CDA


VERKLARING MINISTER-PRESIDENT BALKENENDE IN TWEEDE KAMER OVER HET ONTSLAG VAN DE BEWINDSLIEDEN VAN D66 EN HET TER BESCHIKKING STELLEN VAN DE PORTEFEUILLES VAN DE OVERIGE BEWINDSLIEDEN

Voorzitter. Over het debat van vannacht en vanmiddag is veel te zeggen. Daar kunnen we een lange beschouwing aan wijden, maar ik geloof dat de conclusie helder is. De samenwerking waarop een coalitie berust, is plotseling heel anders komen te liggen. Dat heb ik vanmiddag moeten constateren. Dat betekent dat ik mijn bijdrage aan deze termijn wil gebruiken voor het afleggen van de volgende verklaring. En dat is ook op basis van het overleg dat we hebben gehad in de ministerraad. Voorzitter. In het debat in de Tweede Kamer op 28 en 29 juni over de nationaliteit van mevrouw Hirsi Ali is een motie van afkeuring ten aanzien van de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie ingediend, die mede werd gesteund door de fractie van D66. De fractievoorzitter van D66 verklaarde hierbij niet uit te zijn op een kabinetscrisis, maar af te wachten of gekozen zou worden voor het vertrek van deze minister of voor het voortbestaan van het kabinet als geheel. Deze motie werd verworpen. Het kabinet heeft de Tweede Kamer in zijn brief van heden meegedeeld geen gevolgen te verbinden aan de verworpen motie. Ik heb hierover namens het kabinet een verklaring afgelegd in de Kamer. Vervolgens heeft de fractievoorzitter van D66 namens haar fractie verklaard, de politieke steun voor het kabinet op te zeggen. Andere fractievoorzitters hebben eveneens het woord gevoerd. Hierna is de ministerraad vandaag opnieuw bijeengekomen om zich te beraden op de ontstane situatie. De ministers van D66-huize gaven aan dat zij zelf in elk geval politiek gevolg moesten verbinden aan de opzegging van de steun van de D66-fractie. De ministers van CDA- en VVD-huize kunnen volstaan met de terbeschikkingstelling van hun portefeuilles en ambten, gelet op de standpunten van respectievelijk de fractievoorzitters van de CDA-fractie en de VVD-fractie in de Tweede Kamer. Dit heeft ertoe geleid dat beide ministers en de staatssecretaris van D66-huize na rijp beraad aanleiding hebben gezien, Hare Majesteit de Koningin hun ontslag aan te bieden. De overige ministers en staatssecretarissen hebben in het voorgaande aanleiding gevonden, hun portefeuille of ambt respectievelijk functie ter beschikking van Hare Majesteit de Koningin te stellen. Dit geldt ook voor mij als minister-president. Dat zal zo mogelijk morgen gebeuren. Zo spoedig mogelijk daarna zal Hare Majesteit de Koningin de gebruikelijk consultaties met vaste adviseurs en fractievoorzitters ontvangen. Dan zal ook het verdere proces kunnen worden bezien en kan ook de voorbereiding ter hand worden genomen van vervroegde verkiezingen. Voorzitter. Ik wil het bij deze verklaring laten.