28 juni 2006
De afgelopen weken zijn uitwerpselen (spraints) van otters gevonden
bij de Lindedijk en het Ketelmeer in Friesland. Het is de eerste keer
dat otters zich vertonen in Friesland, sinds zij in 2002 in De
Weerribben in Overijssel zijn uitgezet. Onderzoeksinstituut Alterra,
dat onderzoek doet naar de uitgezette otters, analyseert de spraints
om te bepalen welke otters dit betreft.
Het is een goed teken dat de otter zelf naar Friesland trekt; dit
duidt erop dat deze gebieden geschikt zijn voor de otter. De huidige
populatie die zich in De Weerribben en De Wieden bevindt is te klein
om zichzelf staande te kunnen houden; daarvoor moet de populatie uit
ongeveer 40 dieren bestaan. De Weerribben en Wieden zijn al behoorlijk
bevolkt door de huidige otters; de komende tijd zal er daarom een
groep otters in het naburige gebeid De Rottige Meente worden uitgezet.
Het gaat goed met de otter. De uitgezette otters in De Weerribben en
De Wieden verkeren in een prima conditie en planten zich op
uitgebreide schaal voort. Ook blijken de uitgezette otters op vroegere
leeftijd geslachtsrijp te zijn, dan tot nu toe bekend was. Otters
laten zich zeer moeilijk in het wild waarnemen, zodat het moeilijk is
vast te stellen hoeveel otters nu precies in Nederland voorkomen. In
eerste instantie waren de otters te volgen via zenders die bij de
dieren waren ingebracht. Deze zenders hadden een beperkte levensduur;
daarnaast beschikken de jongen die geboren zijn uiteraard niet over
een zender. De otters worden nu vooral gevolgd door
onderzoeksinstituut Alterra door middel van DNA-onderzoek van
spraints.
Alterra neemt aan, op basis van dit onderzoek, dat er momenteel
minimaal xx otters in De Wieden en Weerribben aanwezig zijn. Onder
deze otters bevinden zich minimaal xx jongen. Tot nu toe zijn xx
otters overleden, vooral als gevolg van verkeersongelukken. Het
verkeersveilig maken van oversteekplaatsen van otters heeft dus
prioriteit.
Otters zijn roofdieren en staan boven aan de voedselketen. Ze halen
het grootste deel van hun voedsel uit het water en krijgen alles
binnen wat hun prooidieren eerder aten en vasthielden. De otter is een
signaalsoort voor de kwaliteit van het natte milieu. Gaat het goed met
de otter, dan is het een teken dat het met de natte natuur
(moerasgebieden) en de kwaliteit van het water goed gaat. Daarvan
profiteren ook andere dieren (noordse woelmuis, waterspitsmuis, grote
vuurvlinder, ringslang, das etc.) en planten (grote waterzuring,
krabbescheer etc).
De otter is één van de ernstigst bedreigde diersoorten van West- en
Midden Europa. De otter is in ons land in de jaren 80 uitgestorven.
Otters in het wild zijn in naburige landen ook erg zeldzaam, zodat de
kans erg klein is dat de otter uit zichzelf de weg vindt naar
Noordwest-Overijssel en Zuidoost-Friesland.
Een deel van het oorspronkelijke leefgebied van de otter is weer
geschikt gemaakt. In de Olde Maten, De Wieden, De Weerribben, de
Lindevallei en de Rottige Meente, alle moerasgebieden in
Noordwest-Overijssel en Zuidoost-Friesland, is het water weer van
voldoende kwaliteit. Bovendien zijn de belangrijkste knelpunten bij
het passeren van wegen en kanalen opgelost.
De otter heeft een groot aaneengesloten gebied nodig, met schoon en
visrijk water. Een gebied waar hij over grotere afstanden kan jagen,
zwerven en trekken. Daarom zijn bestaande moerasgebieden met elkaar
verbonden door nieuwe stukken natuur. De vormen veilige, natte en
groene verbindingen en passages. Rust en ruimte vindt de otter in
overjarig riet, oeverbosjes en ruigtes.
Zie ook het otterdossier.
Staatsbosbeheer