Ministerie van Buitenlandse Zaken

Kamerbrief inzake uitvoering motie Karimi/Samsom over corruptie in Kenia

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4
Den Haag | |

Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag | |

|Datum |23 juni 2006                        |Behand|DAF/MA               |
|      |                                    |eld   |                     |
|Kenmer|DAF-747/06                          |Telefo|070-348 5196         |
|k     |                                    |on    |                     |
|Blad  |1/4                                 |Fax   |070-348 6607         |
|Bijlag|                                    |daf@minbuza.nl               |
|e(n)  |                                    |                             |
|Betref|Uitvoering van de motie             |                             |
|t     |Karimi/Samsom over  corruptie in    |                             |
|      |Kenia                               |                             |
Graag bied ik u conform het verzoek in uw brief met kenmerk 06-BUZA-B-48 van 2 juni jl. de stand van zaken aan met betrekking tot de voortgang van de uitvoering van de motie Karimi/Samsom over corruptie in Kenia. Ik wil hierbij ingaan op de door Nederland genomen initiatieven teneinde de druk op de Keniaanse overheid met betrekking tot de strijd tegen corruptie te intensiveren en de recente ontwikkelingen in Kenia.


1. Nederlandse initiatieven

Zoals ik u reeds berichtte in mijn brieven met kenmerk DAF-442/06 van 10 april jl. en DMV/HH-0306/06 van 21 april jl., heb ik de besluitvorming over Nederlandse bijdragen aan nieuwe programma's en projecten op het gebied van onderwijs en water/milieu ter waarde van E 118 mln. opgeschort. Dit besluit heb ik genomen teneinde in het licht van de motie vooralsnog geen langjarige verplichtingen aan te gaan met en ten behoeve van de Keniaanse overheid. Tevens heb ik hiermee aan uw wens voldaan een duidelijk signaal aan de Keniaanse overheid af te geven over de Nederlandse positie ten aanzien van het anti-corruptiebeleid van de Keniaanse autoriteiten. Ik heb het Nederlandse standpunt en mijn besluit tot opschorting van nieuwe Nederlandse bijdragen toegelicht in een gesprek met de Keniaanse ministers Kimunya van Financiën en Mevrouw Karua van Justitie tijdens het voorjaarsoverleg van de Wereldbank in Washington. Ook is mijn besluit via de media bekend gemaakt. De Keniaanse autoriteiten reageerden teleurgesteld op het Nederlandse besluit en zijn bezorgd over een mogelijk 'multiplier' effect op andere ontwikkelingspartners. Naar aanleiding van dit besluit is de Keniaanse minister van Buitenlandse Zaken, de heer Tuju, speciaal naar Nederland afgereisd om het Keniaanse proces en de context, waarin dit plaatsvindt, toe te lichten aan de Vaste Kamercommissie voor Buitenlandse Zaken. Het betoog van Minister Tuju is u bekend.

In mijn gesprek met Minister Tuju benadrukte hij onder meer dat donoren, waaronder Nederland, niet aan de zijlijn moeten toekijken, maar het proces van democratisering, waarvan de strijd tegen corruptie integraal onderdeel uitmaakt, moeten blijven ondersteunen. Ik heb aangegeven, dat donoren, waaronder Nederland, betrokken zijn bij het proces en dat zij, ondanks gerezen twijfels, hun steun voortzetten. Ook Nederland draagt daaraan nog steeds (via het goed bestuurprogramma GJLOS) bij, ondanks de opschorting van bijdragen aan nieuwe programma's. Ik beklemtoonde tevens, dat het tijd is voor de Keniaanse regering om concrete resultaten te laten zien om het geschonden vertrouwen te herstellen en refereerde hierbij aan het voornemen om - in het overleg met de internationale donorgemeenschap - een anti-corruptie actieplan te presenteren met prioriteiten en realistische benchmarks. Dit plan acht ik van belang, omdat de voortgang in de strijd tegen corruptie beter ingeschat en besproken kan worden aan de hand van de te verwachten resultaten. Vervolgens kan ik u op basis hiervan concreter rapporteren over de resultaten in de strijd tegen corruptie, die u van de Keniaanse regering verwacht.

De andere bilaterale donoren blijven de situatie in Kenia zorgvuldig monitoren, maar schorten de hulp - in tegenstelling tot Nederland - niet op. Integendeel, een aantal gelijkgezinde donoren, zoals Zweden, Denemarken, Duitsland, Finland en het VK, heeft aangekondigd de hulp te verhogen, ook omdat men in deze moeilijke tijd het Keniaanse volk niet wil laten vallen. Ook de Europese Commissie (in het kader van de EU-Afrika Strategie) en de VS (reguliere hulp, maar waarschijnlijk ook in het kader van de Millennium Challenge Account) zullen het hulpvolume verhogen. Nederland blijft terzake nauw overleg voeren met andere donoren, juist ook uit oogpunt van internationale afspraken in het kader van harmonisatie. Een eensluidende boodschap van donoren richting Keniaanse overheid is immers te prefereren boven eenzijdige maatregelen.

Enkele leden van de Eerste en Tweede Kamer, die deelnamen aan de Inter Parliamentary Union (IPU) conferentie in Nairobi van 5 tot en met 13 mei jl., hebben door tussenkomst van de Nederlandse ambassade in Nairobi de mogelijkheid gehad door gesprekken met diverse actoren uit onder meer het parlement, regering en het maatschappelijk middenveld zich op de hoogte te stellen van de politieke realiteit en context van het corruptiebeleid in Kenia.

Ik acht deze gesprekken zeer nuttig, omdat de dialoog hierdoor niet beperkt blijft tot die tussen beide overheden. Door deze verbreding van de dialoog worden inzichten in de huidige situatie in Kenia verruimd en wordt het politieke debat in Nederland over Kenia verdiept.

Uit contacten van de Nederlandse ambassade met diverse betrokken actoren bij het corruptiedossier, blijkt dat met name ook het Keniaanse maatschappelijk middenveld ervoor pleit dat Nederland partner blijft in het goed bestuur programma (GJLOS) en niet alleen ngo's ondersteunt.


2. Ontwikkelingen in Kenia

Tijdens het Algemeen Overleg op 23 maart jl. en het VAO op 18 april jl. hebben we gedebatteerd over de rol van de Keniaanse maatschappij in de strijd tegen corruptie. Uitvoerige berichtgeving in de Keniaanse media en debatten in het Keniaanse parlement hebben de druk op de regering opgevoerd om concrete maatregelen te treffen in de strijd tegen corruptie. Mede hierdoor, zo is mij verzekerd, zullen onderzoeken naar de corruptiegevallen doorgang vinden, maar desalniettemin is niet te voorspellen wanneer deze onderzoeken kunnen worden afgerond. Deze hangen immers - naast invloeden van het politieke krachtenveld in Kenia - af van de voortgang van juridisch onderzoek en de daarop volgende rechtsprocessen.

Tijdens de stakeholders meeting op 30 mei jl. werd het National Anti-Corruption Plan besproken met de aanwezige belanghebbenden (ca. 1.300), waaronder hooggeplaatste vertegenwoordigers van de regering, parlement, rechterlijke macht, bedrijfsleven en maatschappelijk middenveld. Het plan voorziet in een lange-termijnstrategie en is van belang voor het bereiken van eensgezindheid over de aanpak van de corruptiebestrijding bij een breder publiek. Medio juli zal het plan - na aanpassing van het ontvangen commentaar - worden gelanceerd. Het plan geeft echter nog geen inzicht in prioriteiten en mogelijke benchmarks voor de korte termijn. Dit korte termijn plan is door de Kenyan Anti Corruption Commission (KACC) wel toegezegd, maar nog niet gepresenteerd zoals aanvankelijk voorzien was voor medio juni.

De Keniaanse regering worstelt momenteel met de concrete aanpak van het anti-corruptiebeleid en de rol die de verschillende instituties hierin moeten spelen. Hierbij spelen verschillende visies binnen het kabinet op de wenselijke aanpak van corruptie een rol. Dit bleek tijdens de recente review missie van het IMF in het kader van het Poverty Reduction Growth Facility (PRGF) programma. Hoewel het IMF positief was over de economische ontwikkelingen en het gevoerde macro-economische beleid, kon de review niet worden afgerond vanwege onvoldoende dialoog op het gebied van het governance beleid. De Wereldbank zendt in de komende maand eveneens een missie uit, die zich specifiek zal concentreren op goed bestuur. Synchroon daaraan voert de Wereldbank onderzoeken in een aantal sectoren uit, die verband houden met het eerdere besluit betalingen op lopende leningen uit te stellen. Resultaten hiervan worden naar verwachting in de komende maand bekend en zal ik u na het reces toezenden.

Opmerkelijk in dit verband is overigens het resultaat van de nieuwe Country Performance and Institutional Assessment (CPIA) voor 2005 over Kenia, die de Wereldbank onlangs publiceerde. Het doel van de CPIA is de kwaliteit van het gevoerde beleid en institutionele kader van een land in het kader van duurzame ontwikkeling, armoedebestrijding en effectief gebruik van beschikbare middelen te beoordelen. De CPIA-score speelt een belangrijke rol in de toekomstige IDA allocatie van Wereldbank middelen aan een land en de op te stellen Country Assistance Strategy (CAS). De Wereldbank constateert dat de algemene score van Kenia in de afgelopen drie jaar langzaam stijgt, waardoor Kenia momenteel tot de tien best presterende landen in Sub-Sahara Afrika behoort. Kenia scoort op grond van de CPIA-scores ook hoger dan het gemiddelde van alle landen, die IDA leningen ontvangen.

Op grond van deze ontwikkelingen en in afwachting van het (korte termijn) anti-corruptie actieplan met prioriteiten en benchmarks en de resultaten van de Wereldbank missie acht ik dit moment nog niet geschikt om een oordeel te vellen over de reeds genomen en te nemen maatregelen door de Keniaanse regering.

Ik stel voor u na het zomerreces nader per brief te informeren.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven


---- --