Ministerie van Algemene Zaken

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Persbericht ministerraad
6 juli 2006

KABINET: GROTERE ROL GEMEENTEN IN JEUGDBELEID

Alle jongeren die met licht ambulante hulp uit de problemen kunnen komen, moeten in de toekomst bij de gemeentelijke Centra voor Jeugd en Gezin terecht kunnen. Zo kunnen deze jongeren veel sneller, want zonder indicatie, worden geholpen. Dit kan binnen de bestaande regelgeving. Met betrokken partijen zal dit plan de komende tijd verder worden uitgewerkt. De wijziging zal in ieder geval niet voor 2008 plaatsvinden en mag alleen in gemeenten die in staat zijn deze grotere rol te vervullen. De ministerraad heeft hiermee ingestemd in reactie op het sturingsadvies van commissaris Jeugd- en jongerenbeleid Van Eijck.

In de kabinetsreactie staat dat de afgelopen jaren hard is gewerkt om op lokaal niveau de samenwerking tussen instanties en professionals te verbeteren, zodat jeugdigen die in problemen raken op tijd en adequaat ondersteuning krijgen. Ook landelijk is de verkokering van organisaties en ministeries die met jeugd te maken hebben, tegengegaan. Dit heeft inmiddels geleid tot verbetering voor kinderen en hun ouders. Het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters is bijvoorbeeld gedaald van 64.000 in 2003-2004 naar 57.000 in 2004-2005. En het aantal overblijfkrachten dat is opgeleid met behulp van rijkssubsidie is toegenomen van 7.500 in 2005 naar ruim 10.500 in 2006.

Het kabinet onderschrijft het advies van Van Eijck om de rol van de gemeente in het jeugdbeleid te versterken. Het kabinet wil dat de resterende maanden nog realiseren door: Te stimuleren dat gemeenten meer invloed krijgen op de inzet van geïndiceerde zorg, omdat lokale partijen het beste kunnen aangeven welke kinderen in de problemen komen als zorg niet snel wordt ingezet. Het bundelen van taken op het terrein van opvoed- en opgroeiondersteuning in Centra voor Jeugd en Gezin. Zo kunnen kind en/of ouders eerder en sneller in de eigen omgeving geholpen worden. De Zorg- en Adviesteams (ZAT's) worden het samenwerkingverband van alle relevante uitvoerende partijen. Het aantal ZAT's is de afgelopen jaren fors gestegen. De meerderheid van gemeenten en scholen vinden dat de ZAT's adequaat en doeltreffend handelen. De gemeente wordt bestuurlijk verantwoordelijk voor de centra voor Jeugd en Gezin en de ZAT's. Ervoor te zorgen dat voor de geïndiceerde (jeugd)zorg en het speciaal onderwijs er één geïntegreerde indicatiestellingsprocedure komt. Dit voorkomt dat jeugdigen en ouders een opeenstapeling van bureaucratische procedures moeten doorlopen.
Betere informatie-uitwisseling over jeugdigen in de jeugdketen te verwezenlijken door de verwijsindex. Deze ICT-toepassing wordt rond komende jaarwisseling geïntroduceerd.
Betere informatie op individueel kindniveau door het elektronisch kinddossier jeugdgezondheidszorg. Alle kinderen krijgen vanaf 1 januari 2008 een elektronisch kinddossier jeugdgezondheidszorg. Beter zicht op hoe het gaat met de Nederlandse jeugd door de jeugdmonitor die in 2007 operationeel wordt. Hierdoor worden knelpunten inzichtelijk, waardoor gericht gewerkt kan worden aan verbetering voor kinderen.

Het kabinet zal zich niet buigen over de vraag of de bestuurlijke verantwoordelijkheidsverdeling op het terrein van de geïndiceerde jeugdzorg veranderd moet worden. Een volgend kabinet is daar beter toe in staat, omdat in het najaar een evaluatie van de nieuwe Wet op de jeugdzorg gereed is. Ook zal een volgend kabinet zich buigen over de vraag of er in de toekomst nog slechts brede scholen zullen zijn in het primair- en voortgezet onderwijs.

RVD, 06.07.2006