Een vóór 1 april 2003 gegeven naturalisatiebesluit dat berust op
valse of fictieve persoonsgegevens heeft geen rechtsgevolg behoudens
bijzondere omstandigheden die de aanvrager desondanks voldoende
identificeerden
's-Gravenhage, 30 juni 2006 - Achtergrond De betrokken persoon,
afkomstig uit het voormalige Joegoslavië, heeft in 1993-1996 met
gebruikmaking van onjuiste personalia een verblijfsvergunning als
vluchteling verzocht en verkregen. In 1999 heeft hij, opnieuw met
gebruikmaking van onjuiste personalia, naturalisatie verzocht. Dit
verzoek heeft in hetzelfde jaar geleid tot een Koninklijk Besluit
waarbij het Nederlanderschap is verleend.
In 2004 is aan het ministerie van Justitie/Vreemdelingenzaken en
Integratie gebleken dat de betrokkene anders heette dan hij in het
naturalisatieverzoek had vermeld, en dat de door hem opgegeven
geboorteplaats en namen van zijn ouders eveneens onjuist waren. De
minister heeft hem vervolgens meegedeeld dat het naturalisatiebesluit
geen rechtsgevolg heeft omdat de persoon die in de besluit wordt
vermeld een andere persoon is dan betrokkene.
Betrokkene heeft zich daarop gewend tot de rechtbank in Den Haag met
het verzoek om vast te stellen dat hij wel degelijk vanaf de datum van
het naturalisatiebesluit in het bezit is van de Nederlandse
nationaliteit.
De uitspraak van de rechtbank
De rechtbank heeft dit verzoek toegewezen bij uitspraak van 28 april
2005. De rechtbank was van oordeel dat sinds een wijziging van de
Rijkswet op het Nederlanderschap, die in 2003 in werking is getreden,
aan een naturalisatiebesluit slechts de werking kan worden ontnomen
door intrekking en dat dit ook geldt wanneer het naturalisatiebesluit
berust op valse persoonsgegevens. De rechtbank week hiermee af van
eerdere uitspraken van dezelfde rechtbank in vergelijkbare zaken. In
een uitspraak van 11 november 2005 (LJN AT7542) heeft de Hoge Raad
eveneens anders geoordeeld; deze uitspraak kon de rechtbank uiteraard
nog niet kennen toen zij op 28 april 2005 uitspraak deed.
Cassatie bij de Hoge Raad
De Staat heeft tegen de beschikking van de rechtbank cassatieberoep
bij de Hoge Raad ingesteld. (Er is dus niet eerst hoger beroep
ingesteld, want dat staat de wet in dit soort zaken niet toe.)
In deze procedure treedt voor de Staat op: mr. H.A. Groen, advocaat in
Den Haag, en voor de betrokkene: mr. P.C.M. van Schijndel, advocaat in
Den Haag.
Op 20 januari 2006 heeft advocaat-generaal mr. L. Strikwerda in zijn
advies aan de Hoge Raad geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis
en tot afdoening van de zaak door de Hoge Raad zelf door afwijzing van
het door de betrokkene bij de rechtbank ingediende verzoek.
De uitspraak van de Hoge Raad
De Hoge Raad heeft beslist dat onderscheid moet worden gemaakt tussen
naturalisatiebesluiten die zijn gegeven voordat de wijziging van de
Rijkswet op het Nederlanderschap waarop de rechtbank doelt, in werking
trad (d.w.z. vóór 1 april 2003) en naturalisatiebesluiten van na die
datum.
Voor de eerste groep geldt dat een naturalisatiebesluit waarin valse
of fictieve persoonsgegevens zijn opgenomen, betrokkene - behoudens
bijzondere omstandigheden - niet identificeert, en daarom geen
rechtsgevolg heeft. Door zo'n naturalisatiebesluit is het
Nederlanderschap dus niet verkregen. Er is geen intrekkingsbesluit
nodig om het besluit zijn effect te ontnemen.
Dit was ook al beslist in de al genoemde uitspraak van de Hoge Raad
van 11 november 2005, die aan de orde is geweest in het debat in de
Tweede Kamer over het voormalige Kamerlid Hirsi Ali.
Sinds 1 april 2003 houdt de wet in dat naturalisatiebesluiten in
beginsel geldig zijn en hun werking slechts verliezen als zij worden
ingetrokken. Intrekking is mogelijk als de verkrijging of verlening
van het Nederlanderschap berust op een door de betrokken persoon
gegeven valse verklaring of bedrog, dan wel op het verzwijgen van enig
voor de verkrijging of verlening relevant feit. Deze regeling geldt
ook voor naturalisatiebesluiten die zijn verkregen met gebruikmaking
van valse of fictieve persoonsgegevens.
De wijzigingswet heeft echter niet geregeld dat naturalisatiebesluiten
van vóór 1 april 2003 die rechtsgevolg misten, alsnog rechtsgeldig
werden. Het nieuwe regiem geldt dus niet voor die besluiten.
Omdat het in deze zaak gaat om een naturalisatiebesluit van vóór 1
april 2003, heeft de rechtbank ten onrechte de nieuwe wet toegepast.
De Hoge Raad heeft daarom de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage
van 28 april 2005 vernietigd. De zaak is ter verdere behandeling en
beslissing verwezen naar het hof 's-Gravenhage.
Verdere behandeling
Het zal bij de behandeling door het hof in het bijzonder gaan om de
vraag of er in dit geval bijzondere omstandigheden zijn die maken dat
de betrokkene ondanks de onjuiste gegevens die hij bij zijn aanvraag
voor naturalisatie had verschaft, voldoende geïdentificeerd was om
zijn aanvraag goed te kunnen beoordelen en het nodige onderzoek
mogelijk te maken.
Samenvatting door griffier van de Hoge Raad (buiten
verantwoordelijkheid van de Hoge Raad)
LJ Nummer
AV0054
Bron: Hoge Raad der Nederlanden
Datum actualiteit: 30 juni 2006 Naar boven
Gerechtelijke organisatie