Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Amendement Van der Sande/Verbeet inzake naschoolse opvang en sport

Kamerstuk, 30-6-2006

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

S/BRE-SP-2695509

20 juni 2006

Op 15 juni jongstleden heeft u tijdens het Algemeen Overleg over sport nadere toelichting gevraagd bij de uitvoering van het amendement-Van der Sande/Verbeet inzake naschoolse opvang en sport. Door middel van deze brief breng ik u nader op de hoogte van de stand van zaken.

In mijn brief d.d. 15 mei 2006, over de voortgang van het sportprogramma, de uitvoering van het onderhavige amendement en een aantal moties , heb ik aangekondigd het onderwerp `naschoolse opvang en sport' met voorrang op te pakken en dit te vervatten in een landelijk actieplan. In Samen voor Sport, het uitvoeringsprogramma ter uitvoering van de kabinetsnota Tijd voor Sport dat uw Kamer op 7 juni 2006 is aangeboden , verwijs ik naar het overleg dat ik over het actieplan nog wil voeren en noem ik een aantal maatregelen die ik op voorhand al heb genomen.

Het actieplan inzake sport, naschoolse activiteiten en naschoolse opvang kent in ieder geval de volgende onderdelen: 1. aansluiting bij de motie-Van Aartsen/Bos;
2. aanpassing van maatregelen en programma's;
3. onderzoek en monitoring;
4. actieplan en organisatie.

Ad 1, aansluiting bij de motie-Van Aartsen/Bos

Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen in september 2005 is de motie-Van Aartsen/Bos aangenomen. De motie verzoekt het kabinet de wet- en regelgeving zodanig aan te passen dat scholen met ingang van het schooljaar 2007-2008 worden verplicht voor- en naschoolse opvang aan te bieden tussen 7.30 uur en 18.30 uur dan wel de randvoorwaarden te verzorgen waarbinnen andere partijen dat doen. Het kabinet heeft in het najaar van 2005 aangegeven hoe het de motie wil uitvoeren. In vervolg hierop is in april 2006 een concreet stappenplan aan de Tweede Kamer toegezonden, dat een aantal acties beschrijft waarmee scholen met ingang van het schooljaar 2007-2008 aan deze nieuwe verplichting kunnen voldoen.

Het is noodzakelijk het amendement-Van der Sande/Verbeet goed op de motie-Van Aartsen/Bos te laten aansluiten. Immers, door uitvoering van de motie-Van Aartsen/Bos ontstaat het uitvoeringssysteem dat (ook) een sportief naschools aanbod mogelijk maakt. Daarom heb ik actief aan het stappenplan ter uitvoering van de motie-Van Aartsen/Bos meegewerkt. In het stappenplan is duidelijk aangegeven dat er variëteit mogelijk is in de uitvoering en dat scholen volgens verschillende modellen te werk kunnen gaan bij het aanbieden van naschoolse opvang. Een aantal gegevens staat vast: zo is de vraag van de ouders naar voor- en naschoolse opvang leidend, hebben de scholen een verplichting om de opvang te organiseren en blijven de (financierings)systemen voor onderwijs en opvang gescheiden.
In overleg met de ouders kunnen scholen hun verplichting vervolgens op verschillende manieren invullen. Scholen kunnen hun rol beperken tot `makelaar', waarbij de school de ouders in verbinding stelt met een organisatie voor buitenschoolse opvang, maar kunnen ook een sluitend dagarrangement creëren met samenhangende voorzieningen, bijvoorbeeld in het kader van de brede school, of iedere gewenste tussenvorm realiseren.

In het stappenplan wordt een onderscheid gemaakt tussen naschoolse opvang en naschoolse activiteiten. Om de kwaliteit van de opvang te kunnen waarborgen moet deze voldoen aan de eisen van de Wet kinderopvang en in principe geleverd worden door een kinderopvangorganisatie. Scholen en derden, waaronder sportverenigingen, kunnen uiteraard ook naschoolse activiteiten organiseren die niet onder het wettelijk regime vallen. In het algemeen zijn deze activiteiten toegankelijk voor een veel grotere doelgroep dan alleen de leerlingen die gebruik maken van de buitenschoolse opvang (thans nog slechts 7%). Echter, deze activiteiten vormen lang niet altijd een sluitend dagarrangement en zijn dan ook geen invulling van de verplichting tot het organiseren van de buitenschoolse opvang. Wel kunnen scholen en gemeenten bezien hoe deze naschoolse activiteiten tijdens de buitenschoolse opvang kunnen worden ingepast zodat sluitende voorzieningen en aantrekkelijke dagarrangementen kunnen worden gerealiseerd.

Het amendement-Van der Sande/Verbeet heeft betrekking op beide: naschoolse opvang én naschoolse activiteiten: "Het doel is om sportverenigingen waar mogelijk nauw samen te laten werken met scholen en organisaties voor naschoolse opvang bij de uitvoering van naschoolse activiteiten, waardoor leerlingen op jonge leeftijd in contact komen met sport en aantrekkelijke arrangementen ontstaan voor scholieren."
In beginsel bestaan er voor sportverenigingen en andere lokale sportaanbieders drie mogelijkheden om hierbij aan te sluiten: a. als organisator van naschoolse sportactiviteiten in samenwerking met scholen, waarbij de activiteiten onder verantwoordelijkheid van de (brede) school of de sportvereniging worden uitgevoerd; b. als organisator van naschoolse sportactiviteiten in samenwerking met organisaties voor buitenschoolse opvang, waarbij de activiteiten onder verantwoordelijkheid van de organisatie voor buitenschoolse opvang en onder het regime van de Wet kinderopvang worden uitgevoerd; c. als organisator van buitenschoolse opvang, inclusief sportactiviteiten, waarbij dan wel aan de eisen van de Wet kinderopvang dient te worden voldaan.

Ad 2, aanpassing van maatregelen en programma's

Om de samenwerking van sportverenigingen met scholen en organisaties voor buitenschoolse opvang op lokaal niveau te bevorderen, zet ik verschillende maatregelen in. In het amendement wordt daartoe al een voorzet gegeven: "Dat kan door binnen enkele programma's van de nota Tijd voor sport middelen gericht in te zetten voor het onderhavige doel. Met name de programma's School en Sport, Vernieuwing lokaal sportaanbod en Meedoen allochtone jeugd alsmede de BOS-regeling komen daarvoor in aanmerking."

Ter bevordering van de samenwerking tussen sportverenigingen en scholen wordt de Alliantie School en Sport uitgevoerd (EUR 7 miljoen in 2006 en 2007). Alliantiepartners zijn OCW, VWS en NOC*NSF; maar inmiddels zijn bij de uitvoering diverse andere organisaties betrokken. Zoals neergelegd in de kabinetsnota Tijd voor Sport en het uitvoeringsprogramma Samen voor Sport moet de samenwerking tussen onderwijs en sport ertoe leiden dat in 2010 leerlingen op 90% van de scholen elke dag binnen én buiten de schooluren kunnen sporten en bewegen. De alliantiepartners hebben zich ten doel gesteld `good practices' uit te voeren op het gebied van onder andere gezamenlijk aanbod, kader en accommodaties. Met de realisering van de alliantie ontstaan onder verantwoordelijkheid van scholen en sportverenigingen structurele naschoolse activiteiten zoals bedoeld in het amendement. Een gelijktijdig uitgevoerd onderzoek ( de `brede analyse') zal de knelpunten inventariseren die de opschaling (na 2007) van samenwerkingsverbanden tussen sport en onderwijs eventueel in de weg staan. In het onderzoek zal ook de naschoolse opvang worden betrokken. Bekend is dat er drempels worden opgeworpen in de samenwerking door bijvoorbeeld de verschillende financieringssystemen en CAO's van de sectoren. Tegelijkertijd blijkt ook dat met inspanning van betrokken organisaties en dikwijls ook de gemeente deze drempels wel degelijk kunnen worden geslecht.

Ter bevordering van de samenwerking tussen sportverenigingen en organisaties voor buitenschoolse opvang is in de periode 2001-2004 een aantal succesvolle pilots uitgevoerd. Resultaten tonen aan dat de samenwerking goed mogelijk is, maar dat de inbedding van sportactiviteiten voor ondernemers in de kinderopvang niet altijd financieel rendabel is aangezien zij deze activiteiten binnen het uurtarief moeten bekostigen. Bij een groeiende markt met kritische consumenten voelen de organisaties voor buitenschoolse opvang zich echter wel genoodzaakt om het aanbod buitenschoolse opvang aantrekkelijk te maken, onder andere door middel van sportactiviteiten. Ook is het een aantal sportverenigingen gelukt om op basis van continuïteit buitenschoolse opvang `aan huis' te organiseren. Hiermee gaan wel de nodige (accommodatieve en personele) investeringen gepaard.
Om de lokale samenwerking tussen scholen, organisaties voor buitenschoolse opvang en sportverenigingen op gang te helpen, blijkt de inzet van de gemeente onmisbaar. Gemeenten hebben (minstens) twee belangrijke instrumenten in handen om deze inzet te realiseren: de (aangepaste) BOS-regeling (Buurt, Onderwijs, Sport) en de regeling Stimulering aanpassing huisvesting brede scholen en aanpassing sportaccommodaties. Daarnaast kunnen gemeenten (en ook provincies) profiteren van het programma Dagarrangementen en Combinatiefuncties.

De BOS-regeling beoogt door middel van sportarrangementen achterstanden van jeugdigen aan te pakken (4-19 jaar) op het gebied van gezondheid, welzijn, onderwijs, opvoeding en sport en bewegen en beoogt overlast van jongeren in buurten en wijken te bestrijden. Voor de derde en laatste tranche van de BOS-impuls (EUR 47 miljoen t/m 2011) zijn twee extra wegingscriteria voor de beoordeling van projectaanvragen aan de regeling (artikel 4) toegevoegd: als eerste dat een BOS-project voor wat betreft tijdstip en locatie aansluit op het onderwijs en als tweede dat naschoolse opvangorganisaties betrokken zijn bij het project. De einddatum voor het indienen van BOS aanvragen voor de derde tranche sloot op 1 april 2006. Gebleken is dat bij bijna 90% van deze aanvragen de geplande BOS-activiteiten aansluiten op de school in tijd en plaats. De betrokkenheid van buurt-, onderwijs- en sportorganisaties bij BOS-projecten is een `must'; in de derde tranche zijn bij circa 25% van de projecten daarbij nu ook organisaties voor naschoolse opvang betrokken. Op basis van deze cijfers constateer ik dat het overgrote deel van de BOS-projecten zal bijdragen aan het doel van het amendement.

Aanvragen voor de regeling Stimulering aanpassing huisvesting brede scholen en aanpassing sportaccommodaties kunnen nog tot half juli worden ingediend; op deze aanvragen is op dit moment nog geen zicht. Echter, het resultaat is gewaarborgd aangezien de regeling (EUR 46 miljoen in 2006-7) beoogt om zowel brede scholen als sportaccommodaties (meer) geschikt te maken voor multifunctioneel gebruik: onderwijs, opvang, sport, cultuur en wijkvoorzieningen.

Tot en met 31 maart 2006 hebben gemeenten en provincies de mogelijkheid gehad om projectplannen in te dienen voor het programma Dagarrangementen en Combinatiefuncties. Hiervoor is, na sluiting van het ESF-loket in het najaar van 2005, door het kabinet eenmalig EUR 100 miljoen uit de algemene middelen beschikbaar gesteld. De aanvragen beslaan in totaal een bedrag van EUR 50 miljoen. Ruim eenderde van deze aanvragen heeft betrekking op het vermeerderen of intensiveren van het sportaanbod bij naschoolse opvang.

De Alliantie School en Sport en de bovengenoemde specifieke uitkeringen de belangrijkste maatregelen waarmee een actieplan naschoolse opvang en sport kan worden uitgevoerd. Maar daarnaast benut ik ook de mogelijkheden die andere deelprogramma's bieden. In feite komt het erop neer om ieder programma dat zich (ook) richt op de schoolgaande jeugd onder de loep te nemen en te bezien op welke wijze naschoolse activiteiten kunnen worden gerealiseerd, en wel op zodanige wijze dat de beoogde sluitende dagarrangementen ontstaan. Aan het programma Meedoen allochtone jeugd door sport (EUR 65 miljoen t/m 2010) is dit als criterium aan de partners (sportbonden en gemeenten) meegegeven. Het programma Nieuwe sportmogelijkheden (EUR 17 miljoen t/m 2010) biedt mogelijkheden om in de nog te selecteren proeftuinen met nieuw sportaanbod ook de samenwerking tussen scholen, sport en kinderopvang te bevorderen. In het Nationaal Actieplan Sport en Bewegen (EUR 45 miljoen t/m 2010) is sprake van activiteiten in de wijk, op school en in de sportvereniging die zich afspelen in de naschoolse setting en kunnen worden ingepast in dagarrangementen. Waar de mogelijkheid zich voordoet, zal steeds het naschoolse criterium aan projecten worden meegegeven.

Gezien het bovenstaande kom ik dan ook tot de conclusie, dat met de inzet van genoemde beleidsmaatregelen het amendement - Van der Sande/Verbeet wordt uitgevoerd en dat naar verwachting de daarin beoogde EUR 20 miljoen op deze wijze zal worden ingevuld.

Ad 3, onderzoek en monitoring

In het kader van een actieplan naschoolse opvang en sport is het van groot belang een goed monitorinstrument te ontwikkelen, dat de voorgestelde maatregelen kan volgen en uiteindelijk ook de financiële uitkomst van de getroffen maatregelen kan becijferen.

Daarnaast wil ik samen met de Ministeries van OCW en SZW ook onderzoek laten doen naar de stand van zaken, successen en knelpunten in de praktijk. Dit kan waarschijnlijk (deels) worden meegenomen in de brede analyse school en sport. In hoeverre werken scholen, sportverenigingen en organisaties voor naschoolse opvang al samen? Hoe overwinnen zij de drempels op het gebied van organisatie, kader, accommodaties en financiering? Zijn voor het oplossen van knelpunten nog landelijke acties nodig? Hoeveel scholen zijn van plan vanaf het schooljaar 2007-2008 ook sportverenigingen te betrekken bij de organisatie van dagarrangementen? Hoeveel organisaties voor buitenschoolse opvang bieden sport? Hoeveel sportverenigingen bieden opvang? Welke mogelijkheden zijn er voor opschaling, en bij welke sector kunnen we het initiatief dan vooral verwachten?

Ad 4, actieplan en organisatie

Ik stel voor een actieplan inzake sport, naschoolse activiteiten en naschoolse opvang te ontwikkelen in samenspraak met de betrokken andere departementen en de belangrijkste organisaties uit het veld van onderwijs, opvang en sport. Bij de totstandkoming van het actieplan kan ik steunen op zowel de organisaties die verenigd waren in de Programmaraad Sport en Kinderopvang als de organisaties die betrokken zijn bij de Alliantie School en Sport.

Het actieplan wil ik vooral richten op de periode van opschaling (vanaf het schooljaar 2007-2008, gelijktijdig met de uitvoering van de motie Van Aartsen/Bos en de opschaling van de Alliantie School en Sport) en opleveren aan het eind van 2006, wanneer ik beschik over de uitkomsten van onderzoek en monitoring.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

drs. Clémence Ross-van Dorp