De Nederlandse Bank


Reactie DNB op artikel HP/De Tijd
Nieuwsbericht

Datum 20/07/2006
Organisatie leeg DNB

De Nederlandsche Bank voelt zich genoodzaakt om te reageren op het artikel 'Hoe Wellink een bank om zeep hield' in HP/De Tijd (21 juli 2006) over de gang van zaken rond de aanvraag van de noodregeling voor Van der Hoop door DNB. De strekking van het artikel mist elke grond. Hieronder worden de feiten op een rijtje gezet.

Reactie op artikel in HP/De Tijd van 19 juli jl over de déconfiture van Van der Hoop bankiers NV
De Nederlandsche Bank (DNB) voelt zich genoodzaakt om te reageren op het artikel in HP/De Tijd van 19 juli jl over de gang van zaken rond het aanvragen en uitspreken van de noodregeling met betrekking tot Van der Hoop bankiers NV (Van der Hoop) op vrijdag 9 december 2005. De strekking van het artikel is dat DNB de vertegenwoordigers van Van der Hoop in eerste aanleg en op basis van een realistisch reddingsplan de gelegenheid zou hebben geboden in het weekeinde van 10/11 december 2005 de benodigde stappen te zetten om dit plan te realiseren, alvorens de noodregeling zou worden aangevraagd. Dit zou gebeurd zijn in het gesprek tussen DNB en Van der Hoop tussen 12.00 en 13.00 uur. DNB zou daar vervolgens op onduidelijke gronden op terug zijn gekomen, met als consequentie grote schade voor alle bij Van der Hoop betrokkenen.

DNB acht het haar plicht duidelijk te maken dat deze strekking is gebaseerd op tal van feitelijke onjuistheden en foutieve interpretaties. HP/De Tijd is daar nadrukkelijk door DNB op gewezen, maar heeft gemeend de meeste opmerkingen ter zijde te kunnen leggen of in een ander dan bedoeld daglicht te stellen. DNB beperkt zich in deze reactie tot twee cruciale punten waarbij door HP/De Tijd de plank volledig mis wordt geslagen. In de eerste plaats de bewering dat DNB een toezegging zou hebben gedaan op de bewuste vrijdag 9 december 2005 om tot na het weekeinde te wachten met het aanvragen van de noodregeling en dat zij door tussenkomst van DNB-president Wellink daarop ongemotiveerd zou zijn teruggekomen. In de tweede plaats betreft het de bewering dat de beslissing om de noodregeling onverwijld aan te vragen, terwijl er nog uitzicht was op geslaagde reddingspogingen in het weekeinde, onnodig en schadelijk was.

Het is volstrekt onjuist dat DNB aan vertegenwoordigers van Van der Hoop op 9 december 2005 zou hebben toegezegd dat Van der Hoop nog de gelegenheid zou krijgen in het weekeinde een oplossing te vinden, alvorens de noodregeling zou worden aangevraagd. Van der Hoop heeft DNB inderdaad gevraagd om gedurende het weekeinde nog de gelegenheid te krijgen om een oplossing te zoeken door het (nogmaals) benaderen van partijen waar ook al eerder contact mee was geweest. Er was toen echter geen concreet reddingsplan. De enige toezegging die DNB bij die gelegenheid heeft gedaan is dat het verzoek in de overwegingen zou worden meegenomen. Daarbij is, in tegenstelling tot wat het artikel beweert, door geen van de vertegenwoordigers van DNB een voorkeur uitgesproken. Door de Directie van DNB is vervolgens besloten dezelfde dag en met onmiddellijke ingang te noodregeling aan te vragen. Bij de behandeling voor de Rechtbank Amsterdam van het verzoek tot het uitspreken van de noodregeling heeft Van der Hoop haar wens herhaald, maar begrip getoond voor het niet inwilligen daarvan. Er is dan ook geen formeel verweer gevoerd tegen het verzoek van DNB. Als er de overtuiging was geweest dat er nog reële kansen op een oplossing waren, dan had verweer van de zijde van Van der Hoop voor de hand gelegen, om aldus de rechter te overtuigen van het onwenselijke van het inwilligen van het verzoek van DNB.

Het besluit van DNB om nog diezelfde dag de noodregeling aan te vragen en uit te laten spreken was naar het oordeel van DNB (en later die dag ook van de rechter) onontkoombaar op de volgende gronden. Van der Hoop diende de koersgevoelige informatie over het afketsen van de overname door Bank DeGroof meteen publiek te maken. Het risico was groot dat het nieuws van het afketsen van die overname tot massale opvraging van tegoeden zou leiden bij een liquiditeitspositie die daar bij lange na niet tegen opgewassen was. Het gevolg zou zijn directe liquiditeits- en solvabiliteitsproblemen. Eerder dat jaar was al twee keer bijzondere liquiditeitssteun verstrekt aan Van der Hoop. Het verstrekken ten derde male was in de gegeven omstandigheden niet meer mogelijk. Daarom werd de noodregeling met onmiddellijke ingang onontkoombaar geacht om die massale opvragingen te voorkomen. Alleen op die manier zou het belang van de crediteuren in de gegeven omstandigheden het beste zijn gediend, mede omdat binnen de bescherming van de noodregeling de waarde van de onderneming zoveel mogelijk intact zou kunnen worden gehouden en alternatieven zouden kunnen worden onderzocht. Er was bovendien gegronde reden om te vrezen voor een informatie-ongelijkheid tussen zowel crediteuren als aandeelhouders en andere betrokkenen, met als gevolg een ongerechtvaardigde bevoordeling van bepaalde partijen.

Direct na de besluitvorming door DNB is vervolgens aan het begin van de middag van 9 december 2005 aan Van der Hoop meegedeeld dat de noodregeling met onmiddellijke ingang zou worden aangevraagd, en dat de enige onzekerheid was of de Rechtbank Amsterdam de aanvraag nog diezelfde dag zou kunnen behandelen. Enige tijd zag het ernaar uit dat de rechtbank pas op maandag zittingsruimte zou hebben, maar uiteindelijk kon de zitting toch nog die vrijdag plaatsvinden. De onduidelijkheid over het tijdstip waarop de Rechtbank Amsterdam de aanvraag zou kunnen behandelen heeft voor veel verwarring gezorgd die bewuste middag, maar de intentie van DNB was en bleef, op de hiervoor genoemde gronden, dat het uitspreken zo spoedig mogelijk moest plaatsvinden.

Het is tenslotte een misvatting dat de beslissing om nog op vrijdag 9 december 2005 de noodregeling aan te vragen en uit te laten spreken eventuele reddingspogingen illusoir maakte. Een noodregeling sluit een doorstart geenszins uit, omdat het risico van massale opvragingen daardoor juist wordt opgeheven. Het feit dat de uitspraak van de rechter eerst om 20.35 uur van die avond werd gedaan, doet daar niets aan af. De meest wenselijke situatie zou uiteraard zijn geweest direct na de beslissing van DNB aan het begin van de middag.

[s?root.de_kennisBank.Nieuws__persberichten_en_speeches.DNB.Nieuws_200 6.Reactie_DNB_op_artikel_HP.De_Tijd__] leeg