Gemeente Hilversum

Vragen van de VVD inzake Koetshuis aan de Otto'slaan

26 juni 2006
Hilversum, 30 april 2006

Geachte college,

In de Gooi- en Eemlander van 28 april 2006 troffen wij op pagina R1 een artikel "Strijd om Koetshuis duurt voort" met als ondertitel "Na kwart eeuw handjeklap".

Het artikel maakt melding van een zich reeds lang voorslepend conflict tussen bewoners van de wijk Boomberg Zuid-West en de eigenaar van het Koetshuis, woningcorporatie Dudok Wonen. In verband met een verstrekte bouwvergunning alsmede een los daarvan verstrekte sloopvergunning is de gemeente hierbij betrokken. Blijkens dit artikel heeft voornoemde bewonersgroep forse kritiek op het doen en (vooral het) laten van de gemeentelijke zijde. De gemeente wordt zelfs "handjeklap" met woningcorporatie Dudok Wonen verweten.

Dit artikel verontrust ons zeer. Het kan worden opgevat als een ferm signaal dat de verhouding tussen de gemeente en de burgers aanzienlijke verbetering behoeft.
Om een correct beeld te krijgen van de problematiek en het gemeentelijk beleid ter zake stellen wij u de volgende vragen:


1. Is het waar dat de ingediende bouwtekening op (belangrijke) onderdelen ondeugdelijk en in strijd is met de regels?
2. Is het waar dat in een gerechtstuk uit 1987 is geschreven dat de gemeente aan de (rechtsvoorganger van) woningcorporatie Dudok Wonen heeft toegezegd dat alle bewaren van buurtbewoners tegen de sloop vooraf terzijde zouden worden gelegd? Zo ja, dan bij deze het verzoek de raad een kopie van dit document ter hand te stellen.

3. Is het waar dat -onverlet latend het gestelde in 2.- de gemeente de bezwaren van buurtbewoners tegen de sloop daadwerkelijk terzijde heeft gelegd?
Zo nee, hoe heeft de gemeente deze bezwaren dan behandeld en wat was de uitkomst daarvan?
Zo ja, waarom zijn de bezwaren terzijde gelegd?
4. Is het waar dat de gemeente brieven van de buurtbewoners nimmer heeft beantwoord?

5. Is het waar dat tot op heden nog niet is gereageerd op de aangetekende brief van de buurtbewoners van december 2004 waarin is gesteld dat de door B&W goedgekeurde bouwtekening fout is en de erfgrenzen niet worden gerespecteerd?

6. Is de in 5. bedoelde bouwtekening inderdaad onjuist en zijn de erfgrenzen inderdaad niet gerespecteerd?

7. Is het waar dat in een notitie van de woningcorporatie uit 1995 kan worden gelezen dat de bouwtekening op tal van punten niet voldoet aan de wettelijke eisen en het bestemmingsplan? Dat dit voor B&W geen probleem is en dat de regelingen zullen worden aangepast of terzijde geschoven daar waar het wringt? Overigens, aan welke wettelijke eisen c.q. aspecten van het bestemmingsplan zou dan niet worden voldaan?

8. Welke juridische procedures hebben de bewoners van de wijk Boomberg Zuid-West tegen de gemeente gevoerd en afgerond en wat is de uitkomst daarvan? Welke procedures worden thans nog gevoerd, wat is de verwachte uitkomst daarvan en binnen welke termijn is dat te verwachten?

9. Welke juridische procedures heeft woningcorporatie Dudok Wonen of haar rechtsvoorganger tegen de gemeente gevoerd en afgerond en wat is de uitkomst daarvan? Welke procedures worden thans nog gevoerd en wat is de verwachte uitkomst daarvan en binnen welke termijn is dat te verwachten? Idem indien sprake is van door de gemeente aangespannen juridische procedures jegens de woningcorporatie of haar rechtsvoorganger.

10. Zijn op grond van of naar aanleiding van de (verwachte) uitkomst van (lopende) juridische procedures financiële claims van de zijde van de woningcoporatie Dudok Wonen en/of de omwonenden jegens de gemeente ingediend c.q. te verwachten?

In afwachting van uw antwoord,

Met de meeste hoogachting,

Riens Meijer
Frans van Osch

Voor het betreffende artikel in de Gooi- en Eemlander: zie de link aan de rechterkant van dit scherm.

Antwoorden van burgemeester en wethouders

Antwoord op vraag 1
Dit is niet juist. De bouwtekeningen zijn zowel door ons, door Gedeputeerde Staten en door de Commissie bezwaarschriften beoordeeld. Geen van allen heeft aangegeven dat de tekeningen ondeugdelijk zijn. Indien hiermee gedoeld wordt op de erfgrenzen, wordt hierop nader ingegaan bij punt 5.

