Antwoorden op kamervragen van Van Heteren over vijf dagen bedenktijd
overtijdbehandeling
Kamerstuk, 28-6-2006
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DBO-K-U-2695939
28 juni 2006
Antwoorden van de minister op kamervragen van het Kamerlid Van Heteren
over vijf dagen bedenktijd overtijdbehandeling.
Vraag 1
Is het waar dat abortusklinieken en ziekenhuizen in de week van 20
juni een brief van de staatssecretaris hebben ontvangen waarin per
ingang van deze week deze instellingen de opdracht krijgen om voor de
overtijdbehandeling vijf dagen bedenktijd in acht te nemen, onderhevig
aan Inspectiecontrole?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Op grond waarvan baseert de staatssecretaris haar oordeel dat deze
wijziging in beleid mogelijk is zonder behandeling in de Tweede Kamer,
waar de evaluatie van de abortuswet nu nog ter behandeling voorligt?
Antwoord 2
In de evaluatie van de Wet afbreking zwangerschap (Waz) wordt
geconcludeerd dat de uitzonderingsgrond voor de overtijdbehandeling
niet meer bestaat. Ten tijde van de parlementaire behandeling van de
wet in de jaren tachtig was het niet mogelijk om met zekerheid vast te
stellen dat in deze vroege fase sprake was van zwangerschap. De
evaluatie stelt dat de medisch-technische praktijk tegenwoordig
zodanig is dat ook bij overtijdbehandeling kan worden vastgesteld dat
er sprake is van een zwangerschap. Deze techniek wordt ook standaard
gebruikt in de praktijk. Een abortus zonder vaststelling van
zwangerschap wordt gezien als onverantwoord medisch handelen. In
nadere gesprekken met beroepsgroepen van abortushulpverleners is deze
constatering bevestigd. Op grond hiervan hebben de minister van
Justitie en ik in het standpunt aangegeven dat de overtijdbehandeling
onder de Waz valt.
Er is geen sprake van een wijziging in beleid; het gaat om het volgen
van de stand van de wetenschap, en daarvoor is geen wetswijziging
nodig. Er was indertijd een medisch-technische reden om een
uitzondering te maken, en we hebben geconcludeerd dat deze reden niet
meer opgaat. Zouden de minister van Justitie en ik anders hebben
besloten, dan zou wél een wetswijziging noodzakelijk zijn. De huidige
wet laat geen mogelijkheid om verschil te maken tussen een
zwangerschap van zes en zeven weken.
Vraag 3
Waarom heeft de staatssecretaris de behandeling van de abortuswet in
de Kamer niet afgewacht?
Antwoord 3
Alle ziekenhuizen en klinieken met een vergunning om zwangerschappen
af te breken hebben van mij een brief ontvangen over het standpunt
over de evaluatie van de Waz. Eén van de aspecten die ik in die brief
noem is de overtijdbehandeling. Met deze brief geef ik duidelijkheid
aan deze instellingen die mogelijk niet op de hoogte zijn van mijn
standpunt.
Ik heb niet gewacht met deze brief tot de parlementaire behandeling
van het standpunt over de evaluatie van de Wet afbreking zwangerschap
omdat de constatering in het standpunt over de overtijdbehandeling
direct gevolgen heeft voor de reikwijdte van de wet. Het gaat hier om
een gevolg van een onweersproken medisch-technische ontwikkeling. Het
lijkt mij niet nodig om de betrokken instellingen onnodig in
onzekerheid te laten.
Het is uiteraard niet mijn bedoeling om vooruit te lopen op de
discussie over de beraadtermijn. De discussie over de beraadtermijn en
waar deze op van toepassing moet zijn ga ik graag aan. Dit doe ik in
eerste instantie door het beantwoorden van de gestelde Kamervragen. De
wet volgend geldt nu de beraadtermijn voor de zogenaamde
overtijdbehandeling.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport