Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33 www.szw.nl 2513AA22XA

Contactpersoon Uw brief 2050615630 Doorkiesnummer Ons kenmerk UB/K/06/53971 Datum 27 juni 2006 Onderwerp Kamervragen van de leden Noorman-den Uyl en
Bussemaker

Hierbij zend ik u de antwoorden op de Kamervragen van de leden Noorman-den Uyl en Bussemaker over het effect van de wet Walvis op de hoogte van WW-uitkeringen.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(mr. A.J. de Geus)

Ons kenmerk UB/K/06/53971

2050615630


1
Welk inkomen wordt gebruikt om de hoogte vast te stellen van de WW-uitkering van mensen die vanuit een arbeidsongeschiktheidsregeling in de WW belanden: hun oude inkomen vóór het intreden van hun arbeidsongeschiktheid of het inkomen dat ze ontvingen in de laatste 12 maanden voorafgaand aan de ingang van de WW-uitkering (bijvoorbeeld een WAO- vervolguitkering)?


2
Welke veranderingen zijn er in dit kader opgetreden op 1 januari 2006 met de invoering van Walvis?

Antwoord op de vragen 1 en 2:
Vanaf 1 januari 2006 is het Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen (verder: het besluit) in werking getreden. Volgens de hoofdregel van het besluit wordt het dagloon berekend door het loon van de werknemer over het jaar voorafgaand aan het intreden van het risico (arbeidsongeschiktheid of werkloosheid) te delen door 261.

Voor een aantal situaties is een bijzondere regeling getroffen. In de situatie van vraag 1 is het WW-dagloon gelijk aan het dagloon of het (lagere) vervolgdagloon van de WAO-uitkering die de werknemer ontving voorafgaand aan zijn WW. Dit leidt tot een eenvoudige en doelmatige regeling. Het maakt de hoogte van de WW-uitkering - eventueel samen met de resterende WAO-uitkering - gelijk aan de WAO-uitkering die de werknemer daarvoor ontving. UWV hoeft na de WAO-intrekking niet opnieuw een dagloon vast te stellen. Dit betekent lagere uitvoeringskosten en lagere administratieve lasten voor de betrokken werkgevers (met name als de werknemer lang volledig arbeidsongeschikt is geweest).

Vóór 2006 gold voor de vaststelling van het WW-dagloon bij een gedeeltelijke afschatting uit de WAO een andersoortige regeling. Het WW-dagloon werd in die situatie altijd bepaald op het dagloon van de (hogere) loondervingsuitkering WAO, ook als de werknemer op het moment van de WAO-intrekking een (lagere) vervolguitkering ontving. Dit kon betekenen dat de WW-uitkering hoger was dan de voorafgaande WAO-uitkering.


3
Wat betekenen deze veranderingen in de praktijk voor iemand bij wie de herbeoordeling niet vóór 1 januari 2006 is afgerond, maar pas daarna?


4
Klopt het dat mensen met een WAO-vervolguitkering die bij een herbeoordeling hun WAO- uitkering verliezen en die dan in de WW belanden, een uitkering krijgen waarbij de hoogte is
---

Ons kenmerk UB/K/06/53971

gebaseerd op het vervolgdagloon? Zo ja, hoe valt dat dan te rijmen met de volgende passage uit de memorie van toelichting van Walvis: ,,Het feit dat iemand tijdens de referteperiode niet heeft gewerkt zou niet van invloed moeten zijn op de hoogte van de uitkering, wanneer dit het gevolg is van het intreden van één van de ingevolge de werknemersverzekeringswetten verzekerde risico's (ziekte, arbeidsongeschiktheid en werkloosheid)."? 1)

Antwoord op de vragen 3 en 4:
Bij een eerste werkloosheidsdag op of na 1 januari 2006 geldt het besluit. Voor werknemers die voorafgaand aan de eerste werkloosheidsdag een WAO-vervolguitkering ontvingen, betekent dit dat de WW-uitkering wordt gebaseerd op het (lagere) vervolgdagloon. De WW- uitkering is dan niet hoger dan de voorafgaande WAO-uitkering. Dit kon voor 2006 wel het geval zijn.

De aangehaalde passage bevat een toelichting op de hoofdregel van het dagloonbesluit. Als de werknemer wegens tijdelijke arbeidsongeschiktheid of werkloosheid niet gedurende het gehele refertejaar loon heeft ontvangen, wordt de in verband daarmee ontvangen uitkering vermenigvuldigd met de breuk 100/70 en daardoor fictief als loon aangemerkt (hierdoor kan bij de berekening van het dagloon altijd worden gedeeld door 261 loondagen). Bedoelde passage heeft geen betrekking op de specifieke regeling voor het WW-dagloon volgend op de WAO-uitkering.


5
Als het antwoord op vraag 4 bevestigend is, bent u dan bereid de vaststelling van de uitkeringshoogte zo aan te passen dat de hoogte weer wordt gebaseerd op het verdiende inkomen vóór het intreden van de arbeidsongeschiktheid? Hoe gaat u dat doen?

Nee.


6
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden vóór het algemeen overleg over Walvis en de samenwerking UWV en Belastingdienst op woensdag 28 juni 2006 ?

Ja.


1) Kamerstuk 28 219, nr. 3, pagina 79


---