Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid Directie
Communicatie
28 juni 2006
Nr. 06/097
Toekomstig stelsel van werk en inkomen vraagt Nederlands maatwerk
Voor de inrichting van het stelsel van werk en inkomen in de toekomst
moet Nederland keuzes maken die passen bij de voorkeuren van de
bevolking én die zorgen voor voldoende economisch draagvlak. Hoewel
Nederland kan leren van ervaringen in andere landen, bieden het
Scandinavische of Angelsaksische model geen pasklare oplossing voor de
Nederlandse situatie. Een stelsel dat aansluit bij de Nederlandse
behoeften zou solidair, activerend en betaalbaar moeten zijn. Scholing
speelt een belangrijke rol om de inzetbaarheid van mensen te
vergroten. Bij scholing en reïntegratie is maatwerk vereist om de
begeleiding goed te laten aansluiten op de arbeidsmarkt.
Dit staat in de notitie `Ontwikkelingen en keuzes in het stelsel van
werk en inkomen', die minister de Geus van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid heeft aangeboden aan de Tweede Kamer. De notitie biedt
bouwstenen voor een open debat over de toekomst van het stelsel van
werk en inkomen. Het stuk beschrijft mogelijke
ontwikkelingsrichtingen, zonder een keuze te maken of een voorkeur uit
te spreken. De notitie inventariseert op welke punten overeenstemming
bestaat, bij welke onderwerpen heldere opties op tafel liggen en welke
kwesties nader onderzoek vragen. Daarbij is gebruik gemaakt van
eerdere studies van onder meer het Centraal Planbureau, het Sociaal en
Cultureel Planbureau, de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling en
TNO Arbeid.
Uit onderzoek blijkt dat Nederlanders veel waarde hechten aan
solidariteit. Dat voor iedereen een minimuminkomen gegarandeerd is, is
belangrijker dan inkomensgelijkheid. Wel krijgt activering meer
nadruk: mensen zijn zelf verantwoordelijk om te doen wat nodig is om
uit een uitkering te raken. Misbruik wordt niet getolereerd. Verder
kenmerkt de Nederlandse samenleving zich door overleg en consensus:
stakingen en arbeidsconflicten zijn zeldzaam. Ook een toekomstig
stelsel zou harmonieus moeten zijn.
Dat er aanpassingen nodig zijn in het stelsel staat vast: de
vergrijzing, technologische vernieuwingen en globalisering zetten de
toekomstbestendigheid van het huidige stelsel onder druk. Over een
aantal benodigde wijzigingen bestaat brede overeenstemming. Zo moeten
méér mensen aan het werk. Vooral de arbeidsdeelname van vrouwen,
ouderen en laaggeschoolden kan omhoog. Ook staat vast dat werknemers
zich in de toekomst makkelijker moeten kunnen aanpassen aan
veranderingen op de arbeidsmarkt. Baanzekerheid maakt plaats voor
werkzekerheid. Dat betekent dat mensen breder inzetbaar moeten zijn en
zich voortdurend moeten scholen om bij te blijven.
Op een aantal andere onderwerpen zijn keuzes nodig. Het gaat
bijvoorbeeld om de vraag of het stelsel inkomenssteun moet bieden voor
een beperkte groep kwetsbare mensen, of een brede basis voor iedereen:
gaat het om de garantie van een minimuminkomen of is het belangrijk
dat er niet te grote verschillen bestaan tussen inkomensgroepen? En
tegen welke risico's moet het stelsel bescherming bieden en welke
zaken kunnen mensen naar keuze zelf regelen? Naarmate het stelsel meer
afdekt, neemt kans op calculerend gedrag toe en groeit dus de behoefte
aan toezicht en sancties, met de bijbehorende toezichtslast en dus ook
inbreuk op de privacy van mensen. Een andere afweging is die tussen
ontslagbescherming, inkomenszekerheid en scholing: hoe ontstaat meer
dynamiek op de arbeidsmarkt, zonder dat mensen buiten de boot vallen?
Ingewikkeld is ook de aanpak van de onderkant van de arbeidsmarkt: hoe
stimuleer je dat meer laaggeschoolden aan het werk komen? Moeten de
loonkosten omlaag of moet het verschil tussen werk en een uitkering
groter worden zodat werken meer loont? Verder moet de combinatie van
werken en zorgen vergemakkelijkt worden. Regelingen moeten vrouwen
stimuleren te (blijven) werken, aantrekkelijk zijn voor werkgevers én
het beste bieden aan kinderen. Om ouderen langer aan het werk te
houden is bewustwording belangrijk en moet tegelijkertijd de beloning
van oudere werknemers in evenwicht zijn met hun productiviteit.
De notitie agendeert verder een aantal thema's voor nader onderzoek.
Het gaat onder meer om de vraag hoe de kosten voor een bedrijf bij
ontslag van werknemers eruit moeten zien, op welke manier het beste in
kinderen geïnvesteerd kan worden, zodat problemen op latere leeftijd
worden voorkomen, wat de beste manier is om mensen te stimuleren een
leven lang te leren en in hoeverre mensen zelf kunnen sparen voor hun
eigen sociale voorzieningen.
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid