Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag
Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1 a Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA `s-GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33
www.szw.nl
2513AA22XA
Contactpersoon Ons kenmerk AV/IR/2006/52301
Doorkiesnummer Datum 26 juni 2006
Onderwerp Bevoegdheden arbeidsinspectie bij
discriminatiebestrijding
In het AO arbeidsmarktbeleid van 14 juni 2006 heb ik uw Kamer toegezegd te reageren op de
vraag om uitbreiding van de bevoegdheden van de Arbeidsinspectie ten aanzien van
discriminatiebestrijding. Hierbij bied ik u mijn reactie aan.
Bevoegdheden Arbeidsinspectie
De algemene wet gelijke behandeling (Awgb) geeft de Arbeidsinspectie (AI) geen
bevoegdheden om toezicht te houden op de naleving van de gelijke behandelingsregelgeving
op het terrein van de arbeid. Een dergelijke bepaling is wel opgenomen in de Wet gelijke
behandeling mannen en vrouwen (artikel 21 Wgb). Op basis van artikel 21 Wgb kan de AI
onderzoeken of er in strijd met de Wgb wordt gehandeld. Indien uit het onderzoek blijkt dat er
onderscheid in strijd met de wet wordt gemaakt, dan meldt de Minister dit aan de
ondernemingsraad en aan de daarvoor in aanmerking komende organisaties van werkgevers en
werknemers.
Mogelijkheden voor uitbreiding bevoegdheden
De vraag rijst of een dergelijke bepaling als artikel 21 Wgb, ook opgenomen moet worden in
de Awgb, op basis waarvan de AI ook ongelijke behandeling op andere gronden dan geslacht
zou kunnen bestijden. Voor handhaving door de AI is nodig dat de norm zo duidelijk is
omschreven dat het mogelijk is een vaste gedragslijn te ontwikkelen. Er moet eenduidig en
eenvoudig getoetst kunnen worden of een bepaald gedrag al dan niet in strijd is met de wet.
In het geval van bijvoorbeeld de arbeidstijdenwet is dat relatief eenvoudig. De AI kan
eenvoudig vaststellen of er niet te veel achter elkaar wordt doorgewerkt en of de werknemers
voldoende vrije tijd en pauzes hebben. Met betrekking tot veiligheid op het werk kan de AI
aan de machines zien of die veilig zijn of niet. Voor gelijke behandeling is dit echter lastig.
Discriminatie is moeilijker aan te tonen, in het bijzonder wanneer het om indirecte
discriminatie gaat. De beoordeling van de vraag of gemaakt onderscheid rechtvaardig of
onrechtvaardig is, is casus gebonden en moeilijk te objectiveren. Daarom is deze beoordeling
voorbehouden aan de rechter en de Commissie Gelijke Behandeling.
Ons kenmerk AV/IR/2006/52301
Deze zelfde bezwaren gelden overigens ook ten aanzien van de Wgb. In de praktijk levert deze
bevoegdheid daarom niet veel op.
Voor de volledigheid wil ik wijzen op het feit dat de Commissie Gelijke Behandeling (CGB)
op eigen initiatief onderzoek kan doen en een oordeel kan uitspreken. Deze mogelijkheid tot
het doen van onderzoek uit eigen beweging is uitgebreid via de Evaluatiewet Awgb. Deze is
op 13 september 2005 door de Eerste Kamer aangenomen (Kamerstuk 2004-2005, 29311).
Voorheen moest een onderzoek op eigen initiatief van de CGB een hele sector betreffen.
Door de wetswijziging is ook een kleinschalig onderzoek uit eigen beweging mogelijk. De
verwachting is dat de CGB vaker van deze bevoegdheid gebruik zal maken. De CGB, die in
tegenstelling tot de AI wel kan beoordelen of gemaakt onderscheid rechtvaardig of
onrechtvaardig is, kan op grond van artikel 15 Awgb in rechte vorderen dat een gedraging die
in strijd is met de gelijke behandelingsregelgeving onrechtmatig wordt verklaard, dat deze
wordt verboden of dat een bevel wordt gegeven om de gevolgen van die gedraging ongedaan
te maken.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(H.A.L. van Hoof)
---
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid