Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Dittrich, Van der Ham en Ko?er Kaya over het wegpesten van de Nederlandse ambassadeur uit Estland vanwege zijn homoseksualiteit. Deze vragen werden ingezonden op 8 juni 2006 met kenmerk 2050614870.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Dr. B.R. Bot
Antwoord van de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken, op vragen van de leden Dittrich, Van der Ham en Ko?er Kaya (allen D66) over het wegpesten van de Nederlandse ambassadeur uit Estland vanwege zijn homoseksualiteit
Vraag 1
Wat is uw reactie op het bericht dat de Nederlandse ambassadeur in Estland zijn post heeft moeten opgeven, omdat hij en zijn echtgenoot in Estland werden gediscrimineerd wegens hun homoseksualiteit en de huidskleur van de echtgenoot van de ambassadeur? 1)
Antwoord
Ik betreur het dat onze ambassadeur, wiens partner in het dagelijks leven in Estland last ondervond van tegen hem gerichte verbale agressie, vervroegd uit Tallinn vertrekt.
Vraag 2
Welke contacten zijn er met de regering in Estland over deze kwestie geweest? Hebt u zich beklaagd over de discriminatie?
Antwoord
Ik heb mijn ambtgenoot Urmas Paet over de precieze toedracht van het vertrek van de ambassadeur gesproken. De aankondiging van het vertrek van de ambassadeur had minister Paet onaangenaam verrast en het speet hem zeer dat het zo was gelopen. De Estse autoriteiten hebben de ambassadeur goed ontvangen en hem tijdens zijn verblijf in Tallinn correct behandeld.
Vraag 3
Welke actie heeft de Nederlandse regering ondernomen toen in een Ests tijdschrift geschreven stond dat de benoeming van een homoseksuele ambassadeur met een zwarte partner als een Nederlandse provocatie moest worden opgevat? Hoe beoordeelt de Nederlandse regering deze situatie?
Antwoord
Er is geen artikel verschenen in een Ests tijdschrift waarin geschreven staat dat de benoeming van een homoseksuele ambassadeur met een zwarte partner als een Nederlandse provocatie moest worden opgevat. Wel stuurde een Russischtalig weekblad (roddelpers karakter) in juli 2005 enkele vragen aan de toenmalige ambassadeur over de benoeming, die suggereerden dat het een provocatie van Nederland betrof. De ambassadeur heeft indertijd de hoofdredacteur van het desbetreffende weekblad en de journalist die de vragen stelde, uitgenodigd en hen toegelicht dat in Nederland over de thema's homoseksualiteit en ras anders wordt gedacht. Deze vragen en de toelichting van de ambassadeur hebben destijds niet geleid tot een publicatie.
Vraag 4
Hoe beoordeelt u het feit dat Estland lid is van de Europese Unie, maar dat dit soort praktijken zich daar voordoen? Welke actie onderneemt de Estse regering om homohaat en rassendiscriminatie te voorkomen?
Antwoord
Alle uitingen van discriminatie en andere vormen van intolerantie in EU-lidstaten en elders zijn ontoelaatbaar en moeten worden bestreden.
Het primaat voor de bestrijding van discriminatie ligt bij nationale staten. Het Estse rechtssysteem functioneert voldoende om eventuele mensenrechtenschendingen te vervolgen en te bestraffen. De Estse grondwet waarborgt gelijke rechten voor alle burgers. Daarnaast kan in geval van schending van de constitutionele rechten en vrijheden de ombudsman worden benaderd, ook als het een geval van discriminatie tussen private personen betreft. Er wordt tevens gewerkt aan een verbetering van de bescherming van seksuele minderheden. Onlangs nam het Estse parlement een pakket amendementen op de bestaande wetgeving hiertoe aan. Incidenten door acties van individuen kunnen echter nooit geheel worden uitgesloten.
Vraag 5
Welke stappen gaat u, al dan niet in Europees verband, ondernemen om homodiscriminatie in de nieuwe EU-lidstaten tegen te gaan?
Antwoord
De Nederlandse regering zet zich actief in voor de bestrijding van discriminatie en intolerantie en maakt daarbij geen onderscheid tussen de verschillende discriminatiegronden. Voor een algemene beschrijving van bestaande instrumenten, verwijs ik u naar de antwoorden op de vragen gesteld door de leden Timmer en Timmermans over het hardhandig beëindigen van een demonstratie van homoactivisten in Polen (Kamerstuk 2005-2006, nr. 569).
In EU-verband heeft Nederland onlangs het initiatief genomen om samen met het Oostenrijks voorzitterschap een EU-verklaring op te stellen tegen homofobie en andere vormen van discriminatie voor het Comité van Ministers van de Raad van Europa.
Ook op bilateraal niveau ben ik, indien de situatie daartoe aanleiding geeft, gaarne bereid met mijn collega's over de problematiek te spreken. Zo heb ik, naar aanleiding van mijn toezegging tijdens het vragenuur van 30 mei jl. aan u met mijn Poolse ambtgenoot gesproken over de geplande "equality march" op 10 juni.
1) Teletekst, 06 juni 06
---- --
Ministerie van Buitenlandse Zaken