Rijksuniversiteit Groningen

Persbericht

Rijksuniversiteit Groningen

Nummer: 74

Datum: 20 juni 2006

IQ-testen in de VS:

Ongelijkheid in een land waar iedereen gelijkwaardig is

Amerikaanse kinderen ondergaan zonder uitzondering op jonge leeftijd een gestandaardiseerde IQ-test. Ouders kunnen zich niet voorstellen dat dit in Europa niet gebeurt. Toch ligt de IQ-test in de Verenigde Staten al sinds de introductie onder vuur. In zijn proefschrift laat Gerome Friesen zien dat de heftige debatten over intelligentie in de VS alles te maken hebben met de Amerikaanse cultuur en geschiedenis. Friesen: 'Om de populariteit én de controverse van IQ-testen te begrijpen moet je als historicus verder kijken dan naar de geschiedenis van de test alleen. Het debat gaat vooral over de vraag hoe het mogelijk is dat er ongelijkheid in intelligentie tussen mensen kan bestaan in een land waar iedereen gelijkwaardig is.' Friesen promoveert 29 juni 2006 aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Gerome Friesen kijkt in eerste plaats naar de sterk individualistische cultuur van de Verenigde Staten om zowel de controverse als de populariteit van de intelligentiemeting te verklaren. 'Als je in de VS wordt geboren, krijg je alle kansen om van je leven een succes te maken. Dat dit de een wel lukt en de ander niet, kan in de ogen van Amerikanen alleen aan het individu liggen.'Ondanks dit gelijkheidsbeginsel is er in de VS sprake van ongelijkheid tussen groepen. Friesen: 'Hoewel er officieel geen klassen­verschillen bestaan, zie je wel degelijk duidelijke verschillen tussen de 'haves' en de 'have-nots'. Een kind kan inderdaad de top bereiken, maar dat kost heel veel geld en het moet dan van jongs af aan de juiste crèche en de juiste scholen bezoeken. Om dat mogelijk te maken vinden ouders het heel normaal om bijbanen te nemen. Toch is deze route niet voor iedereen weggelegd. De toplaag vormt een sterk bastion en daar kom je niet zomaar tussen. Daar hebben de Amerikanen het moeilijk mee, want deze ongelijkheid druist in tegen het principe van de gelijkwaardigheid.'

Ongelijkheid

In het debat over intelligentie staat de universele gelijkheid van de mens zoals vastgelegd in de Amerikaanse grondwet centraal. Friesen: 'Ongelijkheid op zich is voor Amerikanen onverteerbaar en moet in hun optiek een natuurlijke oorzaak hebben. Dat idee heeft in verschillende studies geleid tot grote controverse. Zo zijn er intelligentie­psychologen geweest die op grond van IQ-testen betoogden dat zwarte Amerikanen van nature een lagere intelligentie zouden hebben dan blanke. Dat leidde tot heftige debatten die versterkt werden door het recente slavernij-verleden. Het verband tussen intelligentie en etniciteit steekt van tijd tot tijd opnieuw de kop op en telkens lopen de emoties hoog op.' In de jaren negentig gebeurde dit opnieuw na de publicatie van het boek The Bell Curve van Hernnstein en Murray. 'Wat je nu ziet', zegt Friesen, 'is de neiging om op basis van IQ onderscheid tussen mensen te verantwoorden. En dat leidt in de VS weer tot discussies: waarom zou je bijvoorbeeld blijven investeren in groepen mensen die generaties lang laag scoren? Als IQ erfelijk bepaald is, heeft het geen zin om er iets aan te willen doen. Vreemd - in onze ogen - is dat Amerikanen wel bereid zijn veel te betalen voor het genezen van andere erfelijk geachte aandoeningen.'

Deugdzame burger

Van grote invloed is ook de sterk christelijke overtuiging dat er een verband bestaat tussen intelligentie en moraliteit. Een IQ-test zou kunnen voorspellen of iemand al dan niet zal opgroeien tot een deugdzame burger. Dit idee ontstond in de negentiende eeuw als tegenoffensief tegen de groeiende welvaart en de dreigende secularisatie. Friesen: 'De christelijke hervormers wilden de samenleving verbeteren door de persoonlijke deugdzaamheid van het individu te versterken. Zij waren ervan overtuigd dat verstan­delijke vermogens daarbij een centrale plaats in namen. En dat zie je nog steeds: Amerikanen verwachten van mensen met een hoog IQ dat ze deugdzamer zijn dan mensen met een laag IQ. Dat is ook een reden waarom de IQ-test in de VS zo populair is geworden. In Europa kunnen we ons daar helemaal niets bij voorstellen.'

Overal dezelfde test

Wat verder opvalt is dat de IQ-test in Amerika geheel gestandaardiseerd is. Kinderen in New York krijgen exact dezelfde test als in Louisiana. Ook dit is het gevolg van de nadruk op het individu. Friesen: 'Amerikanen zijn heel bang voor tirannie en persoonlijke corruptie. Het meten van zoiets belangrijks als intelligentie mag je dus niet laten afhangen van één persoon. Het oordeel moet gebaseerd zijn op een objectieve, transparante procedure. Een IQ-test levert keiharde data. Daar kun je als overheid je beleid op baseren. In een land waar het wantrouwen naar de overheid groot is speelt objectieve kennis in de vorm van kwantitatieve data een grote rol voor beleidsmakers om hun beleid te schragen en dus feitelijk te sturen. Dat is ook de reden dat de uitslag van een IQ-test zo volledig door Amerikanen wordt geaccepteerd. Ook in Nederland hechten we steeds meer waarde aan harde gegevens. Zo wordt zelfs de keuze voor een basisschool steeds meer bepaald door de schoolresultaten. Wil je dat je kind naar het vwo gaat, dan stuur je het niet naar een basisschool die overwegend vmbo-leerlingen aflevert.'

Curriculum Vitae

Gerome Friesen (december 1962, Den Haag) studeerde culturele antropologie en wijsbegeerte in Nijmegen. Hij verrichtte zijn promotieonderzoek bij de vakgroep Psychologie van de Faculteit Gedrags- en Maatschappijwetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen. Hij is werkzaam als R&D Liaison manager voor Philips Semiconductors. Friesen promoveert tot doctor in de Gedrags- en Maatschappij­wetenschappen. Zijn promotores zijn prof.dr. G.C.G. Dehue en prof.dr. D.F.J. Bosscher.

De titel van zijn proefschrift luidt Het verantwoorde verschil. Intelligentiemeting in de VS. Historische wortels van een hedendaags vraagstuk.