkans van 55-plussers ten opzichte van de totale populatie, zou het aandeel van
ouderen in de WW bij gelijkblijvende leeftijdssamenstelling van de beroepsbevolking (i.e.
afgezien van de rol van de vergrijzing) in de toekomst moeten afnemen.
De vergrijzing leidt echter tot een andere leeftijdssamenstelling van de potentiële
beroepsbevolking. Het aandeel 55-plussers in de potentiële beroepsbevolking zal als gevolg
van de vergrijzing flink toenemen. Dit autonome proces zorgt voor een toenemende relatieve
en absolute vraag naar 55-plussers. En daarmee tot een toename van het absolute aandeel van
ouderen in de werkzame beroepsbevolking. Als gevolg daarvan zullen de instroomkans WW,
de WW-duur, de uitstroomkans en het aandeel werkhervattingen van 55-plussers convergeren
naar de gemiddelden hiervan voor de totale populatie. De absolute aandelen van 55-plussers in
de totale werkloze beroepsbevolking en in de WW zullen daarmee ook toenemen. Naarmate de
vergrijzing vordert zal de groep 55-plussers dus steeds meer de gemiddelde arbeidskenmerken
van de totale populatie overnemen.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)
---
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid