Raad van de Europese Unie

| | | |

|RAAD VAN                 |                                       |NL         |
|DE EUROPESE UNIE         |                                       |           |
|11560/06 (Presse 217 )                                                     |
|(OR. en)                                                                   |
|PERSMEDEDELING                                                             |
|Betreft:                                                                   |
|PERSMEDEDELING                                                             |
|2745e zitting van de Raad                                                  |
|Landbouw en Visserij                                                       |
|Brussel, 18 juli 2006                                                      |
|Voorzitter de heer Juha KORKEAOJA                                          |
|minister van Land- en Bosbouw van Finland                                  |
|                                                                           |
|Voornaamste resultaten van de Raadszitting                                 |
|De Raad heeft een eerste gedachtewisseling gehouden over de mededeling     |
|betreffende de hervorming van de wijnsector in de Europese Unie. De Raad   |
|werd ingelicht over de stand van zaken betreffende de                      |
|landbouwonderhandelingen in de Wereldhandelsorganisatie.                   |
INHOUD1

DEELNEMERS 5

BESPROKEN PUNTEN

WERKPROGRAMMA VAN HET VOORZITTERSCHAP 7

HERVORMING VAN DE WIJNSECTOR 8

WTO-ONDERHANDELINGEN 10

VRIJWILLIGE MODULATIE 11

DIVERSEN 13


- Partnerschapsovereenkomst EG/Mauritanië inzake visserij 13


- Ansjovis in de Golf van Biskaje 13


- Aviaire influenza (H5N1) 14


- Communautaire richtsnoeren inzake overheidssteun 14


- Vergaderrooster 15

ANDERE GOEDGEKEURDE PUNTEN

LANDBOUW

Gelijkwaardigheid van het in Kroatië verrichte rassenonderzoek 16

Invoer van suiker uit de ACS-landen en India in de Europese Gemeenschap 16

SOCIAAL BELEID

Richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid 16

Communautair programma voor werkgelegenheid en maatschappelijke solidariteit - Progress * 17

MILIEU

Persistente organische verontreinigende stoffen 17

Verdrag van Aarhus * 18

Batterijen en accu's * 18

ONDERWIJS

EU/Canada - Overeenkomst inzake hoger onderwijs, beroepsopleiding en jongeren voor de periode 2006-2013 19

CULTUUR

Programma Cultuur 2007 * 20

DEELNEMERS

De regeringen van de lidstaten en de Europese Commissie waren als volgt vertegenwoordigd:

België:
mevrouw Sabine LARUELLE minister van Middenstand en Landbouw

Tsjechië:
mevrouw Hana HEIDLEROVÁ vice- minister van Landbouw

Denemarken:
de heer Hans Christian SCHMIDT minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening

Duitsland:
de heer Gert LINDEMANN staatssecretaris, ministerie van Voedselvoorziening, Landbouw en Consumentenbescherming

Estland:
de heer Tiit NABER plaatsvervangend permanent vertegenwoordiger

Griekenland:
de heer Evangelos BASIAKOS minister van Plattelandsontwikkeling en Voedselvoorziening

Spanje:
mevrouw Elena ESPINOSA MANGANA minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening

Frankrijk:
de heer Dominique BUSSEREAU minister van Landbouw en Visserij

Ierland:
mevrouw Mary COUGHLAN minister van Landbouw en Voedselvoorziening

Italië:
de heer Paolo DE CASTRO minister van Land- en Bosbouw

Cyprus:
de heer Photis PHOTIOU minister van Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Milieubeheer

Letland:
de heer M?rti?? ROZE minister van Landbouw

Litouwen:
de heer Gediminas RADZEVICIUS staatssecretaris, ministerie van Landbouw

Luxemburg:
de heer Fernand BODEN minister van Land- en Wijnbouw en Plattelandsontwikkeling, minister van Middenstand, van Toerisme en van Volkshuisvesting

Hongarije:
de heer József GRÁF minister van Landbouw en Plattelandsontwikkeling

Malta:
de heer Francis AGIUS staatssecretaris voor Landbouw en Visserij

Nederland:
de heer Ate OOSTRA Directeur- generaal, ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Oostenrijk:
de heer Werner WUTSCHER secretaris-generaal, ministerie van Land- en Bosbouw, Milieubeheer en Waterhuishouding Polen:
de heer Andrzej BABUCHOWSKI onderstaatssecretaris, ministerie van Landbouw en Plattelandsontwikkeling

Portugal:
de heer Jaime SILVA minister van Landbouw, Plattelandsontwikkeling en Visserij

Slovenië:
mevrouw Marija LUKA?I? minister van Land- en Bosbouw en Voedselvoorziening

Slowakije:
de heer Miroslav JURE?A minister van Landbouw

Finland:
de heer Juha KORKEAOJA minister van Land- en Bosbouw de heer Ilkka RUSKA directeur- generaal, ministerie van Land- en Bosbouw

Zweden:
mevrouw Ann-Christin NYKVIST minister van Landbouw

Verenigd Koninkrijk:
de heer David MILIBAND staatssecretaris van Milieubeheer, Voedselvoorziening en Plattelandszaken

Commissie:
mevrouw Mariann FISCHER BOEL lid
de heer Joe BORG lid

De regeringen van de toetredende staten waren als volgt vertegenwoordigd:

Bulgarije:
de heer Nihat KABIL minister van Land- en Bosbouw

Roemenië:
de heer Mugur CR?CIUN staatssecretaris, ministerie van Land- en Bosbouw en Plattelandsontwikkeling

BESPROKEN PUNTEN

WERKPROGRAMMA VAN HET VOORZITTERSCHAP

Het voorzitterschap heeft zijn werkprogramma voor de komende zes maanden aan de Raad gepresenteerd. Deze presentatie voorstelling werd uitgezonden en kon worden gevolgd via videostreaming (11566/06) .

HERVORMING VAN DE WIJNSECTOR

De Raad luisterde naar een presentatie door de Commissie van haar mededeling (10851/06+ADD 1) en naar de eerste reacties van de delegaties op de vragen over de politieke aspecten die aan de hervorming van de wijnsector ten grondslag liggen; het Speciaal Comité Landbouw werd verzocht deze aangelegenheden grondig te bespreken en een verslag op te stellen dat de Raad tijdens een volgende zitting zal behandelen.

De Raad nam nota van de presentatie door Commissielid Fischer-Boel over de mededeling inzake de hervorming van de wijnsector in de EU en hield een gedachtewisseling op basis van de volgende vragen:

(1) Bent u het, in het licht van de huidige toestand in de wijnsector en gezien de noodzaak om de GLB-hervorming tot deze sector uit te breiden, eens met de analyse en het standpunt van de Commissie dat een fundamentele hervorming noodzakelijk is?

Alle delegaties erkenden dat een hervorming van de huidige gemeenschappelijke marktordening van de wijnsector noodzakelijk is in het licht van de huidige problemen in deze sector, met name toenemende voorraden, afnemende consumptie en stijgende invoer uit derde landen.

(2) Welke van de door de Commissie voorgenomen maatregelen voor een fundamentele hervorming van de GMO bieden de beste oplossingen voor de huidige moeilijkheden in de wijnsector?

Een groot aantal delegaties ondersteunde de maatregelen om de etiketteringsvoorschriften te vereenvoudigen, die gericht waren op de tot uitdrukking gebrachte behoeften van de consumenten en een betere afzet. Verscheidene producerende lidstaten waren tevens ingenomen met het in de mededeling geplande nationale totaalbedrag voor de financiering van diverse maatregelen. Sommige van deze delegaties stelden echter voor om de lidstaten een grotere flexibiliteit bij het beheer van dit totaalbedrag te verlenen.

Deze mededeling is een initatief van de Commissie dat voortvloeit uit de GLB-hervormingen van 2003 (algemene GLB-hervorming), 2004 (katoen, hop, olijfolie, tabak) en 2006 (suiker) waarmee alle belangrijke sectoren, met uitzondering van groenten en fruit, werden bestreken. De Commissie is van oordeel dat het toenemende gebrek aan evenwicht tussen vraag en aanbod in de wijnsector en de steeds grotere uitdagingen die zich op de Europese en de internationale wijnmarkt voordoen, een hervorming in de wijnsector vereisen.

Tegen deze achtergrond moet de toekomstige regeling de producenten duurzaamheid garanderen en zorgen voor een soepele integratie van Bulgarije en Roemenië en voor de volledig nakoming van de internationale verplichtingen. Het beleid moet ook op veranderende omstandigheden reageren met het doel:

het concurrentievermogen van de wijnproducenten in de EU te vergroten; de reputatie te versterken dat kwaliteitswijn uit de EU de beste ter wereld is; oude markten te heroveren en nieuwe markten te veroveren;

een wijnregeling in te stellen waarbij met duidelijke, eenvoudige en doeltreffende regels wordt gewerkt die vraag en aanbod met elkaar in evenwicht brengen;

een wijnregeling in te stellen die de beste tradities van de wijnproductie in de EU behoudt, het sociale weefsel in vele plattelandsgebieden versterkt en ervoor zorgt dat bij alle productie rekening wordt gehouden met het milieu.

Bij het nieuwe wijnbeleid van de EU moet ook de nodige aandacht worden geschonken aan de toegenomen bezorgdheid van het publiek wat de bescherming van de gezondheid en van de consument betreft.

In deze mededeling behandelt de Commissie vier opties (de status-quo; een volledige deregulering van de markt; een hervorming volgens het bij de hervorming van het GLB gehanteerde model; een grondige hervorming), waarbij zij duidelijk pleit voor een radicale hervorming door middel van een aanpak in één of twee stappen.

Na een grondig debat over haar ideeën is de Commissie van plan om in december 2006 of januari 2007 wetgevingsvoorstellen in te dienen.

WTO-ONDERHANDELINGEN

De Raad werd door Commissielid Fischer Boel ingelicht over de jongste ontwikkelingen in de onderhandelingen in de Wereldhandelsorganisatie (WTO) met betrekking tot landbouwaangelegenheden. De Raad kwam overeen deze kwestie in toekomstige zittingen te behandelen.

Commissielid Fischer Boel verduidelijkte dat de Europese Unie geen nieuw aanbod heeft gedaan sinds het laatste voorwaardelijke aanbod inzake landbouw en de markttoegang voor niet-landbouwproducten (NAMA) van 28 oktober 2005.

Tijdens de zitting van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (RAZEB) van 17 juli is er een gedachtewisseling gehouden en zijn de volgende conclusies aangenomen: " Met nadrukkelijke verwijzing naar zijn conclusies van 12 juni 2006 heeft de Raad besloten dat er een bijzondere zitting van de Raad, evenals een bijzondere vergadering van het Comité van artikel 133, zal worden gehouden, indien er eind juli of in augustus te Genève een ministeriële WTO-bijeenkomst wordt belegd. De datum zal door het voorzitterschap worden bepaald naar gelang van de ontwikkelingen."

Tijdens de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (RAZEB) van 29 juni in Genève heeft de Raad bevestigd te streven naar een alomvattend, evenwichtig en ambitieus akkoord dat een algemeen geldende verbintenis zal vormen. De ministeriële WTO-bijeenkomst in Genève heeft echter geen bevredigend resultaat opgeleverd, voornamelijk omdat de Verenigde Staten geen vooruitgang hebben geboekt inzake de vermindering van hun meest handelsverstorende binnenlandse steun en hun aan productie gekoppelde steun.

Er wordt aan herinnerd dat het laatste, voorwaardelijke aanbod van de EU inzake landbouw en NAMA van 28 oktober 2005 dateert.

VRIJWILLIGE MODULATIE

De Raad heeft een oriënterend debat gehouden over het voorstel houdende voorschriften voor een vrijwillige modulatie van de rechtstreekse betalingen waarin Verordening (EG) nr. 1782/2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers voorziet (10014/06 en 11529/06). Dit debat leverde politieke richtsnoeren aan de hand waarvan het Speciaal Comité Landbouw vorderingen in dit dossier kan boeken met het oog op de formele aanneming ervan door de Raad tegen het einde van 2006, in afwachting van het advies van het Europees Parlement.

In overeenstemming met de conclusies van de Europese Raad van december 2005 wordt met het voorstel beoogd de lidstaten in de gelegenheid te stellen, op basis van vrijwilligheid en tot maximaal 20% van hun begroting voor rechtstreekse betalingen, extra bedragen van de eerste GLB-pijler naar hun programma's voor plattelandsontwikkeling over te dragen.

Verscheidene delegaties betuigden tijdens de Raadszitting hun steun voor het Commissievoorstel, maar wensen een grotere flexibiliteit met betrekking tot het gekozen percentage van vrijwillige modulatie, eventueel met jaarlijkse aanpassingen, de datum vanaf welke de regeling van vrijwillige modulatie wordt ingevoerd, en de mogelijkheid om verschillende percentages per regio van hetzelfde land toe te passen. Zij hadden bedenkingen bij de periode van twee maanden die de lidstaten krijgen om de Commissie in kennis te stellen van het door hun gekozen modulatiepercentage. Enige delegaties herhaalden hun wens om de franchise van 5000 euro - een minimumdrempel voor rechtstreekse betalingen waaronder verplichte modulatie niet van toepassing is - niet voor vrijwillige modulatie te laten gelden. Sommige delegaties uitten hun bezorgdheid over de mogelijke concurrentieverstoring tussen lidstaten, met name in het licht van de mogelijkheid van nationale cofinanciering van vrijwillige modulatie.

Commissielid Fischer Boel herinnerde de Raad aan het besluit om de vrijwillige modulatie te beperken tot rechtstreekse betalingen in de eerste pijler (rechtstreekse betalingen en marktuitgaven), en gaf te kennen dat de Commissie ervoor heeft gekozen om voor de vrijwillige modulatie dezelfde voorschriften toe te passen als voor de huidige verplichte modulatie . Tegen deze achtergrond benadrukte zij dat de op de verplichte modulatie toepasselijke franchise van 5000 euro, alsmede de minimumpercentages voor de besteding per as in de plattelandsontwikkeling, ook voor de vrijwillige modulatie zouden gelden. In dit verband verduidelijkte zij dat een regionale toepassing van de vrijwillige modulatie zou afwijken van de voorschriften voor verplichte modulatie, en zeer moeilijk te beheren zou zijn. Met betrekking tot de mogelijkheid om op jaarbasis het modulatiepercentage te wijzigen, wees zij erop dat een opwaartse of neerwaartse aanpassing van de percentages niet strookt met een gezond financieel beheer. Zij bood de lidstaten evenwel de mogelijkheid om de bepalingen inzake vrijwillige modulatie opnieuw te bezien in 2008 in het kader van de "gezondheidscontrole" van de GLB-hervorming waarin tevens de regeling voor verplichte modulatie aan bod zal komen.

In het Speciaal Comité Landbouw vond op 10 juli een eerste debat plaats waarin de delegaties vooral hun bezorgdheid uitten over het gebrek aan flexibiliteit in de door de Commissie voorgestelde regeling voor vrijwillige modulatie, zowel ten aanzien van de regels voor het vaststellen van de omvang van de modulatie als ten aanzien van de regels voor de bestemming van de middelen uit de vrijwillige modulatie in het kader van de plattelandsontwikkeling. De delegaties verzochten eveneens om meer flexibiliteit, met de mogelijkheid specifieke modulatiepercentages voor de verschillende regio's van een lidstaat toe te passen; zij vroegen tevens dat de periode voor kennisgeving van de percentages zou worden verlengd en dat de franchise van minimum 5000 euro voor modulatie niet zou worden toegepast. De bestemming van de middelen uit de vrijwillige modulatie in het kader van de plattelandsontwikkeling werd ook ter discussie gesteld; sommige delegaties verzetten zich namelijk tegen de gevraagde naleving van de minimale bestedingspercentages per as voor deze middelen.

DIVERSEN

Partnerschapsovereenkomst EG/Mauritanië inzake visserij

De Raad werd ingelicht over de jongste stand van zaken in de onderhandelingen betreffende de partnerschapsovereenkomst EG/Mauritanië inzake visserij.

Commissilid Borg verklaarde dat hij wachtte op een bevestiging van de Raad dat de visserijovereenkomst tussen de EG en Mauritanië spoedig door de Raad zou kunnen worden aangenomen zodra het voorstel voor een verordening is ingediend. Hierdoor zou de Commissie kunnen voldoen aan de belangrijkste voorwaarde van Mauritanië, namelijk dat in juli een aanvang wordt gemaakt met de overeenkomst en de eerste betaling van de financiële tegenprestatie vóór 23 december 2006 ter beschikking wordt gesteld.

Alle delegaties die het woord namen, steunden unaniem de inspanningen van de Commissie om spoedig een evenwichtige visserijovereenkomst met Mauritanië te bereiken, en kwamen overeen een beroep te doen op een bijzondere versnelde procedure om de overeenkomst voor eind 2006 te sluiten.

De huidige visserijovereenkomst tussen de EG en Mauritanië verstrijkt op 31 juli 2006. Mochten de onderhandelingen niet succesvol zijn, dan zal de Europese visserijsector vanaf 1 augustus particuliere visvergunningen moeten aanvragen

Ansjovis in de Golf van Biskaje

De Raad nam nota van het verzoek (11518/06) van de Franse delegatie betreffende de aankondiging van de Commissie dat, naar aanleiding van het advies van haar raadgevende groep (Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de Visserij (STECF) , de vangst van ansjovis in de Golf van Biskaje tot eind 2006 zal worden stopgezet.

De Franse delegatie verklaarde dat zij voorstander is van een gezond beheer van de ansjovisbestanden, maar vroeg de Commissie om alternatieve maatregelen voor de stopzetting van deze visserijactiviteit te overwegen. Zij stelde voor om een permanent gesloten box voor de bescherming van jonge vis in te voeren, alsook om de 5000 ton totaal toegestane vangsten (TAC's) die voor 2006 aan Frankrijk en Spanje zijn toegekend, in het najaar opnieuw vrij te geven en nog eens 2000 ton TAC's toe te kennen zodra het paaiseizoen is afgelopen.

Commissielid Borg verklaarde dat er geen alternatief wordt overwogen voor de stopzetting van de vangst van ansjovis in de Golf van Biskaje, die op 22 juli in werking moet treden, en benadrukte dat het niet volledig benutten van de 5000 ton TAC's duidelijk wijst op lage ansjovisbestanden. Hij stelde dat aan de vissers financiële steun kan worden verleend om hun activiteiten te heroriënteren.

In december 2005 besloot de Raad dat, indien uit het advies van het STECF zou blijken dat het bestand van volwassen ansjovis in de Golf van Biskaje tijdens de paaitijd in het voorjaar minder dan 28.000 ton zou bedragen, de Commissie de visserij op ansjovis in de Golf van Biskaje onmiddellijk zou stopzetten. Het STECF heeft dit bestand op 18.640 ton geraamd. Voor degenen die door deze stopzetting worden getroffen, kan dit jaar opnieuw financiële steun beschikbaar worden gesteld in het kader van het Visserijfonds (Financieringsinstrument voor de Oriëntatie van de Visserij, FIOV). Op grond van de FIOV-voorschriften kunnen over de volledige programmeringsperiode 2000-2006 stilligpremies worden toegekend voor een totale duur van zes maanden. Aangezien er naar aanleiding van de stopzetting in 2005 voor minder dan zes maanden steun is toegekend, kunnen deze premies dit jaar worden gecontinueerd totdat er voor 2005 en 2006 samen voor zes maanden steun is verleend. De totaal toegestane vangst (TAC) voor ansjovis voor het jaar 2005 bedroeg 30.000 ton in het ICES-deelgebied VIII, waarvan 90% voor Spanje en 10% voor Frankrijk. In juni 2005 is uit nieuwe wetenschappelijke informatie van de Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee (ICES) gebleken dat dringende maatregelen nodig zijn voor de bescherming en het herstel van dit bestand. De TAC voor 2006 bedraagt 5000 ton en kan worden herzien in het licht van nieuw wetenschappelijk advies. Ansjovis mocht tot 1 maart 2006 niet worden gevist. Op grond van een bilaterale overeenkomst tussen Spanje en Frankrijk
- l'Accord d'Arcachon - dragen Spanje en Frankrijk bepaalde quota op jaarbasis aan elkaar over en vist de Franse vloot geen ansjovis van 20 maart tot en met 31 mei.

Aviaire influenza (H5N1)

De Commissie verspreidde in de Raad een schriftelijke bijwerking (11759/06) van de laatste ontwikkelingen in verband met vastgestelde gevallen van aviaire influenza H5N1 in de wereld en in de Europese Unie.

Communautaire richtsnoeren inzake overheidssteun

De Raad nam nota van een verzoek (11567/06) van de Oostenrijkse delegatie, dat door een grote meerderheid van de delegaties werd gesteund, betreffende de voorgestelde nieuwe regels voor communautaire richtsnoeren inzake overheidssteun in de landbouw, en met name betreffende de beperking van de huidige mogelijkheden en niveaus van overheidssteun. De delegaties erkenden weliswaar dat overheidssteun een bevoegdheid van de Commissie is, maar uitten hun bezorgdheid in verband met de strekking van de door de Commissie voorgestelde richtsnoeren. Commissielid Fischer Boel nam nota van de opmerkingen van de delegaties en verklaarde zich bereid hiermee rekening te houden.

Vergaderrooster

Het voorzitterschap verklaarde dat de volgende Raad Landbouw en Visserij op 18 september 2006 in Brussel zal worden gehouden. De informele bijeenkomst van de ministers van Landbouw zal van 24 tot en met 26 september 2006 in Oulu (Finland) plaatsvinden .

ANDERE GOEDGEKEURDE PUNTEN

LANDBOUW

Gelijkwaardigheid van het in Kroatië verrichte rassenonderzoek

De Raad nam een beschikking aan tot erkenning van de gelijkwaardigheid van het in Kroatië verrichte officiële rassenonderzoek met de onderzoeken van de EU-lidstaten (10516/06). De beschikking heeft betrekking op de gewassen tarwe, gerst en maïs.

Invoer van suiker uit de ACS-landen en India in de Europese Gemeenschap

De Raad nam een besluit aan tot goedkeuring van overeenkomsten in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap, de ACS-landen en India inzake de gegarandeerde prijzen voor rietsuiker voor de leveringsperiode 2005-2006 (10523/06).

Deze gegarandeerde prijzen voor suiker uit de ACS-landen en India zijn vastgesteld op 52,37 euro per 100 kilogram voor ruwe suiker en 64,65 euro per 100 kilogram voor witte suiker.

SOCIAAL BELEID

Richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid

De Raad nam een beschikking aan betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten, waarbij voor 2006 de richtsnoeren van Beschikking 2005/600/EG (PB L 205 van 6.8.2005, blz. 21) worden gehandhaafd (10344/06).

Met de richtsnoeren wordt de totstandbrenging van de volgende doelstellingen beoogd: volledige werkgelegenheid, verbetering van de arbeidskwaliteit en -productiviteit en versterking van de sociale samenhang, welke doelstellingen zijn vertaald in duidelijke prioriteiten: meer mensen op de arbeidsmarkt krijgen en houden, het arbeidsaanbod vergroten en de stelsels voor sociale bescherming moderniseren; het aanpassingsvermogen van werknemers en ondernemingen verbeteren; en investeringen in menselijk kapitaal verhogen door middel van beter onderwijs en betere vaardigheden.

Communautair programma voor werkgelegenheid en maatschappelijke solidariteit - Progress *

In aansluiting op het akkoord over de financiële vooruitzichten van de EU voor de periode 2007-2013 heeft de Raad een gemeenschappelijk standpunt vastgesteld met het oog op de aanneming van een besluit tot vaststelling van een communautair programma voor werkgelegenheid en maatschappelijke solidariteit - Progress (6282/06 en 11136/06 ADD1).

De tekst zal voor een tweede lezing aan het Europees Parlement worden toegezonden.

Het programma is erop gericht de uitvoering van de doelstellingen van de Europese Unie op sociaal en werkgelegenheidsgebied financieel te ondersteunen en aldus bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Lissabonstrategie op deze gebieden. De activiteiten van het programma zijn ondergebracht in vijf verschillende onderdelen: werkgelegenheid, sociale bescherming en integratie, arbeidsomstandigheden, discriminatiebestrijding en verscheidenheid, en gelijkheid van mannen en vrouwen.

In het gemeenschappelijk standpunt wordt de totale begroting volledig over de verschillende onderdelen van het programma verdeeld . De Raad stemde in met het amendement van het Europees Parlement om de middelen voor sociale bescherming en integratie en voor gelijkheid van mannen en vrouwen te verhogen, maar hij verhoogde eveneens de middelen voor twee andere onderdelen (werkgelegenheid en arbeidsomstandigheden). De volledige toewijzing van de middelen strookt met de doelstelling van het Europees Parlement dat in zijn amendementen het belang van transparantie in het budgettaire besluitvormingsproces onderstreept.

De aan het programma toegewezen financiële middelen belopen 657,59 miljoen euro (prijzen van 2004).

Voor meer informatie zie persmededeling 15201/1/05, blz. 12.

MILIEU

Persistente organische verontreinigende stoffen

De Raad nam een verordening aan waarbij concentratiegrenswaarden worden toegevoegd aan bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 850/2004 betreffende persistente organische verontreinigende stoffen, die een lijst van stoffen bevat waarvoor bepalingen inzake afvalbeheer gelden (10805/06).

De verordening is gericht op de bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu tegen persistente organische verontreinigende stoffen. Zij stelt het wettelijk kader vast voor de uitvoering van het Verdrag van Stockholm en het Protocol inzake persistente organische verontreinigende stoffen bij het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand, met betrekking tot persistente organische verontreinigende stoffen.

Verdrag van Aarhus *

In aansluiting op het in het bemiddelingscomité bereikte akkoord met het Europees Parlement nam de Raad een verordening aan betreffende de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van Aarhus betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden op de communautaire instellingen en organen (PE-CONS 3614/1/06 en 10407/06 ADD1 REV1).

De Belgische delegatie onthield zich van stemming.

De EU-instellingen en organen zullen de verplichtingen die voortvloeien uit het Verdrag van Aarhus toepassen, met name door:

recht van toegang te garanderen tot milieu-informatie die door communautaire instellingen of organen is ontvangen of opgesteld en die bij hen wordt bewaard;

ervoor te zorgen dat milieu-informatie geleidelijk beschikbaar wordt gesteld en onder het publiek wordt verspreid om te bereiken dat milieu- informatie in een zo ruim mogelijke mate systematisch ter beschikking komt van en verspreid wordt onder het publiek;

rekening te houden met het resultaat van de inspraak bij de besluitvorming over een plan of programma betreffende het milieu, en het publiek hierover te informeren;

op EU-niveau toegang tot de rechter te verlenen in milieuaangelegenheden, overeenkomstig de in de verordening vastgestelde voorwaarden;

in gegevensbanken of registers informatie op te nemen in verband met stappen gezet in de procedures met betrekking tot inbreuken op het Gemeenschapsrecht.

Batterijen en accu's *

In aansluiting op het in het bemiddelingscomité bereikte akkoord met het Europees Parlement nam de Raad een richtlijn aan inzake batterijen en accu's, alsook afgedankte batterijen en accu's en tot intrekking van Richtlijn 91/157/EEG (PE-CONS 3615/4/06 en 10408/06 ADD1).

De bezwaren op milieugebied in verband met batterijen en accu's zijn in hoofdzaak toe te schrijven aan de materialen die ze bevatten. De belangrijkste milieueffecten doen zich voor bij de productie en het afvalstoffenbeheer. Het verminderen van de hoeveelheden gevaarlijke stoffen is één van de milieudoelstellingen van de Gemeenschap.

In het licht daarvan strekt de richtlijn ertoe een hoog niveau van bescherming van de gezondheid en het milieu te bereiken, door:

het in de handel brengen van bepaalde batterijen en accu's te verbieden;

de inzameling en recycling van afgedankte batterijen en accu's te bevorderen en beperkingen op te leggen aan de verwijdering ervan, met de bedoeling het hergebruik van het metaal dat erin zit, te maximaliseren.

De richtlijn zal verschillen in de wetgeving van de lidstaten voorkomen en aldus ervoor zorgen dat de interne markt goed blijft werken en dat belemmeringen voor het vrije verkeer van goederen en voor mededinging binnen de Gemeenschap worden weggenomen.

Om te voorkomen dat batterijen en accu's in het milieu terechtkomen, en om te vermijden dat bij de consument verwarring ontstaat over de verschillende afvalbeheersvereisten voor verschillende batterijen, zou deze richtlijn gelden voor alle batterijen en accu's die in de Gemeenschap op de markt worden gebracht.

De richtlijn zou de Richtlijnen 91/157/EEG, 91/101/EEG en 93/86/EEG intrekken en vervangen door één enkel rechtsinstrument.

ONDERWIJS

EU/Canada - Overeenkomst inzake hoger onderwijs, beroepsopleiding en jongeren voor de periode 2006-2013

De Raad nam een besluit aan betreffende de ondertekening van een overeenkomst met Canada tot vaststelling van een kader voor samenwerking op het gebied van hoger onderwijs, beroepsopleiding en jongeren voor de periode 2006-2013 (10924/06).

De algemene doelstellingen van de overeenkomst zijn de bevordering van het onderlinge begrip tussen de volkeren van de Europese Unie en Canada, waaronder een bredere kennis van hun talen, culturen en instellingen, en de verbetering van de kwaliteit van de menselijke hulpbronnen door het gemakkelijker te maken wederzijds de nodige vaardigheden te verwerven om de uitdagingen van de mondiale kenniseconomie aan te gaan.

De vorige, in 2000 gesloten overeenkomst verlengde het programma tussen de EU en Canada met vijf jaar en liep in 2005 af.

CULTUUR

Programma Cultuur 2007 *

In aansluiting op het akkoord over de financiële vooruitzichten van de EU voor de periode 2007-2013 heeft de Raad een gemeenschappelijk standpunt vastgesteld met het oog op de aanneming van een besluit tot vaststelling van het programma Cultuur 2007, dat ertoe strekt financiële steun te bieden aan de Europese culturele sector in de periode 2007-2013 (6235/06 en 11116/06 ADD 1).

De Commissie kon niet instemmen met een aantal wijzigingen in het voorstel. De tekst zal voor een tweede lezing aan het Europees Parlement worden toegezonden.

Het ontwerp-besluit is gericht op de voortzetting van het huidige programma Cultuur 2000 en heeft de volgende hoofddoelstellingen:

de transnationale mobiliteit bevorderen van personen die in de culturele sector werkzaam zijn;

de stimulering van het transnationale verkeer van kunstwerken en artistieke en culturele producten;

de bevordering van de dialoog tussen culturen.

Het programma voorziet in drie steunverleningsniveaus:

steun voor culturele maatregelen (meerjarige samenwerkingsprojecten, samenwerkingsprojecten en speciale acties);

ondersteuning van cultuurorganisaties op Europees niveau;

ondersteuning van analyses, en de verzameling en verspreiding van informatie, en ondersteuning van activiteiten ter optimalisering van het effect van projecten op het gebied van de Europese culturele samenwerking en de ontwikkeling van het Europese cultuurbeleid.

Het gemeenschappelijk standpunt bevat de volgende nieuwe elementen in vergelijking met het Commissievoorstel:

de Raad heeft, samen met de Commissie en het Europees Parlement, besloten om de steun voor maatregelen ter bescherming van gedenktekens over te hevelen naar het voorgestelde programma "Burgers voor Europa";

teneinde de toegang van kleine actoren tot het programma te vergemakkelijken, heeft de Raad in overeenstemming met de aanpak van het Europees Parlement, voor samenwerkingacties het minimumbedrag van de communautaire steun verlaagd van 60.000 euro tot 50.000 euro en het minimumaantal actoren van 4 tot 3;

voor projecten waaraan de Gemeenschap in totaal meer dan 200.000 euro bijdraagt, heeft de Raad een beheerscomitéprocedure ingevoerd.

De aan het programma toegewezen financiële middelen belopen 354 miljoen euro (prijzen van 2004).


---
http://ceuweb.belbone.be/index.php?lang=EN&sessionno= Zie voor verdere bijzonderheden in het perspakket van de Commissie op:
http://ec.europa.eu/agriculture/capreform/wine/index_en.htm Alle leden van de Raad voerden het woord. Zoals vervat in de conclusies van de Raad van 12 juni (zie doc. 9947/06, blz. 5).
Voor nadere bijzonderheden betreffende dit aanbod, zie:

http://europa.eu/rapid/pressReleasesAction.do?reference=MEMO/05/400 en

http://europa.eu/rapid/pressReleasesAction.do?reference=MEMO/05/1358 Een verplichte modulatie van 5% op naar plattelandsontwikkeling overgehevelde rechtstreekse betalingen is, conform de GLB-hervorming van juni 2003, vanaf 2006 van toepassing.
Zie persmededeling:
http://europa.eu/rapid/pressReleasesAction.do?reference=IP/06/912&forma t=HTML&aged=0&language=EN&guiLanguage=en
Meer informatie over deze bijeenkomst is beschikbaar op: http://www.eu2006.fi/eu_and_policy_areas/policy_areas/en_GB/agriculture
_and_fisheries/
De betrokken ACS-landen zijn de volgende: Barbados, Belize, de Republiek Congo, Fiji, de Coöperatieve Republiek Guyana, de Republiek Ivoorkust, Jamaica, de Republiek Kenia, de Republiek Madagaskar, de Republiek Malawi, de Republiek Mauritius, de Republiek Suriname, Sint- Christopher en Nevis, het Koninkrijk Swaziland, de Verenigde Republiek Tanzania, de Republiek Trinidad en Tobago, de Republiek Oeganda, de Republiek Zambia en de Republiek Zimbabwe.
De Commissie had oorspronkelijk een niet-toegewezen reserve van 10% voorgesteld die tijdens de uitvoeringsperiode van het programma moest worden verdeeld over de vijf onderdelen. Zie persmededeling 8966/06.
Zie persmededeling 8625/06.