Dekking terrorismeschade
Kamerstuk, 26-6-2006
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Z/F-2692578
26 juni 2006
In het algemeen overleg van 27 april jongstleden is toegezegd dat wij
samen een brief zullen sturen over de dekking van zorgkosten bij een
terroristische aanslag, in het bijzonder bij een aanslag met meer dan
één miljard euro schade.
Terroristische aanslagen kunnen tot grote verzekeringsschaden leiden
en voor de verzekeringssector grote gevolgen hebben. Zo zijn
herverzekeraars niet meer bereid terrorismeschaden onbeperkt te
herverzekeren. Omdat aan verzekeraars uit hoofde van het prudentieel
toezicht extra eisen worden gesteld om het risico, voor zover dat niet
herverzekerd kan worden, zoveel mogelijk af te dekken, zagen
verzekeraars zich genoodzaakt de dekking die hun verzekeringen in
geval van terrorisme boden, te beperken.
Om terrorismeschaden niet geheel te hoeven uitsluiten van de dekking,
hebben de in Nederland werkzame schade-, levens- en
natura-uitvaartverzekeraars de Nederlandse Herverzekeringsmaatschappij
voor Terrorismeschaden NV (NHT) opgericht. Via de NHT zijn deze
schaden sinds 15 augustus 2003 tot een bedrag van EUR 1 miljard per
kalenderjaar herverzekerd. In de polissen van deze verzekeringen is
een clausule opgenomen waarmee de dekking beperkt wordt tot een door
de NHT te bepalen, voor alle begunstigden gelijk percentage van de
overeengekomen verzekeringsuitkering, indien het totaalbedrag aan
claims wegens terroristische handelingen in een kalenderjaar meer dan
EUR 1 miljard bedraagt. Het percentage zal in dat geval zo worden
vastgesteld, dat het totaal uit te keren bedrag op EUR 1 miljard
uitkomt.
Ook zorgverzekeraars kunnen financiële problemen krijgen indien zij
de, als gevolg van terroristische aanslagen, noodzakelijk geworden
zorg ongelimiteerd zouden moeten dekken. Het bedrag dat
zorgverzekeraars in geval van een terroristische aanslag aan zorg
moeten betalen of vergoeden is daarom dan ook gemaximeerd. Het is
echter niet mogelijk om vooraf in te schatten hoeveel zorg bij een
terroristische aanslag nodig zal zijn. De ene terroristische aanslag
kan immers veel meer schade aan personen opleveren, de andere juist
meer schade aan zaken. Met het oog op de flexibiliteit is daarom
besloten aan te sluiten bij de afspraken in NHT-verband. In de
Zorgverzekeringswet (Zvw) en onderliggende regelgeving is geregeld dat
de schaden uit de zorgverzekering meelopen in de bij de NHT
herverzekerde totaalschade van EUR 1 miljard per kalenderjaar. Indien
wegens terrorisme naar verwachting van de NHT bij alle verzekeraars
samen (schadeverzekeringen, natura-uitvaartverzekeringen en een groot
deel van de levensverzekeringen) meer dan het bij die maatschappij
herverzekerde bedrag van EUR 1 miljard zal worden geclaimd, de op
grond van de zorgverzekering te verzekeren prestaties beperkt worden
tot het door de NHT vast te stellen uitkeringspercentage. Dit betekent
dat alle zorgkosten geheel zullen worden betaald indien de schade voor
alle verzekeraars samen beneden dit bedrag blijft. Verder betekent dit
dat, indien de totale schade meer dan EUR 1 miljard bedraagt, het
totaal voor zorg beschikbare bedrag een groter deel van de EUR 1
miljard bedraagt naarmate er minder andere verzekerde schade is.
Kortom, als de schade als gevolg van een terroristische aanslag boven
EUR 1 miljard uitkomt, kunnen getroffenen een deel van hun zorgkosten
- afhankelijk van de andere verzekerde schade - vergoed krijgen uit
hoofde van hun zorgverzekering.
