Antwoorden op kamervragen van Schippers over de afdracht van buitenlandse
gepensioneerden
Kamerstuk, 27-6-2006
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DBO-K-U-2693695
27 juni 2006
Antwoorden van minister Hoogervorst op kamervragen van het Kamerlid
Schippers over de afdracht van buitenlands gepensioneerden.
(2050615160)
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de aan u gerichte open brief d.d. 9 juni
jl., waarin de gezamenlijke pensioenkoepels aandacht vragen voor de
uitvoeringsproblemen die zij ondervinden ten gevolge van de aangepaste
regeling bijdrage Zorgverzekeringswet buitenlands gepensioneerden?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Is het waar dat de pensioensector u niet bereid heeft gevonden tot
overleg over de uitvoeringsproblematiek, zoals in voornoemde brief
wordt beschreven? Zo ja, wat is de aanleiding van deze weigering?
Antwoord 2
Nee, dit is niet waar. Er is een aantal keren rechtstreeks ambtelijk
-zowel telefonisch als schriftelijk- contact geweest met een
vertegenwoordiger van de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen.
Ook hebben medewerkers van mijn departement op 15 mei 2006 een
bespreking bijgewoond van het College voor zorgverzekeringen met de
uitvoeringsorganen over de uitvoering van de gewijzigde Regeling
zorgverzekering, waarbij ook een vertegenwoordiger van de koepels
aanwezig was. De bezwaren van de koepels zijn toen nadrukkelijk aan de
orde geweest. Tijdens deze bespreking is toegezegd dat de
pensioenfondsen de Regeling -zij het niet ter harte- zouden uitvoeren.
Op 29 mei jl. heb ik ter bevestiging daarvan een brief gestuurd aan de
Vereniging van bedrijfstakpensioenfondsen en de Stichting voor
ondernemingspensioenfondsen.
Vraag 3
Bent u ervan op de hoogte dat van de pensioenfondsen wordt gevraagd
vanaf mei 2006, ondanks de gewijzigde regeling, het
ongedifferentieerde percentage op de pensioenen in te houden, dit ter
verrekening van de door het College voor zorgverzekeringen (CVZ) níet
ingehouden bijdragen tot mei 2006?
Hoe denkt u de exacte eindafrekening over 2006 vorm te geven? Bij wie
komt de verantwoordelijkheid voor deze eindafrekening te liggen?
Antwoord 3
Het CVZ is verantwoordelijk voor de (eind)afrekening van de bijdrage
voor verdragsgerechtigden. Het CVZ maakt ter uitvoering van deze taak
afspraken met de broninhouders. Na besprekingen daarover met de
(koepels van) pensioenfondsen heeft het CVZ eind november 2005 met
deze partijen een compromis bereikt. Afgesproken is dat de
pensioenfondsen uiterlijk in mei 2006 zouden starten met de
broninhouding. Het CVZ heeft op zich genomen zelf de tot dat moment
verschuldigde bijdrage aan betrokkenen te factureren.
Na de aankondiging van de invoering van de woonlandfactoren heeft het
CVZ opnieuw overleg gevoerd met de (koepels van) pensioenfondsen.
Daarbij is aangegeven dat pensioenfondsen niet in staat zijn hun
administratieve processen binnen een redelijke termijn in 2006 te
wijzigen. In verband hiermee heeft het CVZ in overleg met de (koepels
van) pensioenfondsen gezocht naar een voor broninhouders én
verdragsgerechtigden praktische oplossing.
De volgende afspraken zijn gemaakt:
o Vanaf 1 januari 2007 houden de pensioenfondsen in aan de bron met
inachtneming van de woonlandfactor.
o De pensioenfondsen laten in 2006 de broninhouding doorlopen op basis
van de inkomensafhankelijke componenten en -indien van toepassing- de
nominale component die volgens de oude regeling verschuldigd zouden
zijn.
o Het CVZ berekent per individu op basis van de maandelijkse
terugkoppeling door pensioenfondsen het aan bijdrage verschuldigde
jaarbedrag volgens de nieuwe regeling.
o Het CVZ geeft aan pensioenfondsen per rechthebbende een signaal
indien en zodra de verschuldigde jaarbijdrage met inachtneming van de
woonlandfactor volgens de nieuwe regeling is bereikt. De
pensioenfondsen stoppen dan de inhouding.
o Uiterlijk in het eerste kwartaal van 2007 maakt het CVZ per
rechthebbende een eindafrekening over 2006; het CVZ stuurt deze naar
de rechthebbende.
o In de uitvoering wordt ernaar gestreefd de eindafrekening qua bedrag
te beperken. In het geval het om een relatief groot te restitueren
bedrag gaat, zal al in de loop van 2006 restitutie plaatsvinden; de
restitutie wordt door het CVZ verzorgd. Dezelfde gedragslijn wordt
gevolgd bij overlijden of bij verhuizing van een rechthebbende naar
Nederland of een ander verdragsland.
Deze met de pensioenfondsen gemaakte afspraken hebben tot gevolg dat:
o minder verdragsgerechtigden dan voorheen zullen worden
geconfronteerd met een aanvullende factuur van het CVZ
o de pensioenfondsen zich volledig kunnen richten op aanpassing van de
administratieve systemen voor inhouding conform de nieuwe regeling per
1 januari 2007
Vraag 4
Deelt u de mening dat de voorgestelde verrekeningssystematiek tot
onrust en extra werk leidt, namelijk eerst de volle afdracht van de
bijdrage Zorgverzekeringswet, die later weer moet worden verrekend met
de exacte bijdrageafdracht op basis van de gedifferentieerde heffing
naar woonland, en dat het bovendien leidt tot onduidelijkheid bij de
betrokkenen en tot een onevenredige toename van administratieve lasten
bij de uitvoerders?
