European Union



IP/06/900

Brussel, 30 juni 2006

Interne markt: Commissie maant 14 lidstaten EU-wetgeving uit te voeren

De Europese Commissie heeft besloten inbreukprocedures in te leiden tegen 14 lidstaten omdat zij een of meer van vijf internemarktrichtlijnen niet in hun nationale wetgeving hebben omgezet. De Commissie zal Slovenië en het Verenigd Koninkrijk voor het Europees Hof van Justitie dagen omdat zij een richtlijn over instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening niet hebben uitgevoerd. De Commissie zal ook Portugal voor het Hof dagen wegens de niet-uitvoering van een richtlijn betreffende de sanering en liquidatie van kredietinstellingen. Verder heeft de Commissie besloten 12 lidstaten (België, Cyprus, Estland, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Ierland, Malta, Portugal, Spanje, Zweden en het Verenigd Koninkrijk) formeel te verzoeken uitvoering te geven aan een richtlijn over volgrecht op het gebied van het auteursrecht. Deze verzoeken worden gedaan in de vorm van een met redenen omkleed advies, de tweede fase van de inbreukprocedure van artikel 226 van het EG-Verdrag. Indien de Commissie binnen twee maanden geen bevredigend antwoord heeft ontvangen, kan zij de kwestie aan het Europees Hof van Justitie voorleggen. Voorts heeft de Commissie op grond van artikel 228 van het EG-Verdrag besloten een schriftelijke aanmaning tot het Verenigd Koninkrijk te richten waarbij zij de lidstaat verzoekt volledige informatie te verstrekken over de uitvoering van een arrest van het Europees Hof betreffende de tenuitvoerlegging met betrekking tot Gibraltar van een richtlijn over de erkenning van beroepskwalificaties. De Commissie heeft ook een schriftelijke aanmaning tot Luxemburg gericht met het verzoek volledige informatie te verstrekken over het gevolg dat is gegeven aan een arrest van het Europees Hof betreffende de uitvoering van een richtlijn over boekhoudkundige voorschriften. Ten slotte verheugt de Commissie zich over het feit dat alle lidstaten thans de richtlijn betreffende de rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen ten uitvoer hebben gelegd.

Commissaris Charlie McCreevy, bevoegd voor interne markt en diensten, zei hierover: "Algemeen genomen hebben de lidstaten de laatste tijd weliswaar indrukwekkende vorderingen gemaakt bij de uitvoering van de internemarktwetgeving, maar dat neemt niet weg dat sommige onder hen een achterstand hebben opgelopen, waardoor overal in Europa burgers en bedrijven niet ten volle kunnen profiteren van de interne markt en van de maatregelen waarover hun regeringen zelf overeenstemming hebben bereikt. De Commissie zal alles doen wat in haar macht ligt om de lidstaten te helpen de wetgeving op tijd uit te voeren, maar zo nodig zal zij ook corrigerende maatregelen nemen."

Instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening: Slovenië en het Verenigd Koninkrijk voor het Hof van Justitie gedaagd

De Commissie heeft besloten Slovenië en het Verenigd Koninkrijk voor het Europees Hof van Justitie te dagen omdat zij Richtlijn 2003/41/EG betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (de IBPV-richtlijn) niet of slechts gedeeltelijk in hun nationale wetgeving hebben opgenomen. Deze lidstaten hebben niet geantwoord op het met redenen omkleed advies dat de Commissie hun in april 2006 heeft toegezonden. De richtlijn had op 23 september 2005 door alle lidstaten moeten zijn omgezet.

De IBPV-richtlijn maakt deel uit van het Actieplan voor financiële diensten en voltooit de interne markt voor instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening. De richtlijn erkent weliswaar dat de bedrijfspensioenstelsels in de lidstaten sterk uiteenlopen, maar biedt geharmoniseerde voorschriften voor het prudentieel toezicht op en de kapitaalvereisten van instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening. Verder bevat de richtlijn regels voor grensoverschrijdende bedrijfspensioenvoorziening. Omdat de uitvoering van de richtlijn niet in alle lidstaten even ver gevorderd is, kunnen pensioeninstellingen grensoverschrijdende diensten niet overal op de interne markt op gelijke voet aanbieden.

Sanering en liquidatie van kredietinstellingen: Portugal

De Commissie heeft besloten een zaak tegen Portugal bij het Europees Hof van Justitie aanhangig te maken omdat de lidstaat Richtlijn 2001/24/EG betreffende de sanering en liquidatie van kredietinstellingen niet in nationaal recht heeft omgezet. In de richtlijn wordt bepaald dat bij een faillissement van een kredietinstelling met bijkantoren in verschillende lidstaten de liquidatie geschiedt volgens één enkele faillissementsprocedure die wordt ingeleid in de lidstaat waar de kredietinstelling haar statutaire zetel heeft (de lidstaat van herkomst genoemd) en wordt geregeld bij één enkele faillissementswetgeving, namelijk die van de lidstaat van herkomst. Zolang de richtlijn nog niet volledig door alle lidstaten is uitgevoerd, bestaat het risico van tegenstrijdige uitspraken en is de gelijke behandeling van schuldeisers in de diverse lidstaten niet verzekerd. Portugal heeft de Commissie nog niet in kennis gesteld van maatregelen ter omzetting van de richtlijn in nationaal recht, ondanks het feit dat de omzettingstermijn op 5 mei 2004 is afgelopen en in juli 2005 een met redenen omkleed advies naar de lidstaat is gezonden.

Richtlijn betreffende het volgrecht: België, Cyprus, Estland, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Ierland, Malta, Portugal, Spanje, Zweden en het Verenigd Koninkrijk

De Commissie heeft besloten een met redenen omkleed advies naar bovengenoemde 12 lidstaten te zenden wegens de niet-uitvoering van de richtlijn betreffende het volgrecht, waarmee wordt beoogd ervoor te zorgen dat grafische kunstenaars een deel van de winst ontvangen telkens als hun oorspronkelijke kunstwerken door tussenkomst van de professionele kunsthandel worden verkocht. De richtlijn maakte een einde aan de discriminatie waarmee kunstenaars in het verleden werden geconfronteerd omdat hun kunstwerk op een bepaalde plaats werd verkocht en die voortvloeide uit het feit dat het volgrecht in sommige lidstaten bestond en in andere niet. De richtlijn werd aangenomen in 2001 en de lidstaten hadden tot 1 januari 2006 de tijd om nationale maatregelen tot omzetting ervan in nationaal recht vast te stellen.

Erkenning van beroepskwalificaties: Verenigd Koninkrijk

De Commissie heeft op grond van artikel 228 van het EG-Verdrag besloten een aanmaningsbrief naar het Verenigd Koninkrijk te zenden omdat geen gevolg is gegeven aan het arrest van het Hof van 20 oktober 2005 (zaak C-505/04) inzake de niet-kennisgeving met betrekking tot Gibraltar van maatregelen ter omzetting in nationaal recht van Richtlijn 2001/19/EG betreffende de wederzijdse erkenning van beroepskwalificaties.

Deze in 1997 door de Commissie voorgestelde richtlijn maakt deel uit van het SLIM-initiatief, dat ten doel heeft de internemarktwetgeving te vereenvoudigen. De bijwerking van de lijsten met diploma's, certificaten en andere titels die wederzijds kunnen worden erkend, wordt aanzienlijk vergemakkelijkt. Ook wordt de werking van het algemeen stelsel van erkenning van beroepskwalificaties verbeterd.

De termijn voor de omzetting van Richtlijn 2001/19/EG is op 1 januari 2003 verstreken. Sinds die datum heeft het Verenigd Koninkrijk omzettingsmaatregelen voor Engeland, Noord-Ierland, Schotland en Wales vastgesteld, maar niet voor Gibraltar.

Naar aanleiding van het arrest van het Hof hebben de Britse autoriteiten de Commissie in kennis gesteld van de uitvoeringsbepalingen voor Gibraltar wat de medische beroepen betreft. Zij hebben evenwel geen kennis gegeven van de maatregelen ten aanzien van het algemene stelsel van erkenning van diploma's. Indien deze maatregelen niet worden vastgesteld, kan het Hof het Verenigd Koninkrijk een dwangsom opleggen.

Boekhoudkundige voorschriften: Luxemburg

De Commissie heeft Luxemburg verzocht zich te voegen naar het arrest dat het Europees Hof van Justitie op 8 december 2005 heeft gewezen in zaak C-115/05, Commissie/Groothertogdom Luxemburg.

In zijn arrest verklaarde het Europees Hof van Justitie dat Luxemburg niet heeft voldaan aan zijn verplichting om Richtlijn 2001/65/EG over boekhoudkundige voorschriften in zijn nationale rechtsorde om te zetten.

Richtlijn 2001/65/EG wijzigt de Richtlijnen 78/660/EEG, 83/349/EEG en 86/635/EEG. In deze richtlijnen wordt bepaald welke vennootschapsvormen jaarrekeningen moeten opstellen, volgens welk schema de winst- en verliesrekening en de balans moeten worden opgesteld en welke waarderingsbeginselen moeten worden toegepast. De richtlijnen stellen ook eisen ten aanzien van de openbaarmaking van de jaarrekeningen.

Ingevolge de in juni 2002 vastgestelde verordening betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (IAS) moeten alle EU-ondernemingen die op een gereglementeerde markt - zoals een beurs - zijn genoteerd, vanaf 2005 de IAS gebruiken en mogen de lidstaten deze eis tot alle ondernemingen uitbreiden. Waar de IAS niet worden toegepast, blijven de vierde en de zevende richtlijn vennootschapsrecht (78/660/EEG en 83/349/EEG), ook de jaarrekeningenrichtlijnen genoemd, de basis vormen voor de in de EU geldende boekhoudkundige verplichtingen en kunnen ze bijgevolg voor zo'n vijf miljoen ondernemingen in Europa van toepassing blijven. Deze richtlijnen moesten worden geactualiseerd.

Richtlijn 2001/65/EG heeft de in de EU geldende boekhoudkundige eisen in overeenstemming gebracht met de moderne boekhoudingstheorie en
-praktijk. Zij staat toe dat bepaalde financiële activa en passiva tegen reële waarde worden gewaardeerd. Dit zal de Europese ondernemingen in staat stellen hun jaarrekeningen conform de thans gangbare internationale regels op te stellen.

Het verzoek van de Commissie aan Luxemburg heeft de vorm van een formele aanmaning uit hoofde van de inbreukprocedure van artikel 228 van het EG-Verdrag. De Commissie behoudt zich het recht voor om, indien de nationale autoriteiten binnen de twee maanden geen bevredigend antwoord hebben gegeven, een met redenen omkleed advies als bedoeld in artikel 228, lid 2, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap uit te brengen. Krachtens deze zelfde bepaling kan het Hof van Justitie financiële straffen opleggen aan een lidstaat die aan zijn arrest geen gevolg geeft.

Biotechnologie - alle lidstaten hebben de EU-wetgeving betreffende de rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen ten uitvoer gelegd

De Commissie verheugt zich over het feit dat alle lidstaten thans Richtlijn 98/44/EG betreffende de rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen in nationaal recht hebben omgezet. Met de richtlijn wordt beoogd enkele beginselen van de toepassing van het octrooirecht op biotechnologische uitvindingen te verduidelijken en er bovendien voor te zorgen dat strenge ethische normen in acht worden genomen. Deze verduidelijkingen bleken van essentieel belang te zijn om de mogelijkheden van de biotechnologie op medisch, economisch en milieugebied met inachtneming van deze ethische normen ten volle te exploiteren.

Het laatste nieuws over inbreukprocedures ten aanzien van de lidstaten is te vinden op:

http://ec.europa.eu/community_law/eulaw/index_en.htm