Aan de Voorzitter van de TweedeKamerderStaten-Generaal
Binnenhof4
Den Haag Directie Sociale en Institutionele Ontwikkeling
Maatschappelijke Organisaties
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag
Datum28 juni 2006BehandeldDirk-Jan Koch
KenmerkDSI-MY/327Telefoon++31-(0)703484350
Blad1/2Fax++31-(0)703484883
Bijlage(n)2dj.koch@minbuza.nl
BetreftEvaluatie Thematische Medefinanciering
Hierbij bied ik u het eindrapport aan van de evaluatie van het Thematische Medefinancieringsprogramma. Deze evaluatie werd uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van een onafhankelijke stuurgroep van wetenschappers onder leiding van prof. dr. Arie de Ruyter.
Het rapport spreekt me aan, omdat het op een systematische manier laat zien dat maatschappelijke organisaties zowel een eigenstandige waarde als een toegevoegde waarde hebben ten opzichte van andere hulpvormen. De schrijvers laten zien dat maatschappelijke organisaties unieke capaciteiten bezitten om arme groepen te bereiken en hun positie te versterken. Uit deze studie blijkt dat het particuliere initiatief een duidelijke toegevoegde waarde kan hebben ten opzichte van de bilaterale samenwerking van overheid tot overheid. TMF-organisaties werken op gevoelige thema's en in landen waar nauwelijks of niet met nationale overheden kan worden samengewerkt.
Wat me ook tevreden stelt, is dat de resultaten van mijn inzet om de slag te maken van traditionele ontwikkelingssamenwerking naar internationale samenwerking zichtbaar worden. Nieuwe thema's, zoals vredesopbouw, conflictpreventie en biodiversiteit, zijn via de thematische maatschappelijke organisaties deel uit gaan maken van de particuliere sector van ontwikkelingssamenwerking. De diversiteit van de Nederlandse sector, met zijn vele actieve organisaties en invalshoeken, zowel groot als klein, is een kwaliteit die we volgens de stuurgroep in onze globaliserende wereld als een 'Unique Buying Point' dienen te koesteren.
Ik heb om dit rapport gevraagd om meer inzicht te krijgen in het functioneren van thematische medefinancieringsorganisaties en ook om concrete aanknopingspunten te krijgen voor de inrichting van het nieuwe medefinancieringsstelsel. Het eindrapport is gebaseerd op negen deelstudies inzake vredesopbouw, mensenrechten, biodiversiteit, communicatie, HIV/AIDS, economische ontwikkeling, gender, monitoring en evaluatie en de toegevoegde waarde van thematische medefinanciering. Nadere informatie over de deelstudies is te vinden op de website www.tmf-evaluatie.nl.
Zowel het eindrapport als de afzonderlijke deelstudies bevatten waardevolle en bruikbare informatie voor de kwaliteitsverbetering en de resultaatgerichtheid van het nieuwe medefinancieringsstelsel. Het eindrapport bevat een twaalftal aanbevelingen met een tijdpad voor de uitvoering ervan voor het ministerie en de medefinancieringsorganisaties. Hieronder volgen de belangrijkste bevindingen van de stuurgroep en mijn conclusies voor het vervolg.
Algemeen
De stuurgroep begint met de constatering dat Nederland een belangrijke speler is op het gebied van wereldwijde en specifieke Noord-Zuid samenwerking. Naast de zes MFO's spelen Nederlandse, buitenlandse en internationale TMF-organisaties een belangrijke rol in de drie interventiestrategieën maatschappijopbouw, lobby en bewustwording en directe armoedebestrijding. De stuurgroep vindt dat Nederland hier een comparatief voordeel heeft ten opzichte van andere landen, maar dit potentieel nog veel te weinig benut. Gebaseerd op de negen deelstudies komt de stuurgroep tot de conclusie dat thematische medefinanciering een nuttig instrument is in de strijd tegen armoede. Belangrijke kanttekeningen worden geplaatst bij het tekortschietend lerend vermogen van zowel veel TMF-organisaties als het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Doeltreffendheid
De doeltreffendheid van de meeste onderzochte TMF-organisaties, Nederlandse, buitenlandse en internationale, wordt positief beoordeeld. Het rapport stelt dat de partners van TMF-organisaties naar alle waarschijnlijkheid substantiële effecten teweeg brengen, vaak met bescheiden middelen. De organisaties werken als aanjagers van institutionele vernieuwing in het Zuiden. Een van de verdiensten is dat er steeds meer wordt gesproken over internationale samenwerking in plaats van ontwikkelingssamenwerking. Een andere verdienste van het TMF-subsidieprogramma is geweest dat nieuwe typen organisaties, zoals vredesopbouworganisaties en organisaties gericht op communicatie, hun definitieve intrede deden binnen de ontwikkelingssector. De schaduwkant is dat bij deze nieuwe thema's nog te weinig de verbinding wordt gelegd met armoedebestrijding. Bij sommige thema's (gender, biodiversiteit) boeken voornamelijk de internationale TMF-organisaties goede resultaten. Nederlandse expertise is op die terreinen nog minder ontwikkeld.
Doelmatigheid
De stuurgroep acht het moeilijk om op basis van de gekozen aanpak gefundeerde conclusies te trekken met betrekking tot de efficiëntie van de TMF-organisaties, mede omdat de evaluatie plaatsvond op een vroeg moment in het implementatieproces. Haar voorlopige conclusie is dat de efficiëntie nog wel verhoogd kan worden door het versterken van monitoring en evaluatiesystemen; hoewel er een stijgende lijn te zien is, heeft tenminste 50% van de in het onderzoek betrokken TMF-organisaties een te beperkt monitoring- en evaluatiesysteem.
Relevantie
De relevantie van de TMF-organisaties acht de stuurgroep aangetoond. Daarbij is opgevallen dat veel van de onderzochte organisaties zich meer richten op maatschappijopbouw, lobby en bewustwording dan op directe armoedebestrijding. De helft van de organisaties bewoog zich voorts breder dan het thema waarvoor subsidie was ontvangen. In relatie tot de Millenniumdoelstellingen (MDG's) acht de stuurgroep de relevantie van TMF voor MDG-8 duidelijk aanwezig.
Duurzaamheid
De stuurgroep vindt het nog te vroeg om conclusies te trekken over de duurzaamheid van interventies. Naast positieve indicaties zijn er ook zorgen met betrekking tot de duurzaamheid. De tijdspanne van betrokken donoren bleek regelmatig te kort om duurzame effecten te bewerkstelligen; bij een relatief korte subsidieperiode verdwijnt de focus op duurzaamheid naar de achtergrond.
Toegevoegde waarde
De toegevoegde waarde van het TMF voor het ministerie is evident, te weten stroomlijning van financiering en de mogelijkheid om subsidies meer te richten op prioritaire thema's van het OS-beleid. Het evaluatieonderzoek bevestigde de conclusies van eerdere vergelijkende studies naar bilaterale, multilaterale en civilaterale samenwerking. TMF-organisaties vervullen de rol van waakhond, ze staan dicht bij de armen en lokale organisaties en ze hechten groot belang aan partnerschap en de (beleids)dialoog met hun partners. Partnerorganisaties in de vier landen waar veldonderzoek plaatsvond, zagen geen echt grote verschillen tussen themaspecifieke organisaties en de brede medefinancieringsorganisaties. De stuurgroep ziet als verschil dat het bij themaspecifieke organisaties vaker gaat om kleinere en op een specifiek thema en specifieke doelgroep gerichte ondersteuning. Daarnaast zijn de relaties met partners intensiever, risicovoller en zijn deze meer gericht vanuit een specifieke waardeoriëntatie. De stuurgroep constateert dat met het ontschotte MFS ingespeeld wordt op de tendens naar convergentie tussen de Nederlandse TMF-organisaties en de MFO's.
Lerend vermogen
De toegenomen nadruk op monitoring en evaluatie bij de TMF-organisaties heeft geleid tot een beter lerend vermogen. Met dat lerend vermogen wordt echter nog te weinig gedaan, zowel door organisaties als door het ministerie. De monitoring vanuit het ministerie ten aanzien van de TMF-organisaties is nog te weinig systematisch en gefocust. Of en hoe gemonitord wordt, is sterk afhankelijk van individuele dossierhouders. De stuurgroep constateert dat tot nu toe weinig terecht is gekomen van een structurele inhoudelijke beleidsdialoog tussen organisaties en het ministerie.
Op basis van het eindrapport van de stuurgroep en de deelrapporten concludeer ik het volgende:
1. De opzet van het nieuwe medefinancieringsstelsel, waarin thematische en algemene medefinancieringsorganisaties zijn samengevoegd, die meerjarig worden gesubsidieerd, blijkt een goede keuze te zijn.
2. Het belang van medefinancieringsorganisaties voor maatschappijopbouw, lobby en bewustwording en directe armoedebestrijding en draagvlakversterking bij het publiek is onverminderd groot.
3. De ingezette verbeteringen van monitoring en evaluatie binnen de medefinancieringsorganisaties en het ministerie dienen versterkt te worden voortgezet en verdienen onze permanente aandacht. Hetzelfde geldt voor de structurele beleidsdialoog tussen het Ministerie en de medefinancieringsorganisaties. Daartoe wordt binnen het ministerie een nieuwe werkwijze opgezet.
4. De bevindingen van de stuurgroep raken de gezamenlijke en onderscheiden verantwoordelijkheden van het ministerie en de medefinancieringsorganisaties. Ik hecht er dan ook aan om over de uitvoering van de aanbevelingen en het voorgestelde tijdpad eerst met de medefinancieringsorganisaties te overleggen voor het maken van concrete afspraken alvorens u daarover te berichten.
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven
Ministerie van Buitenlandse Zaken