Ingezonden persbericht


2740e zitting van de Raad Milieu - Luxemburg, 27 juni 2006 :

P E R S
We t s t r a a t 1 7 5 B - 1 0 4 8 B R U S S E L T e l . : + 3 2 ( 0 ) 2 2 8 1 8 7 1 6 / 6 3 1 9 F a x : + 3 2 ( 0 ) 2 2 8 1 8 0 2 6 press.office@consilium.europa.eu http://www.consilium.europa.eu/Newsroom 10876/06 (Presse 192) 1
NL
RAAD VAN
DE EUROPESE UNIE
NL
10876/06 (Presse 192)
(OR. en)
PERSMEDEDELING
2740e zitting van de Raad
Milieu
Luxemburg, 27 juni 2006
Voorzitter Josef PRÖLL
minister van Land- en Bosbouw, Milieubeheer en Waterhuishouding
27.VI.2006
10876/06 (Presse 192) 2
NL
Voornaamste resultaten van de Raadszitting
De Raad heeft de volgende teksten aangenomen:

* een verordening met betrekking tot het referentiejaar voor de toewijzing van quota van chloorfluorkoolwaterstoffen (HCFK's) voor de lidstaten die op 1 mei 2004 tot de EU zijn toegetreden;

* een gemeenschappelijk optreden met betrekking tot een verdere bijdrage van de Europese Unie aan het proces voor een regeling van het conflict in Georgië/Zuid-Ossetië;
* een richtlijn houdende verlenging van de toepassingsduur van de BTW-regeling voor de elektronische handel tot en met 31 december 2006;

* een gemeenschappelijk standpunt met het oog op de aanneming van een verordening betreffende het financieringsinstrument van de EU voor het milieu - LIFE+;
* een gemeenschappelijk standpunt met betrekking tot de ontwerp-verordening inzake de registratie en beoordeling van en de vergunningverlening en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH) en tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, en een gemeenschappelijk standpunt met betrekking tot de ontwerp-richtlijn betreffende de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen, teneinde deze aan de ontwerp-verordening inzake REACH aan te passen.
27.VI.2006


1 Wanneer de Raad verklaringen, conclusies of resoluties heeft aangenomen, wordt dat in de titel van het betrokken punt vermeld. De aangenomen teksten staan tussen aanhalingstekens.

De documenten waarvan het nummer in de tekst wordt genoemd, staan op de internetsite van de Raad http://www.consilium.europa.eu.

Besluiten ten aanzien waarvan verklaringen voor de Raadsnotulen zijn afgelegd die beschikbaar zijn voor het publiek, zijn aangegeven met een asterisk; de tekst van de verklaringen staat op de bovengenoemde internetsite van de Raad en is ook verkrijgbaar bij de Persdienst.

10876/06 (Presse 192) 3

NL

INHOUD1

DEELNEMERS .................................................... 6

BESPROKEN PUNTEN
OVERSTROMINGEN........................................... 8

LUCHTKWALITEIT ........................................... 10

AFVALSTOFFEN - Conclusies van de Raad........ 12 STADSMILIEU - Conclusies van de Raad ........... 18 GGO's.................................................................. 21 BIOBRANDSTOFFEN/BIOMASSA.................... 22

DIVERSEN ......................................................... 23

ANDERE GOEDGEKEURDE PUNTEN
MILIEU

- Quota voor chloorfluorkoolwaterstoffen..................................25
- Financieringsinstrument voor het milieu - LIFE+* ...................25
- Internationale stroomgebiedovereenkomsten............................26
- Behoud van wilde dieren en planten en hun natuurlijk milieu in Europa............................................................26
- Alpenovereenkomst - Protocollen inzak bodembescherming, energie en toerisme.............................................26 GEMEENSCHAPPELIJK BUITENLANDS EN VEILIGHEIDSBELEID


- Georgië/Zuid-Ossetië..............................................................27 27.VI.2006
10876/06 (Presse 192) 4
NL
ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

- Europees ontwikkelingsfonds ..................................................27
- Liberia - Financiële bijstand - Rechtsstaat ................................28
- Betrekkingen met Groenland ...................................................28 BELASTINGEN

- Gedragscode inzake verrekenprijsdocumentatie voor gelieerde ondernemingen in de EU - Resolutie ................28
- BTW-regeling voor ondernemingen: omroepdiensten en e-handel ....................................................................29 JUSTITIE EN BINNENLANDSE ZAKEN

- Persoonsgegevens van passagiers.............................................29
- Georganiseerde criminaliteit - samenwerking tussen bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen..........................................................30
- Overleveringsprocedure tussen de lidstaten van de EU en IJsland en Noorwegen*............................................30
- Vierde jaarverslag van Eurojust (kalenderjaar 2005) - Conclusies van de Raad.................................................31 EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE

- Wijziging van de EER-Overeenkomst - Europees veiligheidsonderzoek ...........................................................34 HANDELSPOLITIEK

- Tariefcontingenten..................................................................35
- Douanerechten .......................................................................35
- Antidumping - naadloze buizen en pijpen van ijzer of staal ......35 INTERNE MARKT

- Motorvoertuigen.....................................................................35
- Nieuwe wetgeving inzake chemische stoffen*..........................36 LANDBOUW

- Codex alimentarius.................................................................37
- Drugsprecursoren ...................................................................37 27.VI.2006
10876/06 (Presse 192) 5
NL
VISSERIJ

- Vangstdocumentatieregeling...................................................37
- Verbetering van de werkmethoden van de Raad betreffende de aanneming van de jaarlijkse verordening tot vaststelling van de vangstmogelijkheden voor visbestanden en van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften - Conclusies van de Raad....................................38 ONDERWIJS

- Programma "Jeugd in Actie" voor de periode 2007-2013.........40
- Programma Levenslang leren voor de periode 2007-2013.........41 BENOEMINGEN

- Voorzitter van het Militair Comité van de Europese Unie.........42
- Directeur-generaal van de Militaire Staf van de Europese Unie.42 27.VI.2006
10876/06 (Presse 192) 6
NL
DEELNEMERS
De regeringen van de lidstaten en de Europese Commissie waren als volgt vertegenwoordigd: België:
de heer Benoit LUTGEN minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme (Waals Gewest)
Tsjechië:
de heer Tomás NOVOTNÝ vice-minister van Milieubeheer, sectie Internationale Betrekkingen
Denemarken:
mevrouw Connie HEDEGAARD minister van Milieubeheer en minister van Noordse Samenwerking
Duitsland:
de heer Sigmar GABRIEL minister van Milieubeheer, Natuurbehoud en Reactorveiligheid
Estland:
de heer Olavi TAMMEMÄE vice-minister van Milieubeheer Griekenland:
de heer Stavros KALOGIANNIS staatssecretaris van Milieubeheer, Ruimtelijke Ordening en Openbare Werken
Spanje:
mevrouw Cristina NARBONA RUIZ minister van Milieubeheer Frankrijk:
mevrouw Nelly OLIN minister van Ecologie en Duurzame Ontwikkeling Ierland:
de heer Dick ROCHE minister van Milieubeheer, Nationaal Erfgoed en Plaatselijk Bestuur
Italië:
de heer Alfonso PECORARO SCANIO minister van Milieubeheer en Natuurbehoud Cyprus:
de heer Panicos POUROS secretaris-generaal, ministerie van Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Milieubeheer
Letland:
de heer Raimonds VEJONIS minister van Milieubeheer Litouwen:
de heer Arunas KUNDROTAS waarnemend minister van Milieubeheer Luxemburg:
de heer Jean-Marie HALSDORF minister van Binnenlandse Zaken en Ruimtelijke Ordening Hongarije:
de heer Miklós PERSÁNYI minister van Milieubeheer en Waterhuishouding Malta:
mevrouw Theresa CUTAJAR plaatsvervangend permanent vertegenwoordiger Nederland:
de heer Pieter van GEEL staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
Oostenrijk:
de heer Josef PRÖLL minister van Land- en Bosbouw, Milieubeheer en Waterhuishouding
Polen:
de heer Jan SZYSZKO minister van Milieubeheer
27.VI.2006
10876/06 (Presse 192) 7
NL
Portugal:
de heer Francisco NUNES CORREIA minister van Milieubeheer, Ruimtelijke Ordening en Regionale Ontwikkeling
Slovenië:
de heer Janez PODOBNIK minister van Milieubeheer en Ruimtelijke Ordening Slowakije:
de heer László MIKLÓS minister van Milieubeheer
Finland:
de heer Jan-Erik ENESTAM minister van Milieubeheer Zweden:
mevrouw Lena SOMMESTAD minister van Milieubeheer
Verenigd Koninkrijk:
de heer David MILIBAND minister van Milieubeheer, Voedselvoorziening en Plattelandszaken
Commissie:
de heer Günter VERHEUGEN vice-voorzitter
de heer Stavros DIMAS lid
De regeringen van de toetredende staten waren als volgt vertegenwoordigd: Bulgarije:
de heer Dzhevdet CHAKAROV minister van Milieu- en Waterbeleid Roemenië:
de heer Attila KORODI staatssecretaris voor Europese Integratie, ministerie van Milieu- en Waterbeheer
27.VI.2006
10876/06 (Presse 192) 8
NL
BESPROKEN PUNTEN
OVERSTROMINGEN
De Raad heeft een politiek akkoord bereikt over een ontwerp-richtlijn over beoordeling en beheer van overstromingsrisico's (11013/06)
Met betrekking tot de belangrijkste nog op te lossen punten heeft de Raad het volgende besloten:
* de werkingssfeer van de richtlijn heeft betrekking op internationale en nationale stroomgebieden
* de voorlopige overstromingsrisicobeoordeling moet uiterlijk op 22 december 2012 worden afgerond;

