Uitspraak Mobiele Operators-zaken
Rotterdam, 13 juli 2006 - Verweerder heeft aan eiseressen boetes
opgelegd voor het overtreden van artikel 6 van de Mededingingswet (Mw)
vanwege het bestaan van een overeenkomst en/of een onderling
afgestemde feitelijke gedraging ten aanzien van de verlaging van de
dealervergoedingen en de uitwisseling van concurrentiegevoelige
informatie over prepaidpakketten.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet (voldoende) heeft
aangetoond dat Telfort en Orange deel hebben genomen aan een
onderlinge afgestemde feitelijke gedraging en derhalve artikel 6 van
de Mw en artikel 81 van het EG-verdrag hebben overtreden, zodat het
besluit tot constatering van overtreding van deze bepalingen door
Telfort en Orange en tot het opleggen van boetes aan Telfort en Orange
op een ontoereikende motivering berust.
Met betrekking tot de overige partijen is de rechtbank van oordeel dat
de uitwisseling van bedrijfsvertrouwelijke informatie met betrekking
tot de postpaid-abonnementen ertoe heeft gestrekt de mededinging te
beperken. Nu verweerder de door partijen naar voren gebrachte
bewijsvoering zonder daarop in te gaan heeft gepasseerd, berust het
bestreden besluit in zoverre op een ontoereikende motivering.
Met betrekking tot de prepaid-pakketten is naar het oordeel van de
rechtbank onvoldoende vast komen te staan dat er sprake is van een
overtreding van artikel 6 van de Mw en artikel 81 van het EG-verdrag,
zodat niet vastgesteld kan worden dat verweerder bevoegd is ter zake
een boete op te leggen.
LJ Nummer
AY4035
Bron: Centrale redactie rechtspraak.nl
Datum actualiteit: 17 juli 2006 Naar boven
Gerechtelijke organisatie