Beantwoording kamervragen Sens
Namens de vaste commissie voor Justitie wil ik u gaarne de volgende vragen ter
beantwoording voorleggen over uw brief inzake de vermeende spionage door SBNS
(Kamerstuk 24577, nr. 71);
1 Welke `reeks' aan gebeurtenissen heeft ten grondslag gelegen aan het opzeggen van het
vertrouwen door de Raad van Commissarissen in de toenmalig algemeen directeur en de
commercieel directeur?
Antw. Deze gebeurtenissen zagen op de financiële ontwikkelingen binnen de Stichting
Exploitatie Nederlandse Staatsloterij (`SENS') en de gestrande ontwikkeling van het sms-spel
Sevens.
2. Waarop was uw `materiële' instemming -- naar aanleiding van het overleg dat u had met
de voorzitter van de Raad van Commissarissen voor 27 oktober 2003- met de vervanging van
de algemeen directeur gebaseerd?
Antw. Mijn instemming was gebaseerd op de door de Raad van Commissarissen gestelde
vertrouwensbreuk om bovenomschreven redenen tussen hen en de algemeen directeur.
3. Wat is uw oordeel over het feit dat de voorzitter van de Raad van Commissarissen u niet
meer heeft ingelicht over de nieuwe gebeurtenissen die het vertrouwen ondermijnden, zijnde
de betrokkenheid van de toenmalig algemeen directeur hij het verdiepingsonderzoek?
Antw. De Raad van Commissarissen had mij reeds geïnformeerd over de ontstane
vertrouwensbreuk welke voldoende aanleiding gaf voor een in gang te zetten beëindiging
van het dienstverband. Nadere aanvullingen daarop had de Raad van Commissarissen mij
niet behoeven te geven in het licht van hetgeen reeds was besloten.
4. Heeft u op 11 november 2003 uw schriftelijke goedkeuring verleend zonder dat u op de
hoogte was van het bestaan van de notitie van de Raad van Commissarissen van 13 november
2003, en u daardoor ook geen weet had van de `oorzaken van het verlies van vertrouwen'
zoals die op schrift waren gesteld in de voornoemde notitie? Wat is uw oordeel over het feit
dat de Raad van Commissarissen u de notitie niet heeft doen toekomen?
Antw. Mijn instemming was gebaseerd op de vertrouwensbreuk zoals gesteld door de Raad
van Commissarissen en waarvan de gronden in de betreffende notitie hun neerslag vonden.
Het was voor mij op 11 november niet mogelijk om de inhoud van een notitie van 13
november, welke uitsluitend bestemd was voor het gesprek tussen Raad van Commissarissen
en algemeen directeur, te kennen.
5. Heeft u de `schriftelijke opdrachtformulering' waar de heer Egerschot over spreekt in zijn
verklaring van 27 maart 2006 kunnen achterhalen?
Antw. 5, 8 en 9 Nee, niemand heeft tot op heden een eventuele schriftelijke
opdrachtformulering kunnen achterhalen. Ook de identiteit van de onderzoeker/ het
onderzoeksbureau alsmede eventueel daarmee gepaard gaande bedragen zijn niet getraceerd,
o.a. doordat destijds betrokkenen zeggen zich de naam van het desbetreffende bedrijf niet
meer te kunnen herinneren.
6- Bent u nagegaan of er een rekening courant tussen SENS en EWLH heeft bestaan in de
vorm van een rekening courant die gekoppeld was aan de leningovereenkomst of die is
omgezet in een leningovereenkomst?
Antw. De Raad van Commissarissen is dit nagegaan en ik heb u in mijn brief van 3 mei 2006
(24557 nr. 71 ) de uitkomst van dit onderzoek medegedeeld, namelijk dat er geen rekening
courant heeft bestaan tussen SENS en EWLH.
7. Hoe hoog was de beëindigingvergoeding die de toenmalig algemeen directeur van SENS
heeft ontvangen?
Antw. Uit het jaarverslag van SENS over 2005 citeer ik hierna de bedragen welke aan de
toenmalig algemeen directeur zijn uitgekeerd: 204.000,- aan salaris, 125.000,- aan
pensioenlasten en 392.000,- aan beëindigingsvergoeding conform arbitraal vonnis.
8 Welke onderzoeker en/of onderzoeksbureau heeft het verdiepingsonderzoek verricht en wat
heeft dat onderzoek precies ingehouden?
Zie antw. onder 5
9. Wie heeft betaald voor dat onderzoek en hoe is die betaling verlopen?
Zie antw. onder 5
10. Heeft de heer A. Geul betrokkenheid bij het onderzoek gehad? Zo ja, is bij hem nagegaan
hoe het onderzoek heeft plaatsgevonden en op welke wijze er is betaald? Zo neen, waarom is
dat niet gebeurd?
Antw. Onduidelijkheden over het onderzoek blijven bestaan, evenals de rol van mogelijke
betrokkenen, zoals aangegeven in mijn brief van 3 mei 2006 (24557 nr. 71). In mijn brief heb
ik tevens aangegeven dat navraag is gedaan bij de advocaat van EWLH door de advocaat van
SENS naar de identiteit van de onderzoeker en/ of het onderzoeksbureau. Eerstgenoemde
heeft aangegeven dat navraag bij de huidige en toenmalige bestuurders geen informatie als
verzocht heeft opgeleverd. Omdat de Postcodeloterij SENS aansprakelijk heeft gesteld, is
SENS een procedure tot voorlopig getuigenverhoor gestart ter verkrijging van nader inzicht
in het feitenrelaas en haar mogelijke aansprakelijkheidspositie.
---- --
Ministerie van Financiën