Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

ons kenmerk : VD. 2006/289
datum : 23-06-2006
onderwerp : Financieel eindverslag bestrijding MKZ-uitbraak 2001, stand van zaken IBR en testuitslagen Leptospirose bijlagen : 1

Geachte Voorzitter,

Door middel van deze brief wil ik u, conform mijn eerdere toezeggingen, informeren over de drie onderwerpen.

Financieel eindverslag bestrijding MKZ-uitbraak 2001 De uitbraak van de besmettelijke dierziekte mond- en klauwzeer (MKZ) in 2001 ligt al enige jaren achter ons. De financiële afwikkeling is echter nog steeds niet volledig voltooid. In 2006 resteert nog de afwikkeling van enkele beroepszaken en daarna zal een laatste declaratie worden opgesteld voor het verkrijgen van een slotbijdrage van de EU. In materiële zin zijn deze mutaties in de uitgaven marginaal ten opzichte van het totaal.

Ik heb daarom besloten met het beschikbaar komen van de vaststelling van de uitgaven over 2005 gehoor te geven aan de wens van de Kamer om nu de eindverantwoording van de uitgaven van de MKZ-bestrijding in 2001 te ontvangen.

De financiële afwikkeling en daarmee de eindverantwoording zijn sterk vertraagd door zaken als hertaxaties en bezwaarschriften op de toegekende tegemoetkomingen aan gedupeerden, discussies over de toegekende vergoedingen met de diensten van de EU en de verschillen van inzicht met de bij de bestrijding ingeschakelde bedrijven over de in rekening gebrachte kosten.

In de jaarrekeningen van het Diergezondheidsfonds (DGF) zijn vanaf 2001 de uitgaven van de MKZ-bestrijding verantwoord. In de bijlage bij deze brief verstrek ik het totaaloverzicht van de uitgaven en de wijze van financiering. Daarmee kan ik voldoen aan de wens van de Kamer om een totaaloverzicht van de uitgaven en financiering van de MKZ-uitbraak van 2001 te verstrekken.

In 2003 zond ik u reeds de rapportage over de procesgang van de bestrijding (amerstuk II 27622, nr. 123).

Stand van zaken IBR
Dit onderwerp heeft betrekking op de handelsconsequenties als gevolg van de Duitse bestrijdingsmaatregelen tegen de runderziekte IBR (Infectieuze Bovine Rhinotracheïtis).
De EU heeft aan Duitsland voor IBR de artikel 9-status toegekend, waardoor eisen aan de import worden gesteld ter bescherming van het Duitse bestrijdingsprogramma. Als gevolg van deze eisen wordt de export van runderen vanuit Nederland van IBR-vrije bedrijven bemoeilijkt. De diensten van de EU hebben mede op verzoek van Nederland in dit kader de European Food and Safety Authority (EFSA) gevraagd een definitie op te stellen van een IBR-vrij bedrijf. Ik heb u daarover schriftelijk geïnformeerd met Kamerstuk II 28 474, nr. 12 en in het Algemeen Overleg met de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op 8 december 2005. In dit overleg heb ik toegezegd u nader te informeren over de ontwikkelingen.

De EFSA heeft inmiddels het rapport uitgebracht en daarin de voorwaarden geformuleerd op basis waarvan een bedrijf vrij van IBR kan worden beschouwd.
Ik heb inmiddels via ambtelijke contacten de diensten van de Europese Commissie gevraagd of de Commissie het rapport accepteert, of de commissie de claims van landen voor IBR-vrije bedrijven wil verifiëren en welke consequenties de Commissie aan het EFSA-rapport verbindt. Ik heb het antwoord van de Commissie nog niet ontvangen. Zodra ik dit heb, zal ik u nader informeren.

Testuitslagen leptospirose
Tot slot het laatste onderwerp dat voortvloeit uit een toezegging in het overleg met de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid op 1 juni jongstleden. Daarin vroeg het lid Van den Brink waarom de Duitse testuitslagen van onderzoek op leptospirose bij uit Duitsland geïmporteerde runderen niet worden geaccepteerd.

De reden is dat voor leptospirose geen verplichting tot bestrijding bestaat, niet in Nederland, niet in Duitsland en ook niet in EU-verband. De bestrijding is een private aangelegenheid. In Nederland bestaat een certificeringsprogramma dat wordt uitgevoerd door de GD. Op basis van dit certificeringsprogramma is de overgrote meerderheid van de Nederlandse bedrijven vrij van leptospirose. Het certificeringsprogramma van de GD bevat verplichtingen ten aanzien van de bestrijding en standaarden voor laboratoriumtesten.

Duitsland kent geen georganiseerd bestrijdingsprogramma voor leptospirose en bij export worden daarom aanvullende garanties verstrekt die soms zijn gebaseerd op testmethodieken die minder gevoelig zijn dan de standaardtest van de GD. Dat heeft tot gevolg dat bij de import in Nederland en toevoeging aan een beslag van een bedrijf dat deelneemt aan het certificeringsprogramma, in het algemeen de standaardtest wordt uitgevoerd en andere testuitslagen niet worden geaccepteerd.

De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,

dr. C.P. Veerman
Bijlagen
Bijlage bij brief VD. 2006 289