Antwoord Harm Brouwer op ingezonden brief Maurice de Hond inzake Deventer
Moordzaak
Den Haag, 23 juni 2006
Vandaag is in de Volkskrant een open brief geplaatst van Maurice de
Hond, gericht aan de voorzitter van het College van
procureurs-generaal Harm Brouwer, inzake de Deventer moordzaak. Harm
Brouwer beantwoordt deze brief.
Geachte heer de Hond,
In uw open brief in de Volkskrant van vandaag dringt u bij mij er op
aan het rapport van het oriënterend vooronderzoek inzake de Deventer
moordzaak openbaar te maken. Al eerder heeft u in uw brief aan mij van
1 mei 2006 aangekondigd: "Maar als uw conclusie is dat het onderzoek
niet heropend wordt (...) dan zal ik daar, met de kennis die ik op dit
moment heb, zeker in opstand tegen komen. En er alles aan doen om
zowel Nederland als de politiek te overtuigen van de onjuistheid van
deze beslissing." U schrijft vandaag in de Volkskrant dat, aangezien
het Openbaar Ministerie het onderzoek heeft ingesteld op basis van de
door u publiek gemaakte feiten en omstandigheden, het OM jegens de
samenleving in het geheel en jegens u in het bijzonder gehouden is de
resultaten van dat onderzoek in volle omvang openbaar te maken. Wat u
zelf betreft voegt u daar aan toe dat u over het rapport dient te
kunnen beschikken met het oog op juridische procedures die u in het
vooruitzicht zijn gesteld.
Het moet mij van het hart dat ik met enige verwondering kennis neem
van het feit dat u zich nu min of meer als slachtoffer van het
Openbaar Ministerie presenteert. In ons gesprek van 27 januari jl. heb
ik u er met nadruk op gewezen dat het om meerdere redenen, in uw
streven om de heer L. vrij te krijgen, onverstandig zou zijn om een
ander publiekelijk als dader aan te wijzen. Evenzeer heb ik u gewezen
op de nadelen van het openbare karakter van uw
"opsporings"activiteiten. Ik heb u gewaarschuwd dat een dergelijke
handelwijze zich tegen u zou kunnen keren.
Die raad heeft u in de wind geslagen. Dat er nu mogelijk
strafrechtelijke stappen tegen u ondernomen worden is een gevolg van
die keuze uwerzijds; dat zulks aan het (persbericht van het) OM te
wijten zou zijn, is mijns inziens de wereld op zijn kop.
Het College van procureurs-generaal zal geen gevolg geven aan uw
oproep om het rapport openbaar te maken. De Wet openbaarheid van
bestuur verzet zich daar tegen. Het is bestuursorganen immers op basis
van die wet niet toegestaan om strafrechtelijke persoonsgegevens
openbaar te maken. Het zal u, gelet op de aanleiding en aard van het
onderzoek, duidelijk zijn dat het rapport nu juist om dergelijke
gegevens draait. Het rapport bevat voorts een grote hoeveelheid
privacygevoelige en - ook bij vermelding van alleen initialen - tot
personen te herleiden informatie. Uw opmerking dat een of meer
betrokkenen geen bezwaar hebben of zouden kunnen hebben tegen
openbaarmaking van het rapport, maakt dat niet anders.
Zoals in het persbericht van het OM van 13 juni jl. is vermeld, heeft
het College het rapport van het oriënterend vooronderzoek met
bijlagen op 12 juni 2006 aan de raadsman van de heer L. overhandigd.
Naar het College heeft begrepen is de raadsman thans doende met (de
voorbereiding van) een herzieningsverzoek aan de Hoge Raad. Het is aan
de raadsman om te beslissen of en in hoeverre hij de resultaten van
het oriënterend vooronderzoek bij dat verzoek wil betrekken.
Tot slot merk ik op dat indien de tegen u ingediende aangifte op enig
moment zal leiden tot de beslissing u naar aanleiding daarvan te
vervolgen, u uiteraard en overeenkomstig de wettelijk voorschriften
kennis kunt nemen van de inhoud van het strafdossier opdat u zich dan
zult kunnen voorbereiden op de behandeling van die strafzaak.
Hoogachtend,
Het College van procureurs-generaal,
H.N. Brouwer
Openbaar Ministerie