Op 30 juni uitspraak over geldigheid van naturalisatiebesluit op basis
van onjuiste persoonsgegevens
's-Gravenhage, 28 juni 2006 - Op 30 juni a.s. zal de Hoge Raad
uitspraak doen op een cassatieberoep dat door de Staat is ingesteld
tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 28 april 2005.
Deze uitspraak betreft de vraag of een vóór 1 april 2003 verleende
naturalisatie geldig is, wanneer zij is verkregen met gebruikmaking
van valse persoonsgegevens. Over deze vraag handelt ook de uitspraak
van de Hoge Raad van 11 november 2005 (LJN AT7542), die veel aandacht
heeft gekregen in het Kamerdebat over de naturalisatie van het
voormalige lid van de Tweede Kamer Hirsi Ali. In die uitspraak, die
betrekking had op een naturalisatiebesluit uit 1997, overwoog de Hoge
Raad dat zo'n naturalisatiebesluit waarin valse of fictieve
persoonsgegevens zijn opgenomen, de betrokkene - behoudens bijzondere
omstandigheden - niet identificeert, en daarom geen rechtsgevolg
heeft.
Achtergrond van de huidige zaak
De betrokken persoon, afkomstig uit het voormalige Joegoslavië, heeft
in 1993-1996 met gebruikmaking van onjuiste personalia een
verblijfsvergunning als vluchteling verzocht en verkregen. In 1999
heeft hij, opnieuw met gebruikmaking van onjuiste personalia,
naturalisatie verzocht. Dit verzoek heeft in hetzelfde jaar geleid tot
een Koninklijk Besluit waarbij hem het Nederlanderschap is verleend.
In 2004 is aan het ministerie van Justitie/Vreemdelingenzaken en
Integratie gebleken dat de betrokkene anders heette dan hij in het
naturalisatieverzoek had vermeld, en dat de door hem opgegeven
geboorteplaats en namen van zijn ouders eveneens onjuist waren. De
minister heeft hem vervolgens meegedeeld dat het naturalisatiebesluit
geen rechtsgevolg heeft omdat de persoon die in de besluit is vermeld
een andere persoon is dan betrokkene. Betrokkene heeft zich daarop
gewend tot de rechtbank in Den Haag met het verzoek om vast te stellen
dat hij wel degelijk vanaf de datum van het naturalisatiebesluit in
het bezit is van de Nederlandse nationaliteit.
De uitspraak van de rechtbank
De rechtbank heeft dit verzoek toegewezen. De rechtbank was van
oordeel dat sinds een wijziging van de Rijkswet op het
Nederlanderschap, die in 2003 in werking is getreden, aan een
naturalisatiebesluit slechts de werking kan worden ontnomen door
intrekking en dat dit ook geldt wanneer het naturalisatiebesluit
berust op valse persoonsgegevens. De rechtbank week hiermee af van
eerdere uitspraken van dezelfde rechtbank in vergelijkbare zaken. De
rechtbank kon de beschikking van de Hoge Raad 11 november 2005
uiteraard nog niet kennen toen zij op 28 april 2005 uitspraak deed.
Cassatie bij de Hoge Raad
De Staat heeft tegen de beschikking van de rechtbank cassatieberoep
bij de Hoge Raad ingesteld. (Er is dus niet eerst hoger beroep
ingesteld, want dat staat de wet in dit soort zaken niet toe.) In deze
procedure treedt voor de Staat op: mr. H.A. Groen, advocaat in Den
Haag, en voor de betrokkene: mr. P.C.M. van Schijndel, advocaat in Den
Haag. Op 20 januari 2006 heeft advocaat-generaal mr. L. Strikwerda in
zijn advies aan de Hoge Raad geconcludeerd tot vernietiging van het
vonnis en tot afdoening van de zaak door de Hoge Raad zelf door
afwijzing van het door de betrokkene bij de rechtbank ingediende
verzoek.
De conclusie van de advocaat-generaal is op 22 mei 2006 gepubliceerd
op rechtspraak.nl onder LJ nummer AV0054.
De Hoge Raad doet uitspraak op vrijdag 30 juni 2006, 10.00 uur.
Vervolgens zal rond 10.45 uur een samenvatting van deze uitspraak
worden gepubliceerd op de website hogeraad.nl/actualiteiten.
De uitspraak zelf (nr. R05/095) wordt zo spoedig mogelijk daarna op de
website rechtspraak.nl gepubliceerd.
Den Haag, 27 juni 2006
mw. mr. E. Hartogs, griffier
tel 070-3611236
Bron: Hoge Raad der Nederlanden
Datum actualiteit: 27 juni 2006 Naar boven
Gerechtelijke organisatie