Nederlandse belegger betaalt (te) veel belasting
Derde plaats in Zweeds onderzoek
Nederlandse beleggers betalen relatief veel belasting. Dat blijkt uit een onderzoek van de Zweedse beleggersorganisatie Aktiespararna, dat zich baseert op de situatie per eind 2005. In dit onderzoek neemt Nederland de derde plaats in na twee Scandinavische landen. In mei 2006 onderzocht Aktiespararna de belastingheffing in 36 landen, waaronder alle 25 EU landen. De organisatie maakte een vergelijking waarbij de totale belastingdruk in vier onderdelen wordt opgesplitst.
1. winstbelasting
2. dividendbelasting
3. koerswinstbelasting
4. vermogensbelasting,
Grote verschillen per land
Het onderzoek toont aan dat er grote verschillen bestaan tussen de systemen van belastingheffing, de combinatie van de diverse heffingsgrondslagen en natuurlijk de hoogte van de belasting. Om tot vergelijking te komen is de effectieve belastingheffing uitgerekend in enkele voorbeeldsituaties. De
De top 3 wordt gevormd door twee Scandinavische landen. Zweden is koploper met een effectief belastingbedrag van 8.733 euro, gevolgd door Finland (7.219 euro). Nederland neemt binnen de groep van 25 EU landen de derde plaats in met een effectief belastingbedrag van 7.147 euro.Gemiddeld binnen de EU bedraagt het bedrag 2.845 euro. Daarmee zit Nederland op meer dan het dubbele van het EU-gemiddelde. De laagste belastingafdracht vindt plaats in Letland (597).
Europese harmonisatie gewenst
Het onderzoek toont aan dat van harmonisatie van belastingtarieven slechts gedeeltelijk sprake is. Vooral bij de vennootschapsbelasting is sprake van een dalende tendens, waarbij de Europese tarieven steeds dichter bij elkaar komen te liggen. Maar als gekeken wordt naar de feitelijke belastindruk voor de belegger dan is sprake van grote afwijkingen.
De top-3, waar Nederland dus toe behoort betaalt negen keer zoveel belasting als de drie hekkensluiters. Indien de EU haar ambitie handhaaft om in 2010 de meest concurrerende economie ter wereld te zijn, dan is harmonisatie van belastingsystemen en tarieven wenselijk. Waarom zou een Europese belegger die uit Zweden komt nu zoveel meer moeten betalen als zijn mede-Europeaan in Letland?
Nederland buitenbeentje
Nederland neemt in de internationale context een bijzondere positie in. Nederland heft een hybride belasting bij beleggers: de vermogensrendementsheffing. Deze belasting heeft zowel karakteristieken van de koerswinst-belasting als van de vermogensbelasting. Het systeem gaat er vanuit dat de belegger op zijn vermogen (boven de vrijstelling) een rendement behaalt van 4 procent. Daarover moet hij vervolgens 30 procent belasting betalen. Het maakt de fiscus niet uit waarin de middelen worden belegd: in goud, aandelen, onroerend goed (buiten de eigen woning) of obligaties. De fiscus gaat er eenvoudigweg vanuit dat de belegger daarop een fictief rendement van 4 procent maakt. De facto betaalt de belegger dus 30 procent van 4 procent, ofwel 1,2 procent van het netto vermogen boven de vrijstelling. Daarin verschilt de vermogensrendementsheffing niet van de vermogensbelasting.
Verder bestaat er in Nederland ook nog de dividendbelasting op contante dividenden. Bij uitbetaling wordt als voorheffing 25 procent van het dividend ingehouden. Nederlandse particulieren kunnen die afgedragen belasting bij de inkomstenbelasting weer verrekenen en dus is de dividendbelasting niet meegenomen in het overzicht. Wat schiet de fiscus daarmee op: eerst innen en later bij de IB-vaststelling weer terugbetalen. In de praktijk blijkt dat een groot deel van de door buitenlanders afgedragen dividendbelasting uiteindelijk naar de staat toevloeit. Daarnaast geniet de staat een rentevoordeel.
In mei 2007 worden er weer verkiezingen gehouden voor de Tweede Kamer. Dan mogen de naar schatting 1,5 miljoen beleggers ook hun stem uitbrengen. In dat licht zou het goed zijn als de politieke partijen in hun programma een passage opnemen voor beleggers en initiatieven ontplooien om de effectieve belastingdruk richting het EU-gemiddelde te brengen.
Peter Paul de Vries