Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

Persbericht

26 juni 2006

Europese samenwerking bij handhaving afvaltransporten noodzakelijk

Helft gecontroleerde afvaltransporten illegaal tijdens Europees Zeehavenproject De helft van de afvaltransporten die in het Europese Zeehavenproject gecontroleerd zijn, is illegaal. Dit blijkt uit het eindrapport van het Europese Zeehavenproject. De kans is groot dat deze illegale transporten in het land van bestemming schade zouden toebrengen aan de gezondheid van mens en milieu. De belangrijkste conclusie van het project is dat Europese samenwerking noodzakelijk is bij de handhaving van afvaltransporten.

Het Zeehavenproject richtte zich op handhaving van afvaltransporten die via havens geëxporteerd worden. Dertien Europese landen namen deel aan het project. Het project is uitgevoerd onder leiding van de VROM-Inspectie. Naast controles op afvalzendingen stond ook het uitwisselen van informatie en ervaringen centraal. De controles spitsten zich toe op risicotransporten en de resultaten zijn dus niet representatief voor alle transporten die plaatsvinden. Uit het rapport blijkt dat er tussen de landen grote verschillen bestaan in de manier van handhaven en de bevoegdheden om controles uit te voeren. Aanbevolen wordt daarom het voortzetten van dergelijke Europese initiatieven en een gestructureerde aanpak binnen de EU.

Overtredingen

In totaal zijn er in de periode van september 2004 tot maart 2006 175 inspecties uitgevoerd in de zeehavens van de betrokken landen. Hierbij hebben meer dan 24.000 administratieve controles plaatsgevonden en 4.198 'fysieke' controles. 1.103 zendingen bleken afval te bevatten, waarvan er 564 als illegaal zijn bestempeld. Het betrof onder meer illegale exporten van elektronisch afval, autowrakken, kabelafval, plastics en CFK-houdende koelkasten van Europa naar Azië en Afrika. Tijdens het project zijn ook uitwisselingen van inspecteurs van de verschillende lidstaten georganiseerd om ervaringen te bespreken. Ook zijn de handhavingsstructuren van de deelnemende havens geïnventariseerd. Hieruit bleek dat er grote verschillen bestaan in beschikbare capaciteit voor handhaving, aantal betrokken organisaties en samenwerking met andere diensten. Vooral het ontbreken van benodigde bevoegdheden om inspecties te kunnen uitvoeren en het vervolgen van illegale afvaltransporten blijkt problematisch. Ook zijn er grote verschillen tussen de landen als het gaat om de handhaving en interpretatie van de afvalstoffen-wetgeving.

Handhaving en Europese samenwerking noodzakelijk

Uit de hoeveelheid onderschepte illegale transporten en de geconstateerde tekortkomingen, blijkt dat gezamenlijke handhaving van de Europese regels voor afvaltransporten noodzakelijk is. Ook de Europese Commissie wordt gevraagd om meer betrokkenheid bij dergelijke projecten. De afzonderlijke lidstaten wordt aanbevolen meer capaciteit vrij te maken voor handhaving van afvaltransporten en om een gestructureerde samenwerking op te bouwen met andere diensten zoals politie en douane. In 2007 treedt een nieuwe verordening voor internationale afvaltransporten in werking. Tijdens de implementatie van deze nieuwe wetgeving kunnen de lidstaten de bevoegdheden van hun inspecteurs en wetgeving aanpassen, zodat een goede handhaving en vervolging mogelijk is. Het vervoer van afval is gebonden aan internationale afspraken en Europese regels. Deze regels zijn voor alle lidstaten gelijk. Er zijn dus geen verschillende regels per land. Wel is elke lidstaat zelf verantwoordelijk voor de handhaving.

Europese zeehavenproject

Het Europese zeehavenproject had als doel de handhaving door de lidstaten van de EU-regelgeving op het gebied van de export van (gevaarlijke) afvalstoffen te verbeteren en te uniformeren. Bij het zeehavenproject zijn voertuigen, schepen en containers waarmee (afval)stoffen worden vervoerd en opslaglocaties in havengebieden gecontroleerd. Er is vooral aandacht besteed aan de uitvoer van afvalstoffen uit de Europese Unie naar niet-OESO landen, zoals een aantal Afrikaanse en Aziatische landen. Export van afvalstoffen naar dergelijke landen is vaak verboden of alleen toegestaan met toestemming van de betrokken autoriteiten. Bij de controles werkten de plaatselijke milieu-inspecteurs samen met een groot aantal handhavingsdiensten, zoals de Douane, de politie en de havenautoriteiten. Belangrijk doel van het project was dat de betrokken landen informatie en ervaringen uitwisselden. Op basis hiervan heeft een aantal landen handhavingsmethoden verbeterd en nieuwe inspectietechnieken ingevoerd. Ook is drie keer een Europese controleweek georganiseerd, waarbij in de deelnemende havens gelijktijdig controles plaatsvonden.

Dertien landen

In 2003 is - op inititatief van Nederland - het eerste zeehavenproject uitgevoerd. Hier deden zes landen aan mee. Een gedeelte van de gecontroleerde afvaltransporten bleek toen illegaal. Daarom is gekozen voor een vervolgproject. Aan het zeehavenproject doen op dit moment dertien landen mee: België, Duitsland, Frankrijk, Engeland, Ierland, Letland, Malta, Nederland, Polen, Portugal, Slovenië, Spanje en Zweden.

Download


Zie het
Eindrapport Europees Zeehavenproject (pdf, 3,63 MB) Brief aan Tweede Kamer (pdf, 27 KB)

Zie ook


Zie het
Dossier EVOA: http://www.vrom.nl/evoa

( bron: http://www.vrom.nl/pagina.html?id=23784 )