Antwoord 4
De nieuwe regeling met woonlandfactoren is in uitvoering complexer dan
de vorige regeling. Bovendien is 2006 een overgangsjaar waarin de
wijziging met terugwerkendende kracht is geregeld.
De gekozen inningsconstructie, zoals in antwoord 3 uiteengezet,
betekent dat het CVZ zijn administratieve systemen grondig heeft
moeten aanpassen. Het CVZ zorgt voor aanlevering van bestanden aan
pensioenfondsen, stopzetting van inning gedurende het jaar, de
jaarafrekening en eventuele restitutie van bijdragen. De
pensioenfondsen hebben tot 1 januari 2007 de tijd om hun systemen aan
te passen.
De toepassing van de woonlandfactor en de daaruit voortvloeiende
verrekening is ook complex voor de verdragsgerechtigde en vereist
daarom een zorgvuldige communicatie richting deze doelgroep. Het CVZ
heeft hierover in het onder antwoord 2 genoemde overleg afspraken
gemaakt met de pensioenfondsen. Aan alle verdragsgerechtigden heeft
het CVZ inmiddels twee brieven gestuurd over de wijziging van de
regeling. Begin mei zijn de betrokkenen met een eerste brief
geïnformeerd over de actuele ontwikkelingen rond de Zvw-bijdrage.
Begin juni -na publicatie van de woonlandfactoren in de Staatscourant-
hebben alle betrokkenen een tweede brief van het CVZ ontvangen waarin
is aangegeven welke woonlandfactor voor hen van toepassing is. Bij
deze tweede brief is ook een overzicht opgenomen met veel gestelde
vragen en de antwoorden daarop. Verdere informatie kunnen betrokkenen
verkrijgen via de website www.consumenten.cvz.nl of bij het door het
CVZ speciaal voor de verdragsgerechtigden opgerichte callcentre. Ik
ben van mening dat het CVZ voldoende maatregelen heeft genomen om de
betrokkenen juist en volledig te informeren. Ook is het CVZ de
pensioenuitvoerders voldoende tegemoet gekomen door hen toestemming te
verlenen hun administratieve systemen niet op stel en sprong maar pas
per 1 januari 2007 aan te passen. Deze tegemoetkoming leidt niet tot
extra werk c.q. administratieve lasten voor de pensioenuitvoerders.
Vraag 5
Wat is uw reactie op de stelling van de overkoepelende pensioenkoepels
dat de voorgestelde systematiek juridisch niet houdbaar is?
Antwoord 5
Ik deel deze opvatting niet. Zoals uit hetgeen in antwoord 3 is
aangegeven, houdt een aantal (grote) pensioenfondsen de bijdrage in
sinds april of mei, zulks ter uitvoering van de Regeling
zorgverzekering zoals deze luidde voor de wijziging van de
woonlandfactoren. In de toelichting van de regeling is aangegeven dat
een naijl-effect onvermijdelijk is, omdat uitvoeringsinstanties niet
van de ene op de andere dag hun systemen kunnen aanpassen. Om die
reden kan op voet van de "oude" regeling een bijdrage worden
ingehouden.
Uit de brief van de koepels van pensioenfondsen leid ik af dat een
deel van de pensioenfondsen in strijd met de wettelijke regels
dienaangaande geen bijdrage inhield en dat dit wetsverzuim thans als
argument wordt aangevoerd om de wettelijke regels niet uit te voeren.
Ik vind dat de koepels hiermee de zaak op hun kop zetten.
Vraag 6
Is er geen eenvoudiger weg om de bijdrageafdracht Zorgverzekeringswet
te regelen?
Antwoord 6
Bij de inhouding van de bijdrage Zvw voor verdragsgerechtigden aan de
bron zijn de SVB, het UWV en de pensioenfondsen en
(levens)verzekeraars betrokken. Het gaat hier om een functie die
voortvloeit uit hun rol als uitvoeringsorgaan. Onder normale
omstandigheden mag dit voor deze organen geen probleem opleveren. In
2006 is echter sprake van een bijzondere (overgangs)situatie, die
administratief technische knelpunten opleveren voor de
uitvoeringsorganen. Omdat het de broninhouders pas op een laat moment
duidelijk was wat zij voor de verdragsgerechtigden aan de bron moesten
gaan inhouden konden zij hun administratieve systemen hierop niet
tijdig aanpassen. Het CVZ is partijen daarom tegemoet gekomen met een
praktische en flexibele invoering. Het CVZ heeft hierover met de
verschillende partijen veelvuldig overleg gevoerd. Daarbij is per
categorie en dus ook met de koepels van pensioenfondsen gezocht naar
de meest doelmatige oplossing gegeven het feit dat zij ingaande 1
januari 2006 niet op de juiste wijze konden inhouden.
Met de pensioenfondsen is een praktische oplossing afgesproken zoals
verwoord onder antwoord 3. Uit de reactie van de pensioenkoepels d.d.
9 juni jl. komt naar voren dat hun bezwaar zich niet zozeer richt
tegen deze afgesproken praktische methode maar meer tegen het principe
van broninhouding. Honorering van dat bezwaar zou indruisen tegen het
principe en gebruikelijke toepassing van de broninhouding zoals die in
Nederland geldt voor lonen en uitkeringen.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport