Wageningen Universiteit

22 jun 2006
Onderdeel: Alterra

Sinds 1 januari 2006 ontvangen Nederlandse landbouwbedrijven een Europese subsidie die niet afhankelijk meer is van de productie. Dit als gevolg van een fundamentele verandering van het Gemeenschappelijke Europese Landbouwbeleid (GLB). Landbouwers hebben meer ruimte gekregen om te produceren wat de markt vraagt en de inkomensstabiliteit wordt zo verhoogd. Ook voor consumenten is dit systeem een vooruitgang. De bedrijven moeten voldoen aan normen voor milieu, voedselveiligheid en dierenwelzijn. Voor de EU-25 gaat het om een totaalbedrag van zo'n 50 miljard euro, waarvan in 2006 ongeveer 916 miljoen via directe steun naar de Nederlandse boeren gaat.

De subsidies kunnen volgens verschillende modellen worden uitgekeerd. Nederland heeft gekozen voor het model "historisch recht". Dat houdt in dat bedrijven in 2006 steun krijgen op basis van de gemiddeld ontvangen steun in de periode 2000-2002. Er zijn echter ook andere opties, bijvoorbeeld het "flat rate" model waarbij elke hectare landbouwgrond hetzelfde bedrag ontvangt, eventueel per sector of per regio. Ook een combinatie van opties is mogelijk, waarbij bijvoorbeeld zaken als productie-omstandigheden, landschappelijke kwaliteit en duurzaam produceren worden meegewogen. Het feit dat er meerdere mogelijkheden zijn houdt in dat de overheid de geldstromen kan sturen, en dus op die wijze nieuw landbouwbeleid zou kunnen maken.

In 2009 wordt het huidige Nederlandse beleid geëvalueerd, en het ministerie van LNV wilde graag weten wat de consequenties zijn als er dan voor andere opties wordt gekozen dan het model historisch recht. Daarbij staat de bedenking centraal of je het over enkele jaren nog kunt verantwoorden dat agrarische ondernemers subsidie krijgen voor iets dat ze tien jaar geleden hebben gedaan. Het kan namelijk zijn dat ze inmiddels heel andere gewassen telen of heel andere dieren houden dan toen. Op 27 juni wordt een onderzoekrapport gepresenteerd waarin het onderzoekinstituut Alterra (onderdeel van Wageningen UR) deze consequenties voor zeven verschillende varianten op een rij zet.

Het onderzoek was niet bedoeld om uitsluitsel te geven over het meest gewenste systeem. Het is aan de politiek om dat te bepalen. Het onderzoek heeft wel duidelijk gemaakt dat er mogelijkheden bestaan om nieuw beleid te maken, bijvoorbeeld door bepaalde sectoren of gebieden te bevoordelen, of bepaalde maatschappelijk belangrijke waarden mee te laten wegen. De consequenties voor zowel de landbouwsector als de ruimtelijke inrichting van ons land kunnen dan ook groot zijn.

Door middel van "hittekaarten" laten de onderzoekers zien op welke plekken bij welk uitkeringsmodel de subsidiehitte het grootst is. Ook de verschillen bij de diverse modellen komen duidelijk tot uitdrukking. De hoogste subsidie per hectare landbouwareaal zit op dit moment (variant historisch recht) in de Veenkoloniën (zetmeelaardappelen, suikerbieten), de Gelderse Vallei (kalversector) en Friesland, Overijssel en Noord-Brabant (melkveehouderij inclusief maïspremie en slachtpremie). Een eventuele keuze voor het model flat rate (evenveel steun per hectare op alle bedrijven) zal nadelig uitpakken voor die bedrijven, en voordelig voor bedrijven in bijvoorbeeld Zeeland, Noord- en Zuid-Holland en Flevoland. De graasdiersector zal in veel gevallen inleveren ten gunste van andere sectoren.

Uit het onderzoek komt verder naar voren dat in 2004 ongeveer de helft van de subsidies naar de zuivelsector ging. De meest populaire regeling was de slachtpremieregeling (40.400 ondernemers), gevolgd door de regeling oppervlaktesteun maïs (30.700). In totaal waren er 75.900 ontvangers van directe subsidiebetalingen. Circa 525 van hen wonen in het buitenland, 3330 van hen ontvingen meer dan 40.000 euro aan subsidie en 14 meer dan een miljoen. De grootste ontvanger was een hakvruchtenbedrijf uit het oosten van het land. In de top-vijf zaten verder twee kalvermesterijen en twee graasdierbedrijven.

Het onderzoekrapport wordt op 27 juni officieel gepresenteerd op een door de Raad voor het Landelijk Gebied georganiseerde bijeenkomst in Theater Diligentia te Den Haag.

U kunt AlterraRapport 1346 hier downloaden. Â

Alterra maakt deel uit van Wageningen Universiteit en Researchcentrum.