Antwoord op vraag 2
Het gemeentelijk apparaat is niet bekend met een dergelijk gerechtstuk. Uit navraag blijkt dat woningcorporatie Dudok Wonen een dergelijk gerechtstuk evenmin kent..

In de 'Nota van aanpassing voorontwerp bestemmingsplan Villagebied' van 26 maart 1996 staat, als antwoord op een zienswijze ingebracht door Woningstichting Patrimonium, vermeld: "Het gemeentebestuur heeft medewerking toegezegd en gegeven. Het voorontwerp zal worden aangepast conform het bouwplan".
Hiermee wordt aangegeven dat het gemeentebestuur positief staat ten opzichte van het ontwikkelen van een woongebouw op het perceel Otto'slaan 16-18. Een dergelijke positieve houding is niet vreemd of uitzonderlijk. In alle gevallen waarin een bouwvoornemen afwijkt van een bestemmingsplan, dient het gemeentebestuur zich eerst positief uit te spreken voordat b.v. een vrijstellingsprocedure ex. artikel 19 WRO of bestemmingsplanwijziging wordt doorlopen. Overigens wordt daarbij niets afgedaan aan de rechtsbeschermingmogelijkheden die er voor belanghebbenden zijn.
Definitieve besluitvorming vindt immers pas plaats na kennisneming van en na afweging van de tijdens de procedure ingekomen bedenkingen. Daarom kunnen wij ons dan ook niet voorstellen dat er een gerechtstuk bestaat waarin wij stellen dat er op voorhand al voorbij wordt gegaan aan bezwaren tegen vergunningen. Daarbij komt natuurlijk dat besluiten altijd de toets der rechtmatigheid moeten kunnen doorstaan (toets o.a. door de rechter).

Antwoord op vraag 3
Op 24 augustus 2001 heeft Patio een sloopvergunning aangevraagd op grond van het bepaalde in de Bouwverordening (het verbod te slopen zonder sloopvergunning).
De Bouwverordening geeft een limitatieve imperatieve opsomming van de weigeringsgronden. Als geen van deze gronden zich voordoet, zijn wij verplicht om de gevraagde sloopvergunning te verlenen.

Afhandeling van deze sloopvergunning is enig tijd aangehouden in verband met het ontbreken van een onherroepelijk sloopvergunning op grond van de Monumentenwet. De afgifte van een dergelijke vergunning was een bevoegdheid van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Op 25 april 2002 hebben wij de gevraagde sloopvergunning verleend omdat: 'gelet op de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 8 april 2002, zich geen beletsel meer voordoet voor het verlenen van de gevraagde sloopvergunning'.
De uitspraak van 8 april 2002 had betrekking op het verzoek om voorlopige voorziening van de Stichting Boomberg Zuid-West tegen de door staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap afgegeven sloopvergunning inzake de monumentenvergunning ten behoeve van de sloop van het pand aan de Otto'slaan 16-18. Omdat dit verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen door de Rechtbank ontstond er een onherroepelijke sloopvergunning op grond van de Monumentenwet. Hierdoor moesten wij de gevraagde sloopvergunning op grond van de Bouwverordening verlenen.

Antwoord op vraag 4
Het is niet juist dat brieven onbeantwoord zouden zijn gebleven. In de onderhavige zaak heeft beantwoording van bezwaarschriften lang geduurd vanwege de monumentenprocedure die door de buurt aanhangig is gemaakt. Dat dit vertraging opleverde bij zowel besluitvorming als uitvoering was bekend en ook juist het doel van omwonenden; immers deze hebben de wens het bestaande koetshuis te behouden.
Gelezen het krantenbericht wordt er naar alle waarschijnlijkheid gedoeld op een brief van 28 januari 2004 van de Stichting Boomberg Zuid-West. Hierop gaan wij nader in bij antwoord 5.

Antwoord op vraag 5
Op 30 januari 2004 hebben wij van de Stichting Boomberg Zuid-West een brief ontvangen met een tekening waarop erfgrenzen anders worden aangegeven dan op de bouwtekening. Hierop zijn wij bij schrijven van 16 februari 2004 en vervolgen 25 april 2005 ingegaan. In onze brief van 25 april 2005 aan de Stichting Boomberg Zuid-West hebben wij aangegeven dat 'uw tekening met de handmatig aangegeven erfgrenzen niet van invloed is op het bouwplan.'

Antwoord op vraag 6
De juistheid van erfgrenzen is een verantwoordelijkheid van de eigenaar van het betreffende perceel. Een bouwvergunning wordt verleend 'behoudens rechten van derden': Een publiekrechtelijke vergunning doet niet af aan private rechten. Dit houdt in dat slechts gebruik gemaakt kan worden van een publiekrechtelijke vergunning als er geen aantasting plaatsvindt van de private rechten van derden. Mocht door nadere uitmeting door het Kadaster vast komen te staan dat de erfgrenzen feitelijk iets anders liggen, is dat een verantwoordelijkheid van de aanvrager c.q. de Woningcorporatie. Naast deze verantwoordelijkheid hebben wij uiteraard onderzocht of mogelijkerwijs een dergelijk feit van invloed kan zijn op de verleende bouwvergunning. Wij zijn tot de conclusie gekomen dat, ingeval de erfgrenzen iets anders liggen, dit enkele feit niet van invloed is op de nieuwbouw.

Antwoord op vraag 7
Niet wordt gevolgd op welke notitie gedoeld wordt; een notitie van de woningcorporatie uit 1995 is bij ons onbekend. Het is echter juist dat het bouwplan in strijd was met het bepaalde in het destijds vigerende bestemmingsplan 'Boomberg-Zuid'. Op grond van dit bestemmingsplan is in 1995 een zgn. artikel 11 WRO-procedure doorlopen (wijzigingsbevoegdheid waarin het bestemmingplan Boomberg-Zuid voorzag). Deze procedure is afgesneden door bij de Raad van State omdat 'het wijzigingsplan voorziet in een aantal bouwlagen dat groter is dan het ingevolge het bestemmingsplan toegestane aantal. Het bestreden besluit dient reeds daarom te worden vernietigd.'

Vervolgens is een vrijstellingsprocedure artikel 19 Wet op de Ruimtelijke Ordening gevolgd, vooruitlopend op de inwerkingtreding van het bestemmingsplan Villagebied, waarin de nieuwbouw past.

Antwoord op vraag 8
De bewoners hebben tegen de gemeente bestuursrechtelijk procedures gevoerd inzake:

Wijzigingsplan Boomberg-Zuid
Hiertegen is door de buurt beroep ingesteld bij de Raad van State, deze heeft omwonenden in het gelijkgesteld (zie het gestelde onder Antwoord op vraag 7).

Bestemmingsplan Villagebied
Hiertegen zijn bedenkingen ingediend bij Gedeputeerde Staten en vervolgens beroep ingesteld bij de Raad van State. De bedenkingen zijn niet overgenomen en het beroep is ongegrond verklaard.

Bestemmingsplan Noordwestelijk Villagebied
Hiertegen zijn geen zienswijzen ingediend; ook is geen beroep ingesteld tegen de bebouwingsmogelijkheden op het perceel Otto'slaan 16-18.

Bouw-, sloop- en rooivergunning t.b.v. de nieuwbouw Hiertegen is door de buurt bezwaar gemaakt. Bij de beslissing op de bezwaarschriften van 15 maart 2005 zijn deze drie vergunningen in stand gebleven.
Hierna is door enkele omwonenden beroep ingesteld bij de Rechtbank tegen deze drie vergunningen. Deze procedure is nog niet afgerond, een zittingsdatum bij de Rechtbank is nog niet bekend.

Daarnaast zijn nog procedures gevoerd tegen besluiten van staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap met betrekking tot de aanwijzing van het Koetshuis als monument. Deze procedures hebben er niet toe geleid dat het Koetshuis als monument is aangewezen.

Antwoord op vraag 9
De woningcorporatie of haar rechtsvoorganger heeft geen procedures tegen ons gevoerd. Wel zijn zij partij geweest in alle onder punt 8 genoemde, door omwonenden gevoerde bestuursrechtelijke procedures. De woningbouwcorporatie heeft in deze zaken haar belang -het realiseren van woningen ten behoeve van jongeren- behartigd.

Antwoord op vraag 10
Op dit moment zijn de verleende vergunningen onderhevig aan beroep. Dit betekent dat de Rechtbank gevraagd wordt om de rechtmatigheid van de verleende vergunningen te beoordelen. Naar ons oordeel kunnen deze besluiten de toets van de rechter doorstaan, dit betekent dat wij inschatten dat de vergunningen in beroep in stand blijven. Op basis hiervan is onze inschatting dat er geen schadeclaim te verwachten valt.
Iets anders is dat op grond van het bepaalde in artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening een belanghebbende een verzoek tot planschadevergoeding kan indienen. Dit betreft een planschadevergoedingsregeling voor schade die ontstaat uit een rechtmatige overheidsdaad, nl. het wijzigen van een bestemmingsplan of het verlenen van een vrijstelling op grond van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Alleen als er sprake is van onevenredig nadeel kan er aanleiding zijn voor een schadevergoeding. Dit is overigens een regel die geldt voor een ieder. In het onderhavige geval is hierop nog geen beroep gedaan. Of er, in het geval er een beroep of dit recht gedaan wordt, daadwerkelijk sprake is van onevenredige nadeel, is thans onbekend. Wij gaan er voorshands van uit dat hier geen sprake van is.

Hilversum, 26 juni 2006
Burgemeester en wethouders van Hilversum
De secretaris de burgemeester
J.H. van der Vegt E.C. Bakker