Wageningen Universiteit

Embargo tot 20 juli 2006, 20.00 uur

BLOEMEN EN BIJEN DREIGEN SAMEN TEN ONDER TE GAAN

De verscheidenheid aan wilde bijen in Nederland en Engeland daalt. Tegelijkertijd neemt ook de verspreiding van plantensoorten die door bijen worden bestoven af. Een nieuwe studie van Britse en Nederlandse onderzoekers levert het tot nu toe sterkste bewijs dat de voortekenen zichtbaar worden van een wereldwijde bestuivingscrisis in de natuur. Zij rapporteren hun bevindingen in Science van 21 juli.

Tot nog toe gingen ecologen ervan uit dat veranderende milieuomstandigheden, zoals verdroging, vermesting, verlies aan geschikte leefomgevingen (habitats) en zelfs klimaatverandering een rechtstreekse verklaring vormen voor de achteruitgang van afzonderlijke planten- en insectensoorten. Nu blijkt echter dat dergelijke veranderingen slechts op één groep een effect hoeven te hebben om vervolgens een kettingreactie bij andere soorten in gang te zetten.

In de nieuwe studie vergeleken onderzoekers van Britse universiteiten in samenwerking met collega's van de Stichting EIS Nederland, het Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis en Wageningen Universiteit bijna een miljoen waarnemingen, vooral door vrijwilligers verricht, op locaties van telkens 10x10 km in Engeland en Nederland. Daar noteerden zij het aantal wilde bijen en zweefvliegen en vergeleken de situatie van voor 1980 met die erna.

Uit de vergelijking blijkt dat op 108 van de 180 locaties (60 procent) de diversiteit aan bijen aanzienlijk is gedaald. In Nederland daalde het aantal soorten bijen in tweederde van de 99 onderzochte gebieden; in slechts vier gebieden nam het aantal bijen toe. Vooral de toch al zeldzamere bijensoorten die nectar en stuifmeel verzamelen bij zeer specifieke plantensoorten, blijken minder frequent voor te komen dan voorheen. Daardoor staat inmiddels meer dan de helft van de 338 Nederlandse bijensoorten op de zgn. Rode Lijst van bedreigde diersoorten. Minder kritische bijensoorten, generalisten zoals het roodgatje die een keur aan bloeiende plantensoorten bezoeken, bleven daarentegen constant of werden algemener.

Tegelijk met het dalend aantal bijensoorten verliezen ook de planten die door bijen worden bestoven terrein. In Engeland stelden de onderzoekers een achteruitgang vast bij zeventig procent van de plantensoorten die van insecten afhankelijk zijn voor hun bestuiving. Plantensoorten die geen insecten nodig hebben voor de bevruchting, zoals windbestuivers (grassen) en zelfbestuivers, bleven daarentegen constant of namen iets toe.

Nederland - Engeland
Terwijl in Engeland de zweefvliegen constant bleven, is deze groep in Nederland licht toegenomen. Parallel daaraan blijkt dat in Nederland óók de verschuiving binnen de flora iets verschilt van die in Engeland. In ons land is de achteruitgang vooral sterk onder planten die specifiek door bijen bestoven worden; bij planten die daarnaast gebruik kunnen maken van andere bestuivers (waaronder de zweefvliegen) is de achteruitgang minder duidelijk. De verschuivingen in de flora zijn dus een goede afspiegeling van de veranderingen bij de bestuivers. Juist het verschil tussen de twee landen versterkt de verwachting dat er een oorzakelijk verband bestaat.

Hoe het verband precies werkt weten de onderzoekers nog niet. Gaan de bestuivers achteruit omdat hun voedselplanten verdwijnen, werkt het andersom, of is er sprake van een vicieuze cirkel? In elk geval blijkt het pollen- en nectaraanbod van planten met insectenbestuiving, zoals de beemdkroon, zo nauw aan te sluiten op de behoeften van bepaalde zeldzame bijen, zoals de knautiabij, dat een achteruitgang van één van beide partijen directe consequenties heeft voor de kwetsbare compagnon.

De onderzoekers spreken van een zorgwekkende ontwikkeling, omdat zich waarschijnlijk vergelijkbare verschuivingen in andere regio's in Noordwest-Europa voordoen, of in andere delen van de wereld waar de invloed van de mens zich sterk doet gelden. Bovendien zullen de gevolgen zich niet tot de natuur beperken, maar mogelijk ook gelden voor de landbouw. Landbouwgewassen zijn wereldwijd voor zestig procent afhankelijk van bestuiving door insecten. Op wereldschaal wordt de bestuivingsfunctie door insecten getaxeerd op een jaarlijkse waarde tussen dertig en zeventig miljard euro.