In geval van een terroristische aanslag met veel doden, veel
zaakschade en nauwelijks gewonden, kan het dus zijn dat deze gewonden
slechts een deel van hun zorg betaald krijgen. Indien de totale
zorgkosten van deze getroffenen slechts beperkt zijn, valt dit niet
goed te verenigen met het gegeven dat de zorgverzekering een sociale
verzekering is, die uitgaat van solidariteit tussen alle burgers.
Daarom is in artikel 2.3 van het Besluit zorgverzekering geregeld, dat
het deel van de zorgkosten dat op grond van de NHT-afspraken wordt
uitgekeerd (percentage van de werkelijke schade), kan worden aangevuld
met extra vereveningsbijdrage op grond van artikel 33 Zvw of artikel
3.16 van dit besluit. Bij ministeriële regeling zal dan de omvang van
de aanvulling worden geregeld. Aangezien de vereveningsbijdragen uit
het zorgverzekeringsfonds worden gefinancierd, wordt aldus de
solidariteit met het beperkte aantal getroffenen alsnog vormgegeven.
Bovendien lopen de zorgverzekeraars, aangezien de aanvulling geheel
ten laste van het zorgverzekeringsfonds wordt gefinancierd, aldus geen
extra risico, zodat dit niet noopt tot verhoging van de eisen die uit
hoofde van het prudentieel toezicht worden gesteld.
Indien het totaalbedrag aan claims wegens terrorisme in een jaar meer
dan EUR 1 miljard bedraagt en het beslag van de zorgclaims daarbinnen
aanzienlijk is, zal een beperkte extra vereveningsbijdrage geen
uitkomst bieden. Het Kabinet kan dan besluiten om of een grotere extra
vereveningsbijdrage ter beschikking te stellen of het College voor
Zorgverzekeringen op grond van artikel 55 Zvw de taak te geven om
buiten de verzekering om extra gelden ten laste van de algemene
middelen te verstrekken.
In het algemeen overleg van 27 april jongstleden heeft de heer Omtzigt
gevraagd om een gezamenlijke brief van minister van Financiën en VWS
over het al dan niet beschikbaar stellen van deze extra middelen. De
heer Omtzigt had de indruk dat wij hierover van mening verschillen.
Wij kunnen ons voorstellen dat in het geval van een zeer grote schade
de Kamer voor de zorgsector een extra borging zou willen zien voor het
direct beschikbaar stellen van geld voor zorg. Evenzo zal de Kamer
mogelijk willen borgen dat de infrastructuur zo snel mogelijk wordt
opgebouwd en dat de landbouwsector wordt gecompenseerd voor gederfde
opbrengsten, etcetera. Het is echter niet mogelijk om reeds nu -
derhalve vóór zich een dergelijke ramp heeft voorgedaan - een
inschatting te maken van de mogelijke gevolgen van zo'n ramp voor de
vele verschillende sectoren in Nederland, en om te beslissen welke
categorieën benadeelden een ruimhartiger behandeling zullen krijgen
dan andere. Bovendien speelt hier de interferentie met de
verzekeringsmarkt en de kwestie van de aansprakelijkheid voor de
schade, die per geval kan verschillen.
In het geval de totale schade de EUR 1 miljard euro overschrijdt, is
er sprake van een situatie waarin het kabinet zal moeten nagaan:
o wat de aard en omvang van de rampsituatie is (bijv. één wijk of stad
getroffen, of een regionale of landelijke ramp);
o welke andere fysieke en niet-fysieke schades zijn opgetreden. Hier
geldt in het bijzonder nog de vraag of iemand aansprakelijk kan worden
gesteld, en welke schades wel en niet via reguliere verzekeringen
worden gedekt;
o welke prioriteit moet worden gegeven aan herstel van de
infrastructuur en van strategische industrieën/diensten, inzet van
defensie, extra inzet van zorgverlenend personeel, etcetera;
o of additionele (nood-)wetgeving vereist is om budgettaire middelen
vrij te spelen en deze wetgeving door de Tweede Kamer te laten
autoriseren.
Zoals steeds het geval is bij noodsituaties kan pas als dit
totaalbeeld helder is, in overleg met het parlement, de mogelijkheid
worden bezien van het eventueel aanvullen van de ongedekte zorgschade.
Hierover verschillen wij niet van mening.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H. Hoogervorst
De Minister van Financiën,
G. Zalm
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport