Nieuwe RPB publicatie 'Indelen en afbakenen'
Ruimtelijk planbureau
http://www.ruimtelijkplanbureau.nl
Rol van nationale typologieën in ruimtelijk beleid neemt af
Het gebruik van typologieën zoals 'woonmilieus' of 'stadsgewesten' in het ruimtelijk
beleid heeft vaak als doel ruimtelijke ontwikkelingen te sturen. Toch leidt het gebruik
ervan op nationale schaal echter niet altijd tot beter beleid. De typologieën kunnen
op verschillende manieren geïnterpreteerd worden, ze sluiten te weinig aan bij de
(lokale) beleidspraktijk en overheden bijten zich vaak te zeer vast in zo'n typologie.
Bovendien wordt het voor het rijk steeds moeilijker om via nationale typologieën te
sturen, doordat het ruimtelijk beleid sinds de Nota Ruimte (2004) grotendeels in handen
van provincies en gemeenten ligt.
Dit zijn de belangrijkste bevindingen van de studie 'Indelen en afbakenen. Ruimtelijke
typologieën in het beleid' van het Ruimtelijk Planbureau, die op 27 juni is
verschenen.
Ruimtelijke typologieën spelen een rol op nationaal niveau maar ook op provinciaal en
gemeentelijk niveau. Zowel de kenmerken van typologieën als de toepassing en
doorwerking ervan in het beleid verschillen echter sterk. De onderzoekers hebben daarom
onderzocht welke rol typologieën spelen, en in hoeverre keuzes in typologiegebruik
het succes van beleid beïnvloeden. Dit deden zij aan de hand van vier
beleidsthema's: woonmilieu, bebouwd gebied, detailhandelslocatie en achterstandswijken.
Doel van de studie is beleidsmakers bewust te maken van de manieren waarop nationale,
ruimtelijke typologieën als beleidsinstrument worden ingezet, welke afwegingen
daarbij komen kijken en welke risico's dat met zich meebrengt.
Typologieën zijn succesvol communicatiemiddel in beleid
Een directe relatie tussen typologie en het succes van het beleid is moeilijk te leggen,
omdat dit succes ook afhankelijk is van andere factoren. In veel gevallen zijn
typologieën succesvol als communicatiemiddel. Typologieën vormen dan als het
ware een taal die door alle betrokken partijen wordt begrepen als het erom gaat een
boodschap over te brengen. Worden typologieën gehanteerd als een hard criterium, dan
hangt het succes van de typologie af van de stevigheid van het onderliggende politieke
compromis. De mate waarin steun van Europese structuurfondsen bijvoorbeeld terecht komt
op de plek waar ze het hardst nodig is, hangt niet af van de typologie, maar van de
politieke beslissing om de typologie zo in te richten dat Flevoland voor de subsidie in
aanmerking komt, en niet Oost-Groningen.
Typologiegebruik leidt niet altijd tot beter beleid
Een risico van typologiegebruik is dat overheden zich vastbijten in een typologie, zonder
dat die tot beter beleid leidt. Een duidelijk voorbeeld is de woonmilieutypologie die een
indeling maakt voor de woning en de woonomgeving in centrumstedelijk, buitencentrum,
groenstedelijk, centrumdorps en landelijk wonen. Rijk en gemeenten fixeren zich te veel
op deze vaak gehanteerde indeling, terwijl deze zeker op gemeenteniveau zijn doel
voorbijschiet. De typologie vindt namelijk geen aansluiting bij de dagelijkse
woningbouwpraktijk en bij de beleving van bewoners.
Doordat de woonmilieutypologie zo algemeen van karakter is, kan dit op gemeenteniveau
bovendien leiden tot eigen interpretaties van dezelfde typologie, of tot de ontwikkeling
van alternatieven. Een en ander kan tot verwarring leiden, omdat cijfers en definities
van gemeenten en provincies hierdoor verschillen.
Tegelijkertijd heeft juist de eenvoud van deze woonmilieutypologie het denken over vraag
en aanbod van woonmilieus op nationaal niveau gestimuleerd en bijgedragen tot het besef
dat er een tekort is aan centrumstedelijke en groene woonmilieus.
Nationale typologieën worden minder sturend
Sturen via nationale typologieën zal steeds moeilijker worden in de huidige praktijk
van decentralisatie. Veel van deze typologieën zullen in toenemende mate slechts
globaal omschreven worden, omdat het rijksbeleid alleen een richting wil aangeven en de
concrete uitvoering overlaat aan de lagere overheden. Met globale typologieën is het
voor de rijksoverheid echter moeilijk om duidelijk te maken wat de doeleinden van het
beleid zijn en om te meten of het beleid succesvol is. De sturende rol van nationale
typologieën neemt hiermee af. Verder zullen deze in toenemende mate concurrentie
krijgen van typologieën die wél aansluiten bij de lokale beleidspraktijk.
Nationale typologieën krijgen daardoor vaker het karakter van referentiebeelden, en
hun afbakeningen worden minder concreet; ze gaan meer lijken op ruimtelijke concepten.
Zowel de vorm als het gebruik van typologieën zal dus mee veranderen met de
organisatie van het ruimtelijk beleid. En dat is logisch: de essentie van ruimtelijke
typologieën is dat zij uitdrukking geven aan de heersende beleidsopvattingen.
Indelen en afbakenen. Ruimtelijke typologieën in het beleid, Aldert de Vries, Hans
van Amsterdam en Hedwig Thorborg, Rotterdam/Den Haag: NAi Uitgevers/RPB.
ISBN 90-5662-547-0 / 978-90-5662-547-4
Prijs 22,50 euro
Te bestellen bij de boekhandel of via NAi Boekverkopers, telefoon 010 4401203
Voor een recensie-exemplaar (uitsluitend voor pers) of meer informatie:
Ruimtelijk Planbureau, Bureau Communicatie, Paul Splinter, telefoon 070 3288 746 of 06
5267 1626; splinter@rpb.nl.