Gerechtshof Arnhem


Uitspraak inzake de dodelijke schietpartij op 30 september 2004 te Enschede

Vandaag heeft het hof uitspraak gedaan in de strafzaak tegen R.B. Het hof acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan moord op een politieagent, poging tot moord op twee politieagenten en verboden wapen- en munitiebezit (feit 3). Het verweer van verdachte dat hij dacht dat de agent, die hem aanhield, hem aanviel, is door het hof verworpen.

Verdachte werd door de rechtbank ter zake van de bewezenverklaarde feiten overeenkomstig de eis van de officier van justitie veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf. De verdachte is in hoger beroep gekomen.

Het openbaar ministerie heeft opnieuw gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf.

Het hof acht op grond van psychologisch-psychiatrische advisering aannemelijk dat verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten lijdende was aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van een persoonlijkheidsstoornis. Het hof is van oordeel dat de bewezenverklaarde feiten (1, 2 en 4) verdachte in enige mate verminderd toegerekend kunnen worden.

Met betrekking tot de straftoemeting heeft het hof het volgende overwogen.

De ernst van de feiten brengt het hof tot een keuze tussen een maximale tijdelijke gevangenisstraf en een levenslange gevangenisstraf. De maximale tijdelijke gevangenisstraf is in dit geval 20 jaar. Bij de keuze tussen een levenslange gevangenisstraf en een maximale gevangenisstraf van 20 jaar neemt het hof in aanmerking dat, naar de huidige stand van de regelgeving en het beleid op dat punt, een levenslange gevangenisstraf ook daadwerkelijk volledig tenuitvoergelegd wordt. Dit noopt het hof tot scherpe toetsing en tot een zekere terughoudendheid daarbij.

Het hof acht voor de keuze tussen levenslange gevangenisstraf en de maximale tijdelijke gevangenisstraf van 20 jaar, mede gelet op recente rechtspraak in soortgelijke zaken, een aantal factoren van betekenis die aan de ene kant zien op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder zij zijn begaan en aan de andere kant op de persoonlijke omstandigheden van verdachte.

Voor wat betreft de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan zijn dit onder meer de volgende factoren:


- het aantal dodelijke slachtoffers;


- de aard van het letsel bij niet dodelijk gewonde slachtoffers en de kans op herstel;


- de context waarbinnen de feiten zich hebben afgespeeld en in het bijzonder ook het

tijdsbestek waarbinnen feiten hebben plaatsgevonden.

Van betekenis acht het hof, dat er sprake is van één dodelijk slachtoffer en voorts de korte periode waarbinnen de volledige schietpartij zich heeft afgespeeld.

Voor wat betreft de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn dit onder meer de volgende factoren:


- de geestelijke gezondheidstoestand van de verdachte;
* de mate waarin de feiten aan de verdachte kunnen worden toegerekend;

* eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten;


* de kans dat verdachte wederom soortgelijke feiten pleegt.

Van betekenis acht het hof voorts, dat verdachte lijdende was aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een persoonlijkheidsstoornis, op grond waarvan de feiten (1,2 en 4) hem in enige mate verminderd kunnen worden toegerekend. Verdachte is niet eerder veroordeeld voor een levensdelict, maar wel in aanmerking genomen dient te worden dat hij in het verleden ter zake van vermogensdelicten met een agressieve component langdurig van zijn vrijheid is beroofd.

Voor wat betreft de kans dat verdachte zich opnieuw schuldig maakt aan een levensdelict acht het hof van betekenis dat volgens het onderzoek van het Pieter Baan Centrum verdachte vanuit zijn ernstige psychiatrische afwijkingen niet werd gedreven tot de feiten.

Tenslotte heeft het hof er acht op geslagen dat de Duitse justitie het voornemen heeft verdachte alsnog te berechten voor enkele ernstige feiten voorafgaande aan de onderhavige feiten, gepleegd in Duitsland, de staat waar verdachte woonachtig is. Na ommekomst van een eventueel op te leggen tijdelijke gevangenisstraf is de kans derhalve verwaarloosbaar dat verdachte zich onmiddellijk in de (Nederlandse) samenleving zal laten zien.

Bij afweging van bovengenoemde factoren en alle overige van belang zijnde omstandigheden komt het hof tot de slotsom dat â binnen het gegeven wettelijke kader - volstaan dient te worden met de maximaal mogelijke tijdelijke gevangenisstraf, zijnde een gevangenisstraf van 20 jaar.

LJ Nummer

AX9524

Bron: Gerechtshof Arnhem Datum actualiteit: 29 juni 2006 Naar boven