RPB: Samenwerking fundamenteel onderzoek weinig regionaal
Ruimtelijk planbureau
http://www.ruimtelijkplanbureau.nl
Samenwerking fundamenteel onderzoek weinig regionaal georiënteerd
Fundamenteel onderzoek op het gebied van kennisgedreven technologieën, als de
biotechnologie en de ICT, concentreert zich in Nederland al jarenlang in een beperkt
aantal regio's. Het zijn met name universiteitsregio's als Eindhoven, Leiden en
Wageningen die fungeren als een knooppunt in een kennisnetwerk, ofwel: kennishub. Toch
werken organisaties binnen dergelijke kennishubs slechts beperkt samen als het gaat om
het doen van fundamenteel onderzoek. Internationale samenwerkingsrelaties zijn van veel
groter belang.
Dit is één van de conclusies van de studie 'Kennishubs in Nederland.
Ruimtelijke patronen van onderzoekssamenwerking', die het Ruimtelijk Planbureau vandaag
presenteerde tijdens een minisymposium over de rol van de regio in de kenniseconomie.
Kennis en innovatie zijn van steeds groter belang voor de economie. Veel regio's streven
er dan ook naar hun positie binnen de internationale kennisnetwerken te verbeteren en
tegelijkertijd de regionale inbedding van bedrijven en kennisinstellingen in de
kennisgedreven sectoren te versterken. Zo presenteert Leiden zich als kenniscluster in de
life sciences. Toch is dit soort kennisnetwerken nog maar zelden in kaart gebracht. Om in
deze kennislacune te voorzien wordt in deze studie aan de hand van wetenschappelijke
copublicaties in de periode 1988-2004 de ruimtelijke structuur geanalyseerd van
kennisnetwerken, en hun dynamiek, binnen de kennisgedreven technologieën tussen
Nederlandse regio's onderling en tussen Nederlandse regio's en het buitenland.
Copublicaties zijn een goede graadmeter voor nieuwe wetenschappelijke kennis en
samenwerking.
Sterke internationale oriëntatie op onderzoekssamenwerking
Onderzoekssamenwerking in kennisgedreven (science-based) technologieën is in
Nederland veel meer internationaal georiënteerd dan regionaal. Ongeveer driekwart
van de kennisrelaties wordt onderhouden met buitenlandse organisaties. Dit betekent niet
dat kennis weglekt; in potentie profiteren Nederlandse organisaties eveneens van deze
samenwerking met het buitenland. Het feit dat onderzoekssamenwerking zo sterk
internationaal is gericht, betekent wel dat de kennisgedreven sectoren niet optimaal zijn
gebaat bij beleid dat zijn pijlen alleen richt op de regio.
Kennishubs concentreren zich in universiteitsregio's
Het aantal kennishubs is in Nederland beperkt tot met name de universiteitsregio's. Zo
zorgen de aanwezigheid van een technische universiteit en daarnaast de verschillende
Philips-onderdelen en verwante bedrijven als ASML en FEI in Eindhoven respectievelijk
verschillende TNO-instellingen in Delft, voor een sterke positie van deze regio's op het
gebied van de physical sciences, met specialisaties in de elektronica en de informatie-
en communicatietechnologie. De Randstad (Leiden, Utrecht, Amsterdam en in iets mindere
mate Rijnmond) en Wageningen vormen de kennishubs voor de life sciences, waaronder de
landbouw- en voedselchemie, de biotechnologie, de organische fijnchemie worden verstaan.
Ook deze regio's hebben naast een universiteit een concentratie aan
onderzoeksinstellingen en een combinatie van, in onderzoek actieve, grote bedrijven en
relatief veel startende bedrijven op dit gebied.
Het zijn door de tijd steeds dezelfde regio's (met hun structuur, bedrijven en context)
die binnen de brede sectoren van de life sciences en de physical sciences in het netwerk
van belang zijn. Hiernaast lijkt een regio geen sterke positie te kunnen innemen in beide
netwerken.
Ruimtelijke nabijheid heeft beperkt effect op samenwerking
Rond de vijftig procent van de samenwerkingsrelaties vindt plaats tussen wetenschappelijke
instellingen, met name universiteiten. De ruimtelijke structuur van de kennisnetwerken
wordt echter tevens bepaald door andere onderzoeksinstellingen en een concentratie van
R&D-intensieve bedrijven binnen deze regio's. Samenwerking tussen universiteiten en
bedrijven kent met name een nationale oriëntatie, terwijl samenwerking tussen
universiteiten en overheidsinstellingen in Nederland plaatsvindt op regionaal of lokaal
niveau. Samenwerking tussen dezelfde soort organisaties, zoals tussen universiteiten
onderling, heeft juist een sterk internationaal karakter. Ruimtelijke nabijheid heeft dus
slechts een beperkt effect op het patroon van samenwerking tussen en binnen Nederlandse
regio's. Voor de op physical sciences gebaseerde technologieën blijkt ruimtelijke
nabijheid zelfs geen enkel effect te hebben op de intensiteit van de samenwerking.
Nationaal beleid voor onderzoeksnetwerken meest zinvol
De regionale dimensie van de kenniseconomie moet, als het gaat om samenwerking bij
fundamenteel onderzoek in kennisgedreven sectoren, dus niet worden overschat. Beleid dat
onderzoekssamenwerking wil stimuleren is zinvoller op nationaal dan op regionaal niveau.
Kennishubs in Nederland. Ruimtelijke patronen van onderzoekssamenwerking
Roderik Ponds en Frank van Oort
Rotterdam/Den Haag: NAi Uitgevers/RPB. ISBN 90-5662-508-x / 978-90-5662-508-5
Prijs 22,50 euro
Te bestellen bij de boekhandel of via NAi Boekverkopers, telefoon 010 4401203
EINDE PERSBERICHT
Ruimtelijk Planbureau