IP/06/922
Brussel, 4 juli 2006
Staatssteun: Commissie keurt opleidingssteun voor Ford Genk ten dele goed
De Europese Commissie heeft haar diepgaand onderzoek afgerond in de
zaak van de opleidingssteun die Vlaanderen aan de fabriek van
Ford-Werke in het Belgische Genk ("Ford Genk") wil toekennen. Zij is
tot de bevinding gekomen dat 6,24 miljoen EUR steun opleidingssteun
verenigbaar is met de staatssteunregels van het EG-Verdrag. De
Commissie constateerde echter ook dat nog eens 6,04 miljoen EUR steun
zou worden verleend voor opleidingsactiviteiten die Ford sowieso zou
uitvoeren - ook zonder de steun. Die steun zou niet bijdragen tot het
gemeenschappelijk belang door een uitbreiding van het
opleidingsaanbod, maar zou enkel de mededinging en de handel tussen
lidstaten verstoren. Daarom was de Commissie van oordeel dat deze 6,04
miljoen EUR steun niet verenigbaar was met de gemeenschappelijke
markt.
In een reactie verklaarde Neelie Kroes, commissaris voor
concurrentiebeleid: "De Commissie is een sterk voorstander van steun
om economische groei en banencreatie te stimuleren. Daarom geeft zij
ook graag groen licht voor de meer dan 6 miljoen EUR opleidingssteun
aan Ford Genk. Bij de rest van de steun gaat het echter om normale
operationele en herstructureringskosten van Ford Genk, die geen extra
opleidingsactiviteiten opleveren - en dus ook niet kunnen worden
goedgekeurd."
België had het Vlaamse voornemen gemeld om 12,28 miljoen EUR subsidie
te verlenen voor een opleidingsprogramma van 33,84 miljoen EUR van
Ford Genk, een Belgische dochter van de Ford Motor Company.
De Genkse fabriek werd in 1964 in bedrijf gesteld. Eind 2003 vond daar
- in het kader van een algemene herstructurering van Ford Europe - een
aanzienlijke personeelsinkrimping plaats, waarbij ongeveer 3 000
werknemers betrokken waren. Tegelijk kondigde de onderneming een
investeringsprogramma van zo'n 700 miljoen EUR aan, dat vooral was
toegespitst op een nieuw, flexibel productiesysteem waarmee drie
nieuwe modellen kunnen worden geproduceerd. De fabriek heeft momenteel
meer dan 5 000 werknemers en een jaarproductie van zo'n 200 000
voertuigen.
De Commissie is een voorstander van opleidingsactiviteiten; deze komen
immers ten goede aan de Europese economie die zo over een ruimere pool
geschoolde werknemers kan beschikken. Toch moet zij in individuele
gevallen opleidingssteun nader onderzoeken om ervoor te zorgen dat de
steun ondernemingen daadwerkelijk ertoe aanzet extra
opleidingsactiviteiten uit te voeren en om te voorkomen dat de steun
alleen wordt gebruikt voor het subsidiëren van opleidingskosten die
ondernemingen sowieso zouden maken. Dergelijk onderzoek is met name
nodig in een economische context waar autofabrieken met elkaar
concurreren voor de bouw van nieuwe modellen en onnodige steun de
mededinging dus ernstig zou kunnen verstoren.
In haar beschikking kwam de Commissie tot de bevinding dat onderdelen
van de aangemelde maatregel ten behoeve van Ford Genk niet in
overeenstemming waren met de EU-regels inzake opleidingssteun en de
gemeenschappelijke markt. Met name is de Commissie van oordeel dat
opleidingsactiviteiten die plaatsvonden in het kader van de
herstructurering van de fabriek, behoren tot de normale
herstructureringsuitgaven. Voorts maakt de opleiding in verband met
het uitbrengen van nieuwe modellen deel uit van de exploitatiekosten
die autobouwers maken enkel en alleen op basis van de marktkrachten.
Daarom was de Commissie ook van oordeel dat dit deel van de steun niet
tot een toename van de opleidingsactiviteiten zou leiden en dus niet
noodzakelijk was. Bijgevolg kon deze 6,04 miljoen EUR geplande steun
niet worden goedgekeurd. De Belgische overheid bevestigde dat de steun
nog niet was verleend, en daarom hoeft hij ook niet te worden
teruggevorderd.
De overige maatregelen die de Belgische overheid had aangemeld - zo'n
6,24 miljoen EUR steun - zijn, volgens deze beschikking van de
Commissie, wel verenigbaar met de gemeenschappelijke markt.
European Union