* de overstromingsgevaarkaarten en overstromingsrisicokaarten moeten uiterlijk op 22 december 2019 getoetst en bijgewerkt zijn, en de plannen moeten in 2021 en daarna om de zes jaar worden getoetst;
De tekst zal zonder verdere bespreking in een komende zitting van de Raad als gemeenschappelijk standpunt worden aangenomen en voor de tweede lezing aan het Europees Parlement worden toegezonden.
Bij de indiening van haar voorstel (5540/1/06) heeft de Commissie er rekening mee gehouden dat zich tussen 1998 en 2004 in Europa meer dan 100 grote overstromingen hebben voorgedaan, niet zelden met catastrofale gevolgen, zoals in 2002, toen de Donau en de Elbe buiten hun oevers traden. Ten gevolge van deze overstromingen verloren ongeveer 700 mensen het leven en geraakten circa een half miljoen mensen ontheemd; het economische verlies bedroeg ten minste 25 miljard euro. De overstromingen tijdens de zomer van 2005 in onder meer Bulgarije, Duitsland, Frankrijk, Oostenrijk en Roemenië hebben deze cijfers nog verder de hoogte ingejaagd. Eigendommen waarvoor overstromingsschade dreigt, omvatten particuliere woningen, infrastructuur voor vervoer en openbare diensten, commerciële en industriële bedrijven en landbouwgrond. Naast economische en maatschappelijke schade kunnen overstromingen ook ernstige gevolgen veroorzaken voor het milieu, bijvoorbeeld wanneer waterzuiveringsinstallaties of fabrieken waar grote hoeveelheden toxische chemicaliën liggen opgeslagen, onderlopen. Overstromingen kunnen bovendien vochtige biotopen vernielen en leiden tot een afname van de biodiversiteit.
Het voorstel moet er derhalve voor zorgen dat overstromingsgerelateerde risico's voor de gezondheid van de mens, het milieu, de infrastructuur en eigendommen worden verminderd en beheerd.
27.VI.2006
10876/06 (Presse 192) 9
NL
Met het oog daarop voorziet het richtlijnvoorstel in voorlopige overstromingsrisicobeoordelingen van alle stroomgebiedsdistricten, alsmede in het karteren van gebieden met een significant overstromingsrisico, een mechanisme voor het coördineren van maatregelen voor grensoverschrijdende stroomgebieden alsmede het opstellen van overstromingsrisico-beheerplannen in kwetsbare stroomgebieden en kustgebieden.
Het voorstel heeft betrekking op het gehele grondgebied van de Gemeenschap en geldt bijgevolg voor het beheer van het overstromingsrisico in zowel rivier- als kustgebieden. Aangezien de meeste stroomgebieden in Europa meerdere landen bestrijken, zou gecoördineerde actie op communautair niveau tot een meerwaarde en een betere algemene bescherming tegen overstromingen leiden. Het richtlijnvoorstel verschaft de lidstaten een grote mate van vrijheid bij het vaststellen van het vereiste beschermingsniveau en bij het bepalen welke maatregelen moeten worden getroffen en binnen welke termijn de overstromingsrisico-beheerplannen ten uitvoer moeten worden gelegd. Er is een nauw verband met de kaderrichtlijn water1.
Voorgestelde rechtsgrondslag: artikel 175, lid 1, van het Verdrag - gekwalificeerde meerderheid van stemmen vereist voor een besluit van de Raad, medebeslissingsprocedure met het Europees Parlement van toepassing. Het Europees Parlement heeft op 13 juni 2006 advies in eerste lezing uitgebracht.

1 Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid, (PB L 327 van 22.12.2000, blz 1.).
27.VI.2006
10876/06 (Presse 192) 10
NL
LUCHTKWALITEIT
In afwachting van het advies in eerste lezing van het Europees Parlement, heeft de Raad overeenstemming bereikt over een algemene oriëntatie voor een ontwerp-richtlijn betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa.
De overeenstemming is gebaseerd op een compromispakket van het voorzitterschap dat verscheidene essentiële aspecten omvat:

- de vigerende grenswaarden worden ongewijzigd gehandhaafd;
- een bindende grenswaarde voor PM2.5 zal in 2015 een vanaf 2010 toepasselijke niet-bindende streefwaarde vervangen (25Zg/m3 zowel voor de streefwaarde als voor de grenswaarde); de lidstaten moeten plannen inzake luchtkwaliteit opstellen met het oog op het bereiken van de streef- en grenswaarde;

- er wordt een streefwaarde inzake vermindering van de blootstelling aan PM2.5 vastgesteld, teneinde de luchtverontreiniging in stedelijke-achtergrondlocaties terug te dringen; de Commissie dient tot 2013 een evaluatie uit te voeren met het oog op de vervanging van de streefwaarde door een juridisch bindende verplichting inzake blootstellingsvermindering;
- de bereikte overeenstemming ligt in de lijn van de Commissievoorstellen; ze houdt rekening met de moeilijkheden die de lidstaten thans ondervinden bij het bereiken van de luchtkwaliteitsstreefwaarden, en staat toe dat onder duidelijk omschreven voorwaarden de termijnen voor het bereiken van de grenswaarde voor een bepaalde duur worden verlengd; voor reeds vigerende grenswaarden is mogelijkheid tot uitstel beperkt tot PM10 en zulks tot drie jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn.
Zodra het advies van het Europees Parlement beschikbaar is, zal de Raad een politiek akkoord over dit dossier kunnen bereiken.
Er wordt aan herinnerd dat er dankzij wetgeving en andere factoren weliswaar aanzienlijke vorderingen zijn gemaakt met betrekking tot de kwaliteit van de lucht in Europa, maar dat luchtverontreiniging nog steeds ernstige gevolgen heeft voor de volksgezondheid en het milieu. De Commissie presenteerde in september 2005 een thematische strategie inzake luchtverontreiniging (12735/05 + ADD 1 + ADD 2) en een voorstel voor een nieuwe richtlijn betreffende de luchtkwaliteit in de Europese Unie (14335/05).
27.VI.2006
10876/06 (Presse 192) 11
NL
De ontwerp-richlijn heeft ten doel de huidige wetgeving inzake luchtkwaliteit te herzien en omvat twee belangrijke elementen:

- de samenvoeging van vijf rechtsinstrumenten tot één richtlijn (de kaderrichtlijn1, de eerste2, de tweede3 en de derde dochterrichtlijn4 en de beschikking voor de onderlinge uitwisseling van informatie5; de vierde dochterrichtlijn6 zal later via een vereenvoudigde codificatieprocedure worden geïntegreerd).

- het invoeren van nieuwe luchtkwaliteitsnormen voor fijne deeltjes (PM2.5) in de lucht, gelet op de aanzienlijke gezondheidsvoordelen die daarmee kunnen worden behaald7. Tegelijkertijd wordt de lidstaten meer flexibiliteit geboden. Er wordt voorgesteld om, wanneer de lidstaten kunnen aantonen dat zij alle redelijke maatregelen voor de uitvoering van de wetgeving hebben genomen maar meer tijd nodig hebben om op sommige plaatsen aan de luchtkwaliteitsnormen te voldoen, onder bepaalde voorwaarden te voorzien in een verlenging voor een bepaalde duur van de termijn voor de naleving van de voorschriften in de betrokken gebieden. Voorgestelde rechtsgrondslag: artikel 175, lid 1, van het Verdrag - gekwalificeerde meerderheid van stemmen vereist voor een besluit van de Raad, medebeslissingsprocedure met het Europees Parlement van toepassing.

1 Richtlijn 96/62/EG, PB L 296 van 21.11.1996, blz. 55.
2 Richtlijn 1999/30/EG, PB L 163 van 29.6.1999, blz. 41.
3 Richtlijn 2000/69/EG, PB L 313 van 13.12.2000, blz. 12.
4 Richtlijn 2002/3/EG, PB L 67 van 9.3.2002, blz. 14.
5 Beschikking 97/101/EG, PB L 35 van 5.2.1997, blz. 14.
6 Richtlijn 2004/107/EG, PB L 23 van 26.1.2005, blz. 3.
7 Recent wetenschappelijk bewijsmateriaal wijst erop dat de kleinere deeltjes (PM2.5) bijzonder gevaarlijk zijn voor de menselijke gezondheid en dat zij in Europa moeten worden teruggedrongen.
27.VI.2006
10876/06 (Presse 192) 12
NL
AFVALSTOFFEN - Conclusies van de Raad
De Raad heeft de volgende conclusies aangenomen:
"De Raad:

1. VERWELKOMT de mededeling van de Commissie over een thematische strategie inzake afvalpreventie en afvalrecycling, die ten doel heeft bij te dragen aan afvalpreventie en een efficiënt, milieuvriendelijk en duurzaam beheer van afval en hulpbronnen, teneinde de hulpbronnen te beschermen en de negatieve impact van hulpbronnengebruik globaal te verminderen;

2. VESTIGT DE AANDACHT op de nauwe band tussen de thematische strategie en andere aanverwante strategieën, met name de thematische hulpbronnenstrategie, de strategie voor duurzame ontwikkeling en het geïntegreerd productbeleid;
3. DEELT HET STANDPUNT van de Commissie dat de resultaten van de evaluatie van de strategie moeten worden meegenomen in de eindevaluatie van het zesde milieuactieprogramma; Doelstellingen van het EU-afvalbeleid

4. BEKLEMTOONT dat het beleid inzake afvalbeheer in wezen ten doel heeft een hoog niveau van bescherming van het milieu en de menselijke gezondheid tot stand te brengen;
5. BEKLEMTOONT dat met alle milieu-effecten rekening moet worden gehouden, ongeacht waar en wanneer zij zich zullen voordoen, ook buiten de Europese Unie, en dat ook sociaal-economische gevolgen in aanmerking moeten worden genomen;
6. ONDERSTREEPT het belang van de algemene beginselen van het afvalbeheer, zoals het voorzorgsbeginsel en het beginsel dat de vervuiler betaalt, het beginsel van de verantwoordelijkheid van de afvalveroorzaker en, voor specifieke afvalstromen, het beginsel van de verantwoordelijkheid van de producent, alsook van andere beginselen van het afvalbeheer, zoals, in voorkomend geval, het beginsel van nabijheid en zelfredzaamheid; 27.VI.2006
10876/06 (Presse 192) 13
NL

7. BEKLEMTOONT het cruciale belang van de hiërarchie van opties inzake afvalbeheer
- preventie

- hergebruik

- recycling

- andere terugwinningsoperaties, bijvoorbeeld terugwinningsoperaties waarbij energie wordt teruggewonnen

- verwijdering
als een algemene regel voor afvalbeheer;

8. VERWELKOMT de levenscyclusbenadering als een nuttig concept voor het evalueren van de invloed van afval en het gebruik van natuurlijke hulpbronnen op het milieu en de menselijke gezondheid, beklemtoont dat dit concept gebruikt kan worden om die invloed tot een minimum te beperken en af te wijken van de afvalbeheerhiërarchie, en ROEPT de Commissie OP in het kader van het afvalbeleid algemene richtsnoeren over de levenscyclusbenadering aan te reiken;

9. SCHAART zich achter de doelstelling van de Commissie om afvalproductie zoveel mogelijk te voorkomen;

10. STEUNT de langetermijndoelstelling van de EU om een "recyclinggerichte Europese samenleving" te worden, hetgeen een positieve invloed zal hebben, niet alleen op het duurzame gebruik van natuurlijke hulpbronnen, maar ook op de economie en de werkgelegenheid, en beklemtoont dat specifieke maatregelen moeten worden genomen die hergebruik en recycling uitbreiden waarbij tegelijkertijd gezorgd wordt voor een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu in alle lidstaten;
11 VRAAGT de Commissie, in het kader van de eindevaluatie van het zesde milieuactieprogramma, bijzondere aandacht te hebben voor de behoefte aan realistische doelstellingen en maatregelen op lange, middellange en korte termijn, teneinde de algemene doelstelling van de EU, een "recyclinggerichte samenleving" te worden, te kunnen realiseren;
12. BESEFT dat de strategie ten doel heeft de hoeveelheid afval die verwijderd moet worden, alsook de bijbehorende milieu-effecten zoveel mogelijk te beperken, maar erkent tegelijkertijd dat storten een aanvaardbare optie blijft voor afvalstromen die niet op een duurzame manier kunnen worden teruggewonnen, op voorwaarde dat zo gestort wordt dat negatieve gevolgen voor het milieu en de menselijke gezondheid worden voorkomen; 27.VI.2006
10876/06 (Presse 192) 14
NL

13. HOUDT er rekening mee dat een toename van terugwinning niet mag leiden tot een toename van de diffuse verspreiding van verontreinigende stoffen; Acties

14. WIJST EROP dat maatregelen en initiatieven in het kader van de afvalstrategie duurzaam moeten zijn, en een wezenlijke bijdrage moeten leveren aan een eco-efficiënt gebruik van hulpbronnen;

15. IS VOORSTANDER van de verbetering van de kennisbasis en het nuttig gebruik van gegevens, in het bijzonder betreffende de invloed van het gebruik van hulpbronnen, afvalproductie en afvalbeheer, en roept de Commissie op passende vereenvoudigingsmaatregelen te overwegen, teneinde doublures en overlap tussen de in te dienen verslagen en gegevens te voorkomen;
a) Wetgevingsmaatregelen

16. ERKENT dat de nadruk moet worden gelegd op de onverkorte uitvoering van de communautaire afvalwetgeving;

17. STEUNT de aanpak van de Commissie die erop gericht is het bestaande wetgevingskader te moderniseren door de EU-wetgeving inzake afvalstoffen te verduidelijken, te vereenvoudigen en te stroomlijnen, zodat de regelgeving wordt verbeterd en ook de synergie tussen de bestaande EU-wetten wordt bevorderd, en beklemtoont dat het van belang is een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu te handhaven;
18 VERZOEKT de Commissie ervoor te zorgen dat haar belangrijkste voorstellen volledig worden beoordeeld op de kosten en baten vanuit economisch, sociaal en milieu-oogpunt, en op de gevolgen die zij hebben voor het relatieve gewicht van de afvalrecycling en afvalterugwinning in de EU;

19. NEEMT NOTA van het voorstel van de Commissie tot herziening van Richtlijn 2006/12/EG betreffende afvalstoffen, en van het voornemen van de Commissie om voorstellen tot wijziging van de andere richtlijnen en maatregelen op het gebied van afvalbeheer op te stellen en in te dienen die gebaseerd zijn op de lijst van onderwerpen die in de strategie is opgenomen, maar beklemtoont dat een stabiele regelgeving voor alle betrokkenen belangrijk is;

20. ROEPT de Commissie op de definities in wetgevingsvoorstellen over afvalbeheer voortaan te verduidelijken en, waar nodig, af te stemmen op de overeenkomstige definities in de herziene afvalstoffenrichtlijn, opdat zij bruikbaar zijn en de grotere zekerheid en duidelijkheid bieden die voor autoriteiten en belanghebbenden zo noodzakelijk zijn; 27.VI.2006
10876/06 (Presse 192) 15
NL

21. BEKLEMTOONT dat het van belang is de comitéprocedure in de afvalstoffenwetgeving alleen te gebruiken voor besluiten van technische en wetenschappelijke aard, die betrekking hebben op niet-essentiële elementen van een basisinstrument, en wijst erop dat het toepassingsgebied van deze procedure in de betreffende wetgeving duidelijk moet worden afgebakend;

22. IS VAN MENING dat met de nieuwe verordening betreffende de overbrenging van afvalstoffen uitvoering wordt gegeven aan juridische verplichtingen uit het VN-Verdrag van Bazel en besluiten van de OESO en onderstreept dat een van de doelstellingen van het reguleren van de overbrenging van afvalstoffen is, meer afvalstoffen te hergebruiken en te recycleren, met inachtneming van een hoog niveau van bescherming van het milieu en de menselijke gezondheid;
b) Preventie

23. ROEPT de Commissie OP concrete maatregelen voor het voorkomen van afvalproductie voor te stellen op het gebied van productbeleid, het beleid inzake chemische stoffen en ecodesign, teneinde zowel de productie van afval als de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in afval tot een minimum te beperken, en aldus een veilige en milieuvriendelijke verwerking van afval te stimuleren, en beklemtoont dat het zaak is producten en technologieën aan te moedigen die minder schadelijk zijn voor het milieu, alsook producten die zich beter lenen voor hergebruik en recycling;
24. VERZOEKT de Commissie een versterking van het aspect "afvalpreventie" in de op grond van de IPPC-richtlijn opgestelde BREF-documenten te gaan overwegen, en in die documenten daartoe strekkende richtsnoeren op te nemen;
25. ROEPT de Commissie OP richtsnoeren inzake afvalpreventie te ontwikkelen, met inbegrip van indicatoren, waarbij de verschillende economische omstandigheden en ontwikkelingen in de lidstaten in aanmerking worden genomen;

26. BEKLEMTOONT het belang van opleiding en voorlichting met betrekking tot afvalpreventie, met name voor het bevorderen van duurzame productie en consumptie, alsook van groene overheidsopdrachten, en roept de Commissie op ervoor te zorgen dat wettelijke obstakels voor dit soort opdrachten worden weggenomen; c) Recycling

27. BEKLEMTOONT dat het van belang is om, waar dat gerechtvaardigd is, op EU-niveau te komen tot gemeenschappelijke minimumnormen voor terugwinning en recycling, maar merkt ook op dat de lidstaten individueel strengere recyclingnormen kunnen handhaven of vaststellen met het oog op een hoog niveau van bescherming van het milieu en de menselijke gezondheid;
27.VI.2006
10876/06 (Presse 192) 16
NL

28. ERKENT dat binnen de EU nauwer moet worden samengewerkt in geval van grensoverschijdende afvalbeheersproblemen;

29. JUICHT HET TOE dat de nadruk wordt gelegd op een toename van recycling teneinde in de gehele Europese Unie gelijke concurrentievoorwaarden te scheppen voor het beheren van afval op een manier die het meest geschikt is om het milieu en de volksgezondheid beter te beschermen, en wijst erop dat de productie van compost van hoge kwaliteit, met name compost dat afkomstig is van afzonderlijk ingezameld biologisch afval, een belangrijk element van dit beleid is, en erkent het belang van maatregelen met betrekking tot biologisch afval;

30. BEKLEMTOONT het belang van de bevordering van afvalscheiding bij de bron en dat de wetgeving en doelstellingen met betrekking tot inzameling en recycling, alsook het beginsel van verantwoordelijkheid van de producent voor specifieke afvalstromen een belangrijke rol blijven spelen in het verbeteren van het afvalbeheer in de Gemeenschap, en het verhogen van het recycleringspercentage voor bepaalde afvalstromen;
31. WIJST EROP dat een materiaalgerelateerde benadering complementair is aan een productgerelateerde benadering, en roept de Commissie op een analyse te maken van de haalbaarheid en levensvatbaarheid op lange termijn van een materiaalgerelateerde aanpak van afvalrecycling, met inbegrip van de gevolgen van een dergelijke aanpak voor de verantwoordelijkheid van de producent;
27.VI.2006
10876/06 (Presse 192) 17
NL
d) Economische instrumenten

32. BEKLEMTOONT dat economische instrumenten een essentiële rol kunnen spelen in de preventie en het beheer van afval en wijst erop dat de lidstaten individueel kunnen besluiten van dergelijke instrumenten gebruik te maken;
33. IS VAN MENING dat, met het oog op de toepassing van het beginsel dat de vervuiler betaalt, de externe kosten van afvalbeheer meer dan voorheen in de prijzen van afvalbeheersactiviteiten zullen worden doorgerekend."
27.VI.2006
10876/06 (Presse 192) 18
NL
STADSMILIEU - Conclusies van de Raad
De Raad heeft de volgende conclusies aangenomen:
"De Raad van de Europese Unie

1. MEMOREERT het Zesde Milieu-actieprogramma en de daarin gedane toezegging een thematische strategie voor het stadsmilieu te ontwikkelen teneinde bij te dragen tot het verbeteren van de levenskwaliteit en het welzijn van de burgers door het stimuleren van duurzame stedelijke ontwikkeling en het scheppen van een schoon en gezond stedelijk milieu met een hoge luchtkwaliteit, weinig lawaai, schoon water, intensief gebruik van hernieuwbare energie en een gering verbruik van ruimte en middelen. BEKLEMTOONT dat de bijdragen van steden en stadsgebieden aan de bestrijding van luchtverontreiniging en klimaatverandering essentieel zijn voor het verminderen van broeikasgassen; dit betreft onder andere het vervoer, de ruimtelijke ordening en de duurzame constructie en exploitatie van gebouwen;

2. BEKLEMTOONT de nauwe band tussen de thematische strategie voor het stadsmilieu en de EU-SDO en aanverwante strategieën, vooral de thematische strategieën voor luchtkwaliteit en afval;

3. LOOFT de mededeling van de Commissie betreffende een thematische strategie voor het stadsmilieu, en met name het accent daarin op geïntegreerd milieubeheer en duurzaam vervoer als waardevol instrument bij het aanpakken van de hardnekkige milieuproblemen in stedelijke gebieden, zoals slechte luchtkwaliteit, verkeersdrukte en congestie, omgevingslawaai, slechte kwaliteit van de bebouwde omgeving, stedelijke wildgroei, het verlies van groene zones en biodiversiteit, afval en afvalwater; MERKT OP dat de beleidskeuzen en maatregelen in de thematische strategie voor het stadsmilieu vooral gericht zijn op beginselen en op het begeleiden, steunen en helpen van lidstaten en steden bij het verbeteren van hun stadsmilieu;

4. BEVEELT de geïntegreerde aanpak van de thematische strategie voor het stadsmilieu AAN voor steden en hun beleid opdat in onze stedelijke gebieden de belasting van milieu en gezondheid wordt verminderd en de milieukwaliteit wordt verbeterd; ROEPT de lidstaten ERTOE OP zich meer in te spannen om steden in staat te stellen een beleid te voeren dat leidt tot een hoge stedelijke milieukwaliteit en gezondheid, en rekening te houden met de mogelijkheden van nationale strategische referentiekaders (gekoppeld aan het cohesiebeleid) voor het aanpakken van stedelijke milieuvraagstukken alsmede met de kansen geboden in het kader van de LIFE+verordening en de bijbehorende middelen; ERKENT het belang van het Zevende KPOO en van de bevordering van eco-innovatie door een snelle uitvoering van het ETAP;

5. MOEDIGT de Commissie AAN aan te geven hoe de lidstaten deze middelen kunnen gebruiken om het stadsmilieu in hun nationale plannen te integreren, met inbegrip van onder meer innovatieve en flexibele mechanismen voor de financiering van stadsvernieuwing. 27.VI.2006
10876/06 (Presse 192) 19
NL

6. IS VERHEUGD DAT in de thematische strategie voor het stadsmilieu het belang van inspraak van het publiek in de besluitvorming en de rol van bestaande vrijwillige initiatieven wordt benadrukt; VERZOEKT de Commissie een initiatief ter bevordering van inspraak van het publiek te nemen, met name door Lokale Agenda 21 en de Aalborgverplichtingen actief te faciliteren en te bevorderen;

7. WAARDEERT het dat de Commissie in 2006 technische richtsnoeren inzake geïntegreerd milieubeheer zal verstrekken, waaronder milieudoelen, -maatregelen en -instrumenten, door voorbeelden te geven van goede praktijken en te verwijzen naar toepasselijke milieuwetgeving van de EU; ROEPT de Europese Unie, de lidstaten en hun steden ERTOE OP om, binnen hun respectieve bevoegdheden, de levenskwaliteit in steden en stadsgebieden te verbeteren door het bevorderen en implementeren van een geïntegreerd milieubeheer, met een bijzondere nadruk op de vermindering van emissies van broeikasgassen en of een efficiënter gebruik van energie en een duurzaam gebruik van hulpbronnen in de steden, met name met betrekking tot milieuvriendelijk en duurzaam vervoer en ruimtelijke ordening, duurzame stadsplanning, duurzame constructie en exploitatie van gebouwen, groene overheidsopdrachten, en door het bevorderen van duurzame productie- en consumptiepatronen en levensstijlen onder haar burgers; ONDERSTREEPT dat systemen voor geïntegreerd milieubeheer als EMAS of ISO 14001 bij de uitvoering een belangrijke rol kunnen spelen;

8. BEKLEMTOONT dat lawaai, luchtverontreiniging en emissies van broeikasgassen milieuproblemen van de Europese steden zijn die vooral schadelijke gevolgen hebben voor de meest kwetsbare groepen in onze samenleving, met name onze kinderen; ONDERSTREEPT dat er, bij de uitvoering van de thematische strategie voor het stadsmilieu en het WHO-Actieplan voor Europa "kind, milieu en gezondheid" (CEHAPE), gestreefd moet worden naar synergie en dat daarbij de nadruk moet worden gelegd op de voornaamste doestellingen in verband met de gezondheid van kinderen en het milieu, alsmede op het EU-Actieplan voor milieu en gezondheid; BEVEELT AAN dat bij de uitvoering van de thematische strategie op het niveau van de EU en de lidstaten rekening wordt gehouden met het CEHAPE en de daarin vervatte regionale prioritaire doelstellingen teneinde de milieu- en gezondheidsomstandigheden van kinderen in de steden te verbeteren en de integratie van de behoeften van kinderen in stedelijk beleid (met name bij de planning van woonkernen, huisvesting en vervoer) te bevorderen.
9. BEKLEMTOONT dat vervoer een belangrijke bron van luchtverontreiniging, geluidshinder, ruimtebeslag en negatieve effecten voor de gezondheid in steden is. Inspanningen zijn nodig om stadsvervoer milieu- en gezondheidsvriendelijk te maken; IS VERHEUGD dat de Commissie zal komen met richtsnoeren inzake duurzame vervoersplannen, die onder andere betrekking hebben op milieudoelstellingen, maatregelen en instrumenten voor milieuvriendelijk en duurzaam stadsvervoer, alsmede voorbeelden van beproefde methoden; BEVEELT AAN dat lidstaten en steden deze richtsnoeren gebruiken voor hun stedelijk vervoersbeleid en erop toezien dat hun plannen voor een duurzaam stadsvervoer voorzien in milieudoelstellingen en -maatregelen ter verbetering en bevordering van het stedelijke mobiliteitsbeheer, het openbaar vervoer, fietsen en lopen, alternatieve brandstoffen (bijvoorbeeld biogas) en aandrijvingssystemen, voertuigen met een ultralage emissie en het carpoolen alsmede intermodale logistiek voor het stedelijk vrachtverkeer; BEKLEMTOONT het belang van passende aandacht voor de behoeften aan een milieuvriendelijke en duurzame stedelijke vervoersinfrastructuur in het kader van de EUinfrastructuur. 27.VI.2006
10876/06 (Presse 192) 20
NL

10. ONDERKENT dat de relatie tussen steden en hun achterland van cruciaal belang is voor het aanpakken van milieuproblemen, gelet op de toename van bijvoorbeeld stedelijke wildgroei en de groei van het forensenvervoer alsmede van toerisme en vrijetijdsverkeer tussen de stedelijke gebieden en hun achterland; BEVEELT AAN dat de lidstaten en de steden binnen de mogelijkheden van hun plannen voor duurzaam stadsvervoer werken aan milieuvriendelijker spoor-, bus- en regionale openbaarvervoers- en infrastructuurverbindingen tussen de steden en hun achterland; BEVEELT voorts AAN te kiezen voor een interregionale en intersectorale aanpak van met name de coördinatie van het beleid inzake vervoers-, stedelijke en regionale planning en daarbij de overheden in de steden en in het achterland te betrekken om stedelijke wildgroei te bestrijden en regionale en grensoverschrijdende samenwerkingsvormen tussen steden en hun achterland te bevorderen, mede wat betreft recreatieve en toeristische bestemmingen.
11. LOOFT het bevorderen van de uitwisseling van beproefde methoden en demonstratieprojecten in verband met stedelijke vraagstukken, het opzetten van een thematisch portaal voor lokale autoriteiten ter bevordering van de uitwisseling van kennis en het verspreiden van know-how betreffende stadsmilieuzaken onder beleidsmakers en belanghebbenden, het bevorderen van capaciteitsopbouw en stedelijk onderzoek; VERZOEKT de Commissie verdere activiteiten in overweging te nemen om richtsnoeren en instrumenten te ontwikkelen en te bevorderen teneinde de kwaliteit van het stadsmilieu te verbeteren, bijvoorbeeld door de aandacht vooral te richten op duurzaamheid bij het ontwerpen, plannen en bouwen van de stedelijke omgeving, en op watervraagstukken.
12. ROEPT de lidstaten en de steden ERTOE OP de thematische strategie voor het stadsmilieu en de daarin voorgestelde actiegebieden, met name de plannen inzake milieubeheer en duurzaam vervoer, uit te voeren en te faciliteren; MOEDIGT het opzetten aan van nationale contactpunten voor stedelijke vraagstukken (bijvoorbeeld een Europees netwerk voor stedelijke kennis) en het verzamelen van gegevens inzake stadsmilieu en een serie van kernindicatoren, bijvoorbeeld in het kader van stadsaudits, teneinde de vorderingen en de milieuprestaties van Europese stedelijke gebieden te kunnen volgen; VERZOEKT de Commissie om de resultaten van de uitvoering van de thematische strategie te beoordelen en, zo nodig, uiterlijk in 2010 een herziene strategie voor te stellen.
13. BEVEELT de totstandbrenging AAN van, enerzijds, vormen van synergie en samenwerking met internationale activiteiten op het gebied van het stadsmilieu zoals THE PEP, het pan-Europese programma inzake vervoer, gezondheid, milieu van VNECE WHO, het WHO CEHAPE en anderzijds andere relevante initiatieven, alsmede stadsnetwerken."
27.VI.2006
10876/06 (Presse 192) 21
NL
GGO's
De Raad heeft een gedachtewisseling gehouden over genetisch gemodificeerde organismen (GGO's) waarin hij de balans heeft opgemaakt van de activiteiten die in de afgelopen maanden in de EU hebben plaatsgevonden, met name wat betreft de door de Commissie genomen maatregelen om de uitvoering van de Europese GGO-wetgeving te verbeteren. Bij de presentatie van de maatregelen wees Commissielid DIMAS erop dat deze ten doel hebben de wetenschappelijke samenhang en transparantie voor besluiten inzake GGO's te verbeteren en een consensus tussen alle betrokken partijen tot stand te brengen. Deze verbeteringen omvatten met name de versterking van de contacten tussen de EFSA en de nationale wetenschappelijke instellingen om eventuele uiteenlopende wetenschappelijke standpunten met de lidstaten te stroomlijnen. Hij verklaarde eveneens dat de voorgenomen maatregelen onmiddellijk effect sorteren, geen wijzigingen in de bestaande EU-wetgeving vereisen en voorzien in een meer gedetailleerde motivering van de adviezen van de EFSA over afzonderlijke aanvragen. Deze presentatie werd gevolgd door een gedachtewisseling waarin de delegaties de maatregelen van de Commissie steunden en talrijke delegaties eraan toevoegden dat in de toekomst verdere stappen moeten worden ondernomen. In dit verband was een aantal delegaties voorstander van een grotere toepassing van het voorzorgsbeginsel in de procedures voor het vergunnen en de risicobeoordeling van GGO's en GGO-producten.
Sommige delegaties wensten, in overeenstemming met de door de Raad (Landbouw) in mei 2006 aangenomen conclusies, dat de Commissie zo spoedig mogelijk voorstellen indient voor communautaire drempelwaarden voor de etikettering van zaden. 27.VI.2006
10876/06 (Presse 192) 22
NL
BIOBRANDSTOFFEN/BIOMASSA
Met het oog op de aanneming door de Europese Raad tijdens zijn voorjaarsbijeenkomst van 2007 van een actieplan met prioritaire maatregelen, heeft de Raad een gedachtewisseling gehouden over de follow-up van initiatieven op het gebied van biomassa en biobrandstoffen. Daarbij is gebleken dat alle delegaties vertrouwen hebben in de belangrijke rol die de Raad Milieu kan spelen bij het totstandbrengen van een optimale synergie tussen het milieu- en het energiebeleid Zoals bekend heeft de Commissie recentelijk een EU-strategie voor biobrandstoffen1 en een Actieplan biomassa2 aangenomen. De Raad (Vervoer, Telecommunicatie en Energie) heeft op
8 juni 2006 Raadsconclusies over het Actieplan biomassa aangenomen3. In zijn conclusies van 23/24 maart 2006 bepleitte de Europese Raad "een Energiebeleid voor Europa, dat gericht is op een doeltreffend communautair beleid, coherentie in het optreden van de lidstaten en consistentie van de maatregelen op de verschillende beleidsterreinen en dat op uitgebalanceerde wijze de drie doelstellingen voorzieningscontinuïteit, concurrentievermogen en milieuduurzaamheid verwezenlijkt." Hij benadrukte dat "het energiebeleid aan de eisen op tal van beleidsterreinen tegemoet moet komen, wil het die consistentie (...) verwezenlijken". Hij riep derhalve op tot "meer coördinatie tussen de bevoegde Raadsformaties". Vóór het einde van dit jaar zal de Commissie een strategische toetsing van het energiebeleid voorleggen, die gebaseerd zal zijn op voorbereidende besprekingen in het najaar van 2006. 1 6153/06.
2 15741/05.
3 Zie 10042/06
27.VI.2006
10876/06 (Presse 192) 23
NL
DIVERSEN
De Raad kreeg van het voorzitterschap informatie over de volgende onderwerpen:
1) Voorstel voor een verordening betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies en de toegang tot reparatie-informatie (Euro 5) (10822/06)
2) Conferenties:

- "REACH" (Wenen, 30-31 maart 2006) (10710/06)
- "Europees netwerk voor duurzame ontwikkeling (ESDN)" (Salzburg, 1-2 juni 2006) (10766/06)

- "Groene overheidsopdrachten" (Graz, 3-4 april 2006) (10806/06)
- Achtste gewone vergadering van de Conferentie van de Partijen (COP 8) bij het Biodiversiteitsverdrag (CBD) (Curitiba, Brazilië, 20-31 maart 2006) (10754/06)
- Tweede vergadering van de Conferentie van de Partijen bij het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen (POPs) (Genève, 1-5 mei 2006) (10723/06).
De Raad ontving van de Commissie en het voorzitterschap informatie over de volgende onderwerp:
- Derde vergadering van de partijen bij het Protocol van Cartagena inzake Bioveiligheid (MOP 3) (Curitiba, Brazilië, 13-17 maart 2006) (10751/06, 10767/06). De Raad ontving van de Commissie informatie over het volgende onderwerp:
- Europese actie inzake waterschaarste en droogte (10742/06). De Raad ontving van de de Zweedse delegatie informatie over het volgende onderwerp:
- Ministeriële bijeenkomst in het kader van de Noordzeeconferentie (Göteborg, 4 - 5 mei 2006) (10658/06).
27.VI.2006
10876/06 (Presse 192) 24
NL
De Raad ontving van de Spaanse, de Portugese, de Duitse en de Tsjechische delegatie informatie over het volgende onderwerp:

- EU-wetgeving voor de preventie en het beheer van bio-afval (10745/06). De Raad ontving van de de Belgische delegatie informatie over het volgende onderwerp:
- Invoer van wilde vogels in de Europese Unie (10744/06).
- Internationale conferentie over betere regelgeving op Europees niveau voor preventie, hergebruik, recycling en compostering van afval (Brussel, 19-20 juni 2006) (10760/06). De Raad ontving van de de Italiaanse delegatie informatie over het volgende onderwerp:
- Beschermde beren.
27.VI.2006
10876/06 (Presse 192) 25
NL
ANDERE GOEDGEKEURDE PUNTEN
MILIEU
Quota voor chloorfluorkoolwaterstoffen
De Raad heeft met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een verordening aangenomen tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2037/2000 met betrekking tot het referentiejaar voor de toewijzing van quota van chloorfluorkoolwaterstoffen (HCFK's) voor de lidstaten die op 1 mei 2004 zijn toegetreden (PE-CONS 3613/06). De Hongaarse delegatie heeft zich van stemming onthouden. In Verordening (EG) nr. 2037/2000 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen is bepaald dat 1999 het referentiejaar is voor de toewijzing van quota van HCFK's. De HCFK-markt in de tien nieuwe lidstaten is sinds 1999 grondig gewijzigd: nieuwe bedrijven zijn op de markt verschenen en er hebben verschuivingen in de marktaandelen plaatsgevonden. Derhalve zal als referentie voor de bedrijven uit die lidstaten het gemiddelde marktaandeel in 2002 en 2003 worden gehanteerd. De Verordening is van toepassing met ingang van 1 januari 2007. Financieringsinstrument voor het milieu - LIFE+*
In aansluiting op het akkoord over de financiële vooruitzichten van de EU voor 2007-2013 heeft de Raad een gemeenschappelijk standpunt vastgesteld met het oog op de aanneming van een verordening betreffende het financieringsinstrument van de EU voor het milieu (LIFE+) (6284/06, 10436/06 ADD 1 REV 1). De Belgische en de Nederlandse delegatie stemden tegen. LIFE+ heeft ten doel de ontwikkeling, uitvoering, monitoring, evaluatie en bekendmaking van het milieubeleid en de milieuwetgeving van de Gemeenschap te financieren, voornamelijk met het oog op de bevordering van duurzame ontwikkeling in de EU. LIFE+ zal met name ondersteuning bieden voor de uitvoering van het zesde milieuactieprogramma1. Het aan LIFE+ toegewezen budget bedraagt 1,85 miljard euro2. De tekst zal met het oog op de tweede lezing worden toegezonden aan het Europees Parlement.
1 Besluit nr. 1600/2002/EG, PB L 242 van 10.9. 2002, blz. 1.
2 Prijzen van 2004.
27.VI.2006
10876/06 (Presse 192) 26
NL
Internationale stroomgebiedovereenkomsten
De Raad heeft een besluit aangenomen tot goedkeuring van de deelname van de Commissie, namens de Europese Gemeenschap, aan onderhandelingen voor het sluiten van internationale stroomgebiedovereenkomsten die tot doel hebben de samenwerking te verbeteren in Europese stroomgebieden die door bepaalde lidstaten en derde landen worden gedeeld. Behoud van wilde dieren en planten en hun natuurlijk milieu in Europa De Raad heeft een besluit aangenomen houdende vaststelling van het standpunt dat namens de Europese Gemeenschap moet worden ingenomen ten aanzien van een voorstel tot wijziging van de bijlagen II en III bij het Verdrag inzake het behoud van wilde dieren en planten en hun natuurlijk milieu in Europa (Verdrag van Bern), dat op de jaarvergadering van de Permanente Commissie in Straatsburg (Frankrijk) van 27 tot en met 30 november 2006 zal worden behandeld. Het Verdrag van Bern is een bindend internationaal juridisch instrument op het gebied van natuurbehoud dat betrekking heeft op het gehele natuurlijke erfgoed van het Europese continent en van een aantal Afrikaanse landen. Het is gericht op het behoud van wilde dieren en planten en hun natuurlijk milieu in Europa en op de bevordering van Europese samenwerking dienaangaande. Alpenovereenkomst - Protocollen inzak bodembescherming, energie en toerisme De Raad heeft een besluit aangenomen betreffende de sluiting, namens de Europese Gemeenschap, van het Protocol inzake bodembescherming, het Protocol inzake energie en het Protocol inzake toerisme bij de Alpenovereenkomst1 (10193/1/06).
Het protocol inzake bodembescherming heeft met name tot doel de multifunctionele rol van de bodem veilig te stellen op basis van het concept van duurzame ontwikkeling. Met het oog hierop moet de duurzame productiviteit van de bodem worden verzekerd, uit hoofde van zijn natuurlijke functie, als een archief van natuur- en cultuurgeschiedenis, terwijl tevens moet worden gegarandeerd dat de bodem voor land- en bosbouw, stedenbouw en toerisme, voor andere economische doeleinden, vervoer en infrastructuur, en als bron van grondstoffen kan worden gebruikt.

1 De Alpenovereenkomst (PB L 61 van 12.3.1996, blz. 32-36) is een kaderovereenkomst voor de bescherming en de duurzame ontwikkeling van de Alpenregio, en heeft de instandhouding en de bescherming van de Alpen ten doel, door toepassing van het voorzorgsbeginsel en het beginsel dat de vervuiler betaalt, alsmede het beginsel van samenwerking tussen de partijen. De overeenkomstsluitende partijen zijn: Oostenrijk, Frankrijk, Duitsland, Italië, Liechtenstein, Monaco, Slovenië, Zwitserland en de Europese Gemeenschap.
27.VI.2006
10876/06 (Presse 192) 27
NL
Het Protocol inzake energie verlangt passende maatregelen op het stuk van energiebesparing, energieproductie, inclusief de bevordering van hernieuwbare energie, het transport, de levering en het gebruik van energie, teneinde de voorwaarden voor duurzame ontwikkeling te helpen creëren. Het Protocol inzake toerisme heeft tot doel een duurzaam toerisme te bevorderen, waartoe het specifiek op zodanige wijze moet worden ontwikkeld en beheerd dat hierbij met de effecten op het milieu rekening wordt gehouden. Te dien einde verschaft het Protocol specifieke maatregelen en aanbevelingen die kunnen worden gebruikt als instrument ter versterking van de milieuaspecten van innovatie en onderzoek, monitoring en opleiding, beheersinstrumenten en -strategieën, planning en met het toerisme en vooral de kwalitatieve ontwikkeling hiervan verband houdende vergunningsprocedures.
GEMEENSCHAPPELIJK BUITENLANDS EN VEILIGHEIDSBELEID

Georgië/Zuid-Ossetië
De Raad heeft een gemeenschappelijk optreden aangenomen met betrekking tot een verdere bijdrage van de Europese Unie tot het proces voor een regeling van het conflict in Georgië/Zuid- Ossetië1 (10183/06).
Met dit gemeenschappelijk optreden zal een totaalbedrag van 140.000 euro ter beschikking van de OVSE worden gesteld voor de financiering van vergaderingen van de gemeenschappelijke controlecommissie (JCC) en andere mechanismen in het kader van de JCC, de organisatie van conferenties onder de auspiciën van de JCC, alsmede bepaalde kosten van de werking van de twee secretariaten gedurende een jaar.
ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Europees ontwikkelingsfonds
De Raad heeft een beschikking aangenomen tot vaststelling van de financiële bijdragen van de lidstaten die aan het Europees Ontwikkelingsfonds bijdragen (2e tranche van 2006) (10651/06).
1 De Raad heeft op 18 juli 2005 Gemeenschappelijk Optreden 2005/561/GBVB met betrekking tot een verdere bijdrage van de Europese Unie tot het proces voor een regeling van het conflict in Georgië/Zuid-Ossetië vastgesteld. Dit gemeenschappelijk optreden verstrijkt op 30 juni 2006.

27.VI.2006

10876/06 (Presse 192) 28
NL
Liberia - Financiële bijstand - Rechtsstaat
De Raad heeft een besluit aangenomen tot intrekking van in 2003 aangenomen voorwaardelijke maatregelen betreffende financiële steun aan Liberia, teneinde de nieuwe Liberiaanse regering te helpen met de verdere verbetering van de eerbiediging van de mensenrechten, de rechtsstaat en het goed bestuur (10116/06).
Het besluit bevat een brief aan de president van Liberia waarin de beweegredenen van de EU worden uiteengezet.
Betrekkingen met Groenland
De Raad heeft een gemeenschappelijke verklaring goedgekeurd tot vaststelling van een uitgebreid partnerschap tussen de EU en Groenland voor de periode 2007-2013. (10576/1/06 REV 1). De ondertekening van de gemeenschappelijke verklaring door de partijen vond heden in Luxemburg plaats (persmededeling 10928/06).
BELASTINGEN
Gedragscode inzake verrekenprijsdocumentatie voor gelieerde ondernemingen in de EU - Resolutie
De Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, hebben een resolutie aangenomen over een gedragscode inzake verrekenprijsdocumentatie voor gelieerde ondernemingen in de EU.
De in de resolutie vervatte gedragscode biedt de lidstaten en belastingplichtigen in de EU een instrument voor de implementatie van gestandaardiseerde en ten dele gecentraliseerde verrekenprijsdocumentatie in de Europese Unie, met als doel de verplichtingen met betrekking tot verrekenprijzen ten aanzien van grensoverschrijdende activiteiten te vereenvoudigen. (De tekst van de resolutie staat in document 10509/1/06).
27.VI.2006

10876/06 (Presse 192) 29
NL
BTW-regeling voor ondernemingen: omroepdiensten en e-handel De Raad heeft een richtlijn aangenomen houdende verlenging van de toepassingsduur van de BTWregeling voor de elektronische handel tot en met 31 december 2006 (10272/1/06). De regelingen inzake e-handel van Richtlijn 2002/38/EG voorzien in de heffing van BTW op de levering van omroepdiensten en bepaalde langs elektronische weg verrichte diensten uit derde landen.
De aanneming van de richtlijn volgt op het in de Raadszitting van 7 juni 2006 genomen besluit om door te gaan met de werkzaamheden zodat eind dit jaar overeenstemming kan worden bereikt over een pakket maatregelen om de BTW-regeling voor ondernemingen te vereenvoudigen. JUSTITIE EN BINNENLANDSE ZAKEN
Persoonsgegevens van passagiers
In aansluiting op het arrest van het Hof van Justitie van 30 mei 2006 heeft de Raad een brief goedgekeurd ter opzegging van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika inzake de verwerking en overdracht van persoonsgegevens van passagiers (PNR-gegevens) door luchtvaartmaatschappijen aan het Bureau of Customs and Border Protection van het ministerie van Binnenlandse Veiligheid van de Verenigde Staten van Amerika. Tevens heeft de Raad het voorzitterschap, bijgestaan door de Commissie, gemachtigd te onderhandelen over een nieuwe overeenkomst inzake het gebruik van PNR-gegevens voor de preventie en de bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit, met inbegrip van georganiseerde criminaliteit. Het voorzitterschap, bijgestaan door de Commissie, zal het Europees Parlement op de hoogte houden van het verloop van de onderhandelingen. Het Hof van Justitie heeft op 30 mei 2006, in de gevoegde zaken C-317/04 Europees Parlement tegen Raad en C-318/04 Europees Parlement tegen Commissie, het besluit van de Raad van 17 mei
2004 over de sluiting van bovengenoemde overeenkomst en de beschikking van de Commissie van
14 mei 2004 (de zogeheten gelijkwaardigheidsbeschikking), die nauw samenhangt met de overeenkomst, nietig verklaard.
De opzegging wordt van kracht 90 dagen na de datum van de kennisgeving van opzegging, d.i. op
30 september 2006.

27.VI.2006

10876/06 (Presse 192) 30
NL
Georganiseerde criminaliteit - samenwerking tussen bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen
In afwachting van het advies van het Europees Parlement heeft de Raad een algemene oriëntatie bereikt over het ontwerp-besluit van de Raad inzake een regeling voor samenwerking tussen de nationale bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen. Opgemerkt zij dat de voornaamste drijfveer van grensoverschrijdende, georganiseerde criminaliteit financieel gewin is. Dat financieel gewin zet ertoe aan nog meer misdrijven te plegen om zich nog meer te verrijken. De rechtshandhavingsdiensten moeten derhalve over de nodige expertise beschikken om de financiële sporen van criminele activiteit te kunnen onderzoeken en analyseren. Een doeltreffende bestrijding van de georganiseerde criminaliteit vereist dat informatie die kan leiden tot de opsporing en inbeslagneming van opbrengsten van misdrijven en andere aan criminelen toebehorende vermogensbestanddelen, snel tussen de lidstaten van de Europese Unie wordt uitgewisseld.
De autoriteiten van de lidstaten die illegale opbrengsten en andere voor confiscatie in aanmerking komende vermogensbestanddelen opsporen, moeten derhalve nauw samenwerken en er moeten regelingen worden getroffen opdat zij rechtstreeks met elkaar kunnen communiceren. Daartoe zullen de lidstaten op grond van dit besluit bevoegde nationale bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen kunnen oprichten, die snel informatie kunnen uitwisselen. Overleveringsprocedure tussen de lidstaten van de EU en IJsland en Noorwegen* De Raad heeft een besluit aangenomen houdende goedkeuring van de ondertekening van een overeenkomst betreffende de procedures voor overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie en IJsland en Noorwegen (9644/1/06, 9676/5/06). De overeenkomst heeft ten doel de overlevering met het oog op strafvervolging of de tenuitvoerlegging van straffen tussen de lidstaten, enerzijds, en IJsland en Noorwegen, anderzijds, te verbeteren door, bij wijze van minimumnorm, uit te gaan van de bepalingen van de Overeenkomst van 27 september 1996 betreffende uitlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie.
Overeenkomstig de bepalingen van deze overeenkomst zorgen de overeenkomstsluitende partijen ervoor dat het systeem van uitlevering gebaseerd is op een mechanisme van overlevering op basis van een aanhoudingsbevel. Een aanhoudingsbevel kan worden uitgevaardigd wegens feiten die door de wet van de uitvaardigende staat strafbaar zijn gesteld met een vrijheidsstraf of een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel, met een maximum van ten minste 12 maanden of, indien een straf of een maatregel is opgelegd, wegens opgelegde sancties met een duur van ten minste vier maanden.

27.VI.2006

10876/06 (Presse 192) 31
NL
Vierde jaarverslag van Eurojust (kalenderjaar 2005) - Conclusies van de Raad "De Raad,
In het licht van de bespreking van het jaarverslag, Indachtig het feit dat de doelstellingen en taken van Eurojust zijn vastgesteld in het Eurojustbesluit, dat gebaseerd is op artikel 31 en artikel 34, lid 2, onder c), van het Verdrag:
1. Is ingenomen met het vierde jaarverslag van Eurojust (kalenderjaar 2005) 1 en constateert met waardering dat de meeste in het jaarverslag 2004, genoemde doelstellingen die in 2005 dienden te worden gehaald, inderdaad zijn verwezenlijkt;
2. Vestigt in het bijzonder de aandacht op:

- de vooruitgang bij de verwezenlijking van een geconsolideerde infrastructuur en bij de ontwikkeling van de capaciteit van Eurojust om op te treden als de relevante Europese partner voor justitiële samenwerking en coördinatie met betrekking tot grensoverschrijdende en zware criminaliteit;

- de beduidende toename van de werklast, namelijk 588 behandelde zaken, wat een toename met 54% betekent ten opzichte van 2004, waarbij het bovendien voornamelijk gaat om ingewikkelde zaken;

- de invoering van het dossierbeheerssysteem (Case Management System, CMS) overeenkomstig de interne gegevensbeschermingsvoorschriften en de installatie van het beveiligde netwerk voor interne communicatie;

3. Neemt nota van de cijfers, de evaluatie van de werklast en de voorbeelden van zaken in het verslag waaruit het toegenomen aantal en de toegenomen kwaliteit van de door Eurojust behandelde zaken blijkt. De Raad verzoekt Eurojust voort te gaan met de ontwikkeling van transparante, betrouwbare en gedetailleerde statistieken over de aard en de kwaliteit van de zaken en dossiers, zodat de vooruitgang in de toekomst adequaat kan worden gevolgd. De Raad onderschrijft de beoordeling van Eurojust betreffende de complexiteit van de zaken ongeacht hun bilaterale aard, maar verzoekt Eurojust niettemin in het bijzonder om zich te blijven richten op en voorrang te blijven geven aan coördinatiezaken en het Europees Justitieel Netwerk, waar mogelijk, te betrekken bij de behandeling van zaken van zuiver bilaterale wederzijdse rechtshulp;

1 7318/06 EUROJUST 11.

27.VI.2006

10876/06 (Presse 192) 32
NL

4. Is verheugd over het feit dat Eurojust in 2005 in twee zaken is opgetreden krachtens artikel 7, onder a), van het besluit en spoort de Eenheid aan bij haar aanpak van de justitiële samenwerking proactief te blijven optreden. In dit verband onderschrijft de Raad de evaluatie van Eurojust inzake de doelstelling om meer gebruik te maken van haar bevoegdheid om de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten te verzoeken krachtens artikel 7, onder a), van het besluit over te gaan tot onderzoek of vervolging;
5. Wijst erop dat er nog steeds beduidende verschillen bestaan tussen de lidstaten wat betreft hun gebruik van Eurojust, ondanks de positieve tendensen in de dossiers en de toenemende betrokkenheid van de landen die in 2004 tot de EU zijn toegetreden. Hij nodigt de lidstaten derhalve nogmaals uit zoveel mogelijk voordeel te halen uit de faciliteiten die Eurojust biedt voor de behandeling van ernstige grensoverschrijdende strafzaken;
6. Neemt nota van de beoordelingprocedures die Eurojust heeft gevolgd om de doeltreffendheid van de coördinatievergaderingen te evalueren en benadrukt het belang van de analyse van de juridische problemen en obstakels in zaken die aan Eurojust zijn voorgelegd, en om mogelijke tekortkomingen in kaart te brengen teneinde op basis daarvan voorstellen te kunnen doen ter verbetering van de justitiële samenwerking overeenkomstig artikel 32 van het Eurojustbesluit. Zo'n beoordeling moet op transparante en rigoureuze wijze samen met de betrokken bevoegde autoriteiten worden verricht. De Raad stelt voor dat nationale en Europese autoriteiten de conclusies en aanbevelingen die Eurojust opstelt op basis van de operationele werkzaamheden in aanmerking zouden moeten nemen om de doeltreffendheid van de bestrijding van transnationale zware criminaliteit te vergroten;
7. Spreekt zijn tevredenheid uit over de inzet van Eurojust in de terrorismebestrijding en juicht het toe dat alle lidstaten nationale contactpersonen voor terrorisme hebben benoemd. Hij verzoekt de lidstaten ervoor te zorgen dat informatie over onderzoek naar en vervolging van terroristen aan Eurojust wordt gestuurd. Hij roept de lidstaten voorts op Besluit 2005/671/JBZ van de Raad van 20 september 2005 betreffende informatieuitwisseling en samenwerking in verband met strafbare feiten van terroristische aard snel en daadwerkelijk uit te voeren, en wel uiterlijk in juni 2006.
8. Benadrukt de belangrijke rol die Eurojust vervult inzake de gemeenschappelijke onderzoeksteams en het Europees aanhoudingsbevel. Wat betreft de gemeenschappelijke onderzoeksteams prijst de Raad het initiatief van Eurojust en Europol om als gastheer op te treden voor de vergaderingen van het informeel netwerk van deskundigen inzake gemeenschappelijke onderzoekteams en een handleiding over nationale wetgevingen samen te stellen. Hij moedigt Eurojust en Europol aan alle initiatieven te nemen die nodig zijn om te bewerkstelligen dat er meer gemeenschappelijke onderzoeksteams worden ingezet. De Raad wijst nogmaals op de wettelijke verplichting om Eurojust te informeren over zaken waarin de termijnen van het EAB worden overschreden en op de mogelijkheid om in bepaalde zaken bij Eurojust advies in te winnen en verzoekt de lidstaten hun verplichtingen na te komen. Hij verzoekt de desbetreffende groepen van de Raad om de redenen te onderzoeken die de lidstaten opgeven voor het overschrijden van de termijnen en verzoekt dit probleem tijdens de lopende vierde ronde van wederzijdse evaluatie van het EAB te behandelen;

27.VI.2006

10876/06 (Presse 192) 33
NL

9. Benadrukt, indachtig zijn eerdere conclusies van 12 oktober 2005 over rechtshandhaving op basis van inlichtingen en de ontwikkeling van de dreigingsevaluatie voor georganiseerde criminaliteit (OCTA), dat het belangrijk is dat rekening wordt gehouden met het advies van Eurojust inzake de strategische prioriteiten die op basis van de OCTA moeten worden goedgekeurd, en verwacht dat Eurojust een beduidende en steeds belangrijker rol zal spelen in het proces.

10. Stelt met teleurstelling vast dat de doeltreffendheid van de rol van Eurojust in het verbeteren van justitiële samenwerking lijkt te worden aangetast doordat een aantal wetgevingsinstrumenten van de EU niet door alle lidstaten zijn uitgevoerd. Hij roept met name de landen die het Eurojustbesluit niet hebben uitgevoerd op om dit alsnog te doen en verzoekt alle lidstaten de nodige maatregelen te treffen om zich aan het besluit te conformeren, zodat alle nationale leden kunnen worden toegerust met de nodige bevoegdheden en middelen om hun taken doeltreffend te verrichten;
11. Verzoekt de Commissie haar tweede verslag over de omzetting in het nationale recht van het Besluit van de Raad van 28 februari 2002 betreffende de oprichting van Eurojust op te stellen, zoals aangekondigd in het actieplan van de Raad en de Commissie voor de uitvoering van het Haags programma ter versterking van vrijheid, veiligheid en recht in de Europese Unie;

12. Juicht de vorderingen toe in de betrekkingen met andere EU-instanties, met name het EJN, OLAF en Europol. De Raad benadrukt dat het van belang is dat er synergieën tot stand worden gebracht tussen de belangrijke Europese partijen op het gebied van justitiële en politiële samenwerking en verzoekt Eurojust dergelijke betrekkingen te blijven aangaan en beveelt alle betrokkenen aan na te denken over initiatieven waarmee de structurele belemmeringen voor samenwerking kunnen worden weggenomen;
13. Neemt er nota van dat de betrekkingen met derde landen zijn verbeterd ten gevolge van de aanwijzing van contactpunten en de onderhandelingen over samenwerkingsovereenkomsten, en spoort Eurojust aan de onderhandelingen met de prioritaire landen, overeenkomstig de lijst die in september 2005 aan de Raad is voorgelegd1, af te ronden;

1 12527/05 EUROJUST 68 CATS 55.

27.VI.2006

10876/06 (Presse 192) 34
NL

14. Stelt vast dat de werklast en de infrastructuur van Eurojust zich in 2005 aanzienlijk hebben ontwikkeld ten gevolge van het toegenomen aantal coördinatievergaderingen, de consolidering van de interne infrastructuur van Eurojust, de invoering van het dossierbeheerssysteem CMS en van een veilig netwerk voor interne communicatie, alsmede door de groei van de administratieve personeelsstructuur. De Raad bevestigt hoe belangrijk het is dat Eurojust de absoluut noodzakelijke budgettaire middelen krijgt waarmee de eenheid haar taken - zoals het afronden van het EPOC-III-project voor de veilige uitwisseling van informatie tussen Eurojust en de lidstaten - en het secretariaat van het EJN de zijne - zoals een toereikende ontwikkeling en vertaling van informatiemiddelen van het EJN - op doeltreffende wijze kunnen vervullen met een kostenefficiënte gebruikmaking van de toegewezen middelen;

15. Roept de betrokken partijen op passende oplossingen te zoeken voor een stabiele en permanente huisvesting voor Eurojust en Europol, indien mogelijk in elk geval bij elkaar in de buurt;

16. Verzoekt de lidstaten, de betrokken Raadsgroepen en de Commissie om de vooruitgang te evalueren en na te denken over de vraag hoe de rol van Eurojust moet evolueren zodat op Europees niveau doeltreffend kan worden opgetreden tegen zware georganiseerde criminaliteit.

17. Verzoekt Eurojust in het volgende jaarverslag te rapporteren over de uitvoering van deze conclusies."
EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE
Wijziging van de EER-Overeenkomst - Europees veiligheidsonderzoek De Raad heeft zijn goedkeuring gehecht aan een ontwerp-besluit van het Gemengd Comité van de Europese Economische Ruimte (EER) houdende uitbreiding van de samenwerking met EER-EVAlanden bij EU-programma's en -acties op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling met betrekking tot Europees veiligheidsonderzoek in 2006 (9791/06). Het Gemengd Comité van de EER heeft tot taak, alle relevante communautaire wetgeving in de EER-overeenkomst te integreren, zodat in de interne markt de nodige rechtszekerheid en juridische homogeniteit kunnen heersen.

27.VI.2006

10876/06 (Presse 192) 35
NL
HANDELSPOLITIEK
Tariefcontingenten
De Raad heeft een verordening aangenomen tot wijziging van Verordening (EG) nr.2505/96 betreffende de opening en wijze van beheer van autonome communautaire tariefcontingenten voor bepaalde landbouw- en industrieproducten (9990/06). Douanerechten
De Raad heeft een verordening aangenomen tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1255/96 houdende tijdelijke schorsing van de autonome rechten van het gemeenschappelijk douanetarief voor bepaalde industrie-, landbouw- en visserijproducten (9993/06). Antidumping - naadloze buizen en pijpen van ijzer of staal De Raad heeft een verordening aangenomen tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer of van staal, uit Kroatië, Oekraïne, Roemenië en Rusland, tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2320/97 en (EG) nr. 348/2000 van de Raad, tot beëindiging van de tussentijdse procedure en de procedure bij het vervallen van de maatregelen voor de eventuele herziening van de antidumpingrechten op bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer of van niet-gelegeerd staal, uit onder meer Roemenië en Rusland en tot beëindiging van de tussentijdse procedures voor de eventuele herziening van de antidumpingrechten op bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer of van niet-gelegeerd staal, uit onder meer Roemenië en Rusland en uit Kroatië en Oekraïne (10243/1/06).
INTERNE MARKT
Motorvoertuigen
De Raad heeft een besluit aangenomen betreffende het standpunt van de Europese Gemeenschap over de aanpassing aan de technische vooruitgang van Reglement nr. 51 van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (10611/06).
27.VI.2006

10876/06 (Presse 192) 36
NL
Nieuwe wetgeving inzake chemische stoffen*
In aansluiting op zijn politiek akkoord van 13 december 2005 heeft de Raad twee gemeenschappelijke standpunten vastgesteld (7524/06, 10411/06 ADD1, 7525/06, 10412/06 ADD1) inzake:

- de ontwerp-verordening inzake de registratie en beoordeling van en de vergunningverlening en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH) en tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen1
- de ontwerp-richtlijn tot wijziging van Richtlijn 67/548/EEG2 van de Raad betreffende de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen, teneinde deze aan de ontwerp-verordening inzake REACH aan te passen.
De gemeenschappelijke standpunten zullen nu aan het Europees Parlement worden toegezonden voor een tweede lezing in het kader van de medebeslissingsprocedure. Voor meer informatie wordt verwezen naar persmededeling 10870/06.
1 Op grond van dit voorstel wordt een Europees Agentschap voor chemische stoffen opgericht om de technische, wetenschappelijke en administratieve aspecten van REACH te beheren en in bepaalde gevallen uit te voeren en de consistentie op communautair niveau met betrekking tot deze aspecten te waarborgen.

2 PB 196 van 16.8.1967, blz. 1-98.
27.VI.2006
10876/06 (Presse 192) 37
NL
LANDBOUW
Codex alimentarius
Met het oog op de aanstaande 29e zitting van de Commissie van de Codex alimentarius, die van 3 tot en met 7 juli in Genève (Zwitserland) zal plaatsvinden, is de Raad overeengekomen aan China een brief te zenden waarin de kandidatuur van China als gastland voor het Codex-comité voor levensmiddelenadditieven wordt gesteund.
Drugsprecursoren
De Raad heeft een besluit aangenomen waarbij de Europese Commissie wordt gemachtigd te onderhandelen over een bilaterale overeenkomst met China inzake de controle op drugsprecursoren. VISSERIJ
Vangstdocumentatieregeling
De Raad heeft een verordening aangenomen houdende wijziging van Verordening (EG) nr.1035/2001 tot invoering van een documentatieregeling voor de vangst van Dissostichus spp. (6609/06).
In de verordening wordt rekening gehouden met nieuwe wijzigingen die zijn aangebracht in de regeling en in een daarmee verband houdende resolutie van de Commissie voor de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren, teneinde de controle van de aanvoer, de invoer, de uitvoer, de wederuitvoer en de overlading van Dissostichus spp. te verbeteren en de uitvoering van deze regeling te harmoniseren.
27.VI.2006
10876/06 (Presse 192) 38
NL
Verbetering van de werkmethoden van de Raad betreffende de aanneming van de jaarlijkse verordening tot vaststelling van de vangstmogelijkheden voor visbestanden en van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften - Conclusies van de Raad "De Raad:

1. ERKENT dat de afgelopen jaren vooruitgang is geboekt in de werkmethoden van de Raad betreffende de aanneming van de jaarlijkse TAC- en quotaverordeningen. De invoering van vroegtijdige planning (frontloading) en de voorlegging van de vangstmogelijkheden voor de Oostzee in een afzonderlijk voorstel hebben constructief bijgedragen aan het wetgevingproces. De invoering van meer meerjarenbesluiten en langetermijnplannen, die de Raad in december 2002 heeft goedgekeurd, heeft ook positief bijgedragen aan het beperken van de jaarlijkse ad hoc besluitvorming.

2. NEEMT NOTA van de mededeling van de Commissie over de verbetering van de raadpleging inzake het communautaire visserijbeheer1
3. ERKENT dat wetenschappelijk advies tijdig beschikbaar moet zijn - indien dit mogelijk is zonder dat het advies aan kwaliteit inboet - zodat sneller geschikte voorstellen kunnen worden opgesteld waardoor de Raad, de lidstaten en alle belanghebbenden, inclusief regionale adviesraden, voldoende tijd hebben om de Commissievoorstellen te bestuderen en te overdenken.

4. ONDERSTREEPT dat het van belang is om de verordening tijdig aan te nemen en te publiceren overeenkomstig het reglement van orde van de Raad, waardoor de lidstaten voldoende tijd krijgen om geschikte vervolgmaatregelen te nemen en de visserijbedrijven om hun visserijactiviteiten voor het volgende kalenderjaar te plannen.
5. MEMOREERT zijn voornemen de algemene beginselen inzake de redactionele kwaliteit van de communautaire wetgeving en inzake beter wetgeven, zoals neergelegd in de interinstitutionele akkoorden van 22 december 1998 en 16 december 2003, te respecteren. Teneinde de werkmethoden van de Raad te verbeteren
1 Doc. 9898/06 PECHE 180.

27.VI.2006

10876/06 (Presse 192) 39
NL

6. VERZOEKT de Commissie:

* het werkschema van het WTECV en de ICES te bestuderen, teneinde dit advies in voorkomend geval vroeger te presenteren, indien mogelijk vanaf 2007;
* ieder jaar in april een beleidsverklaring in te dienen over de algemene aanpak inzake vaststelling van de TAC's en quota en de bij de visserij in acht te nemen voorschriften, teneinde met de lidstaten en de belanghebbenden een discussie over de aanpak inzake TAC's en quota en de bij de visserij in acht te nemen voorschriften te voeren voordat wetgevingsvoorstellen worden opgesteld;

* haar voorstellen uiterlijk de eerste week van september in te dienen, na raadpleging van de bevoegde regionale adviesraden, als het bestanden betreft waarover het wetenschappelijk advies van de ICES in juni beschikbaar is (de Oostzeebestanden, diepzeebestanden en sommige pelagische bestanden);
* haar voorstellen over de overige bestanden, waarover het advies van de ICES in oktober beschikbaar is, zo vroeg mogelijk in november in te dienen;
* daartoe de betrokken derde landen te raadplegen, teneinde het tijdstip voor het afsluiten van de jaarlijkse raadplegingen te vervroegen;

* door te gaan met het ontwikkelen van een meerjarenaanpak van beheersplannen;
* andere mogelijkheden nader te onderzoeken, zoals het gebruik van meerjarige TAC's en quota en een opsplitsing in verschillende voorstellen, enerzijds voor TAC's en quota en anderzijds voor voorschriften die daar niet rechtstreeks mee samenhangen.
7. VERZOEKT toekomstige voorzitterschappen hun werkzaamheden zo te programmeren dat de Raad uiterlijk eind oktober zijn besprekingen kan afronden en een politiek akkoord kan bereiken over de voorstellen die gebaseerd zijn op het advies van juni, en uiterlijk eind december over de voorstellen die gebaseerd zijn op het advies van oktober.
8. VERZOEKT het secretariaat-generaal ervoor te zorgen dat het nodige voorbereidende werk wordt verricht zodat de verordeningen zo snel mogelijk daarna formeel kunnen worden aangenomen en in het Publicatieblad bekendgemaakt kunnen worden."
27.VI.2006

10876/06 (Presse 192) 40
NL
ONDERWIJS
Programma "Jeugd in Actie" voor de periode 2007-2013 In aansluiting op het akkoord over de financiële vooruitzichten van de EU voor 2007-2013 heeft de Raad een politiek akkoord bereikt over een ontwerp-besluit tot vaststelling van het programma "Jeugd in actie" voor de periode 2007-2013 De overeengekomen tekst zal in een komende zitting van de Raad als gemeenschappelijk standpunt worden vastgesteld en voor een tweede lezing aan het Europees Parlement worden toegezonden.
"Jeugd in actie", de opvolger van het huidige "Jeugd"-programma, wil jongeren in de
31 deelnemende landen kansen aanreiken voor groepsuitwisseling en vrijwilligerswerk, alsook een scala van activiteiten ondersteunen en de samenwerking op jongerengebied versterken. De belangrijkste doelstellingen van het programma zijn de volgende:
* bevordering van het actief burgerschap van jongeren in het algemeen en van hun Europees burgerschap in het bijzonder;

* ontwikkeling van de solidariteit en bevordering van de verdraagzaamheid onder jongeren, vooral met het oog op de versterking van de sociale samenhang van de Europese Unie;
* stimulering van de het wederzijds begrip tussen jongeren in verschillende landen;
* bijdragen tot de ontwikkeling van de kwaliteit van de systemen ter ondersteuning van de activiteiten van jongeren en van de capaciteit van de maatschappelijke organisaties op jeugdgebied;

* stimulering van de Europese samenwerking op jeugdgebied. De aan het programma toegewezen financiële middelen belopen 785 miljoen euro.
27.VI.2006

10876/06 (Presse 192) 41
NL
Programma Levenslang leren voor de periode 2007-2013 In aansluiting op het akkoord over de financiële vooruitzichten van de EU voor 2007-2013 heeft de Raad een politiek akkoord bereikt over een ontwerp-besluit tot vaststelling van een actieprogramma op het gebied van levenslang leren, dat ertoe strekt financiële steun te bieden aan de Europese onderwijssector in de periode 2007-2013.
De overeengekomen tekst zal in een komende zitting van de Raad als gemeenschappelijk standpunt worden vastgesteld en voor een tweede lezing aan het Europees Parlement worden toegezonden. Het nieuwe programma zal vier subprogramma's omvatten die reeds deel uitmaken van het huidige Socrates-programma: Comenius (schoolonderwijs); Erasmus (hoger onderwijs); Leonardo da Vinci, (beroepsonderwijs en -opleiding); Grundtvig (volwassenenonderwijs). Het zal ook een "transversaal" programma omvatten met vier kernactiviteiten (beleidsvraagstukken, het leren van talen, vernieuwende benaderingen en verspreiding van projectresultaten), naast een Jean Monnetprogramma ter ondersteuning van activiteiten op het gebied van Europese integratie en Europese instellingen en verenigingen. Met één enkel programma moeten grotere synergieën tussen de verschillende actieterreinen, alsook beter samenhangende, gestroomlijnde en efficiënte acties mogelijk worden.
Doel van het nieuwe programma is ertoe bij te dragen dat de Gemeenschap door middel van levenslang leren een moderne kennismaatschappij wordt, en tegelijkertijd de interactie, samenwerking en mobiliteit tussen de onderwijs- en beroepsopleidingsstelsels in de Gemeenschap te bevorderen, met als doel wereldwijd een referentiepunt voor kwaliteit te worden. De aan het programma toegewezen financiële middelen belopen 6200 miljoen euro.
27.VI.2006

10876/06 (Presse 192) 42
NL
BENOEMINGEN
Voorzitter van het Militair Comité van de Europese Unie De Raad heeft een besluit aangenomen houdende benoeming van generaal Henri BENTEGEAT (Frankrijk) tot voorzitter van het Militair Comité van de Europese Unie (EUMC) voor een periode van drie jaar met ingang van 6 november 2006.
Generaal Henri BENTEGEAT zal generaal Rolando Mosca MOSCHINI (Italië) opvolgen, die op
9 april 2004 voorzitter van het EUMC is geworden. Het EUMC is het hoogste militaire orgaan binnen de Raad. Het is samengesteld uit de Chefs Defensiestaf van de lidstaten, die gewoonlijk worden vertegenwoordigd door hun permanente militaire vertegenwoordigers. Het EUMC verstrekt advies en doet aanbevelingen aan het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) inzake alle militaire aangelegenheden binnen de EU. (Voor meer informatie wordt verwezen naar persmededeling 11010/06.) Directeur-generaal van de Militaire Staf van de Europese Unie De Raad heeft een besluit aangenomen houdende benoeming van generaal David LEAKEY (Verenigd Koninkrijk) tot directeur-generaal van de Militaire Staf van de Europese Unie (EUMS) met ingang van 1 maart 2007.
Generaal David LEAKEY zal generaal Jean-Paul PERRUCHE (Frankrijk) opvolgen, die in maart 2004 tot directeur-generaal van de EUMS is benoemd. De EUMS is een directoraat-generaal van het secretariaat-generaal van de Raad. De EUMS is rechtstreeks aan de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger toegevoegd en is belast met vroegtijdige waarschuwing, strategische planning en situatiebeoordeling . (Voor meer informatie wordt verwezen naar persmededeling 10995/06.)