Ministerie van Buitenlandse Zaken

Beantwoording kamervragen over hulpgeld Palestijnse Autoriteit

|Aan de Voorzitter van de        |          |Directie Noord-Afrika en     |
|Tweede Kamer der Staten-Generaal|          |Midden-Oosten                |
|                                |          |Afdeling Midden-Oosten       |
|Binnenhof 4                     |          |Bezuidenhoutseweg 67         |
|Den Haag                        |          |Postbus 20061                |
|                                |          |2500 EB Den Haag             |
|Datum |23 juni 2006                        |Behand|DAM/MO               |
|      |                                    |eld   |                     |
|Kenmer|DAM-357/06                          |Telefo|+31 (0)70-3485185    |
|k     |                                    |on    |                     |
|Blad  |1/1                                 |Fax   |+31 (0)70-3486639    |
|Bijlag|1                                   |E-Mail|Dam@minbuza.nl       |
|e(n)  |                                    |      |                     |
|Betref|Vragen van het lid Van der Staaij   |      |                     |
|t     |over hulpgeld Palestijnse Autoriteit|      |                     |
|      |                                    |      |                     |
|      |                                    |      |                     |
Graag bied ik u hierbij, mede namens de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Van der Staaij over hulpgeld Palestijnse Autoriteit. Deze vragen werden ingezonden op 23 mei 2006 met kenmerk 2050613800.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot
Antwoord van de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de minister voor Ontwikkelingssamenwerking, mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven, op vragen van het lid Van der Staaij (SGP) over hulpgeld Palestijnse Autoriteit.

Vraag 1
Kunt u de Kamer informeren over de hoofdlijnen van het tijdelijke internationale hulpmechanisme, waartoe het Kwartet op 9 mei besloten heeft? Op welke 'basic needs' zal het zich richten, wanneer moet het ingaan, hoe lang moet het functioneren en hoe wordt transparantie gewaarborgd?

Vraag 2
Op welke termijn zal de EU naar verwachting een plan aan de andere Kwartetleden presenteren voor dit mechanisme? Op welke wijze is de Nederlandse regering betrokken bij de ontwikkeling van dit plan? Hoe dient dit mechanisme er volgens de Nederlandse regering uit te zien?

Vraag 3
Zijn er plannen om ook de betaling van salarissen van ambtenaren van de Palestijnse Autoriteit onder de werking van het mechanisme te brengen? Zo ja, gaat het dan om alle ambtenaren van de Palestijnse Autoriteit, dus ook om de omstreden, door de Hamas-regering opgerichte veiligheidsorganisatie, of alleen om de ambtenaren die ressorteren onder de president? Hoe staat de Nederlandse regering hier tegenover?

Vraag 4
Deelt u de mening dat salarisbetaling van ambtenaren niet te rijmen is met het door u voorgestane beleid om alleen noodhulp en andere vormen van directe hulp aan de Palestijnse bevolking te geven? Is salarisbetaling door de internationale gemeenschap geen beloning voor slecht gedrag van de Hamas-regering en kan het niet zo uitgelegd worden dat de internationale gemeenschap met haar steun de Hamas-regering toch in het zadel houdt?

Antwoord
Het Kwartet heeft op 9 mei jl. eensgezind steun uitgesproken voor de oprichting van een zogenoemd tijdelijk internationaal mechanisme. Doel van dit mechanisme is de Palestijnse bevolking direct, dus zonder tussenkomst van de door Hamas geleide Palestijnse regering, te ondersteunen bij het voorzien in de basisbehoeften zodat een humanitaire crisis kan worden voorkomen. Tevens werd afgesproken dat de Europese Commissie het voortouw zou nemen bij het vormgeven van een dergelijk mechanisme. Het voornemen is het mechanisme op de kortst mogelijke termijn operationeel te laten zijn en na drie maanden te evalueren.

De Europese Commissie heeft voorgesteld dat het mechanisme bestaat uit drie loketten; één loket voor de financiering van de voorraden en lopende kosten van essentiële diensten in de Palestijnse gebieden, zoals gezondheidszorg, één voor de betaling van openbare nutsvoorzieningen (gas, water, elektriciteit en brandstof) en ten slotte één loket voor de betaling van uitkeringen aan individuele armlastige Palestijnen. Betalingen uit dit mechanisme zijn gebonden aan stringente internationale controle.

Nederland is van oordeel dat het mechanisme op een zodanige wijze moet worden opgezet dat het bijdraagt aan het in stand houden van de elementaire diensten in de Palestijnse gebieden alsmede financiële steun biedt aan Palestijnen die deze cruciale diensten verzorgen. De Nederlandse regering denkt daarbij in eerste instantie aan de gezondheidszorg en het onderwijs en ondersteuning van de armsten in de samenleving. De beschikbare donorgelden moeten ter beschikking komen van die Palestijnse burgers die direct bij het verlenen van diensten in de gekozen sectoren betrokken zijn. Ministerieambtenaren moeten daarom worden uitgesloten van het mechanisme. Veiligheidsfunctionarissen kunnen niet in aanmerking komen voor betalingen.

Vraag 5
Vindt de EUPOL-COPPS-politiemissie, waaraan de Nederlandse regering dit jaar E2 miljoen bijdraagt, plaats in nauwe samenwerking met het Palestijnse Ministerie van Binnenlandse Zaken? 1) Zo ja, moet daaruit dan geconcludeerd worden dat samengewerkt wordt met Hamas-minister voor Binnenlandse Zaken, Said Siam? Hoever strekt zijn verantwoordelijkheid voor de civiele politie van de Palestijnse Autoriteit?

Antwoord
In augustus 2005 is overeengekomen dat Nederland over een periode van vier jaar E2 miljoen zou storten in het EUPOL-COPPS Trust Fund, dat is opgericht voor de implementatie van het ontwikkelings-programma voor de Palestijnse civiele politie. Zweden en Noorwegen zijn de andere donoren die hier aan bijdragen. De Nederlandse bijdrage voor 2005, E500,000, is reeds eerder dit jaar, nog voor de vorming van de door Hamas geleide regering, overgemaakt. Slechts een klein deel van het bedrag is gebruikt vanwege vertraging van de start van de missie en het besluit van EUPOL-COPPS om - gelet op de politieke ontwikkelingen - uitgaven voorlopig te bevriezen.

Bij de werkzaamheden die EUPOL COPPS op dit moment nog uitvoert, worden nauwgezet de richtlijnen van de Europese Unie nageleefd. Dat houdt in dat er slechts technische contacten zijn, met name met de civiele politie. De werkzaamheden betreffen met name monitoring en rapportage over de veiligheidssituatie en ontwikkelingen op de grond. Daarnaast richt de missie zich momenteel op het monitoren van projecten die in 2005 zijn geïmplementeerd. Van politieke contacten is geen sprake. Voorheen was er sprake van een Project Steering Committee, waarvan onder andere de Palestijnse minister van Binnenlandse Zaken deel uitmaakte. Deze stuurgroep is na totstandkoming van de huidige regering opgeschort en sindsdien bestaat er geen directe relatie meer tussen het ministerie en EUPOL-COPPS.

Vraag 6
Is het waar dat minister Siam tegen een presidentieel decreet van president Abbas in een 3.000-man sterke Hamas-militie in het leven heeft geroepen om de veiligheid in de Palestijnse Gebieden te garanderen? Is het waar dat deze militie geen maatregelen zal treffen tegen militante Palestijnen die gewapende acties tegen Israël willen uitvoeren? In hoeverre frustreert de oprichting van deze militie de opbouw en hervorming van de gewone Palestijnse civiele politie, waar de EUPOL-COPPS-missie zich op richt?

Antwoord
Minister Siam heeft bij zijn aantreden verklaard de veiligheidsdiensten niet in te zetten ter voorkoming van terroristische aanslagen. Het gezag van de minister over de bestaande veiligheidsdiensten is echter zeer beperkt. De nieuwe Hamas-militie daarentegen staat wel direct onder zijn bevel. Het is moeilijk in te schatten of de Hamas-regering de nieuwe militie in zal zetten om aanslagen te voorkomen. Op dit moment wordt de opbouw en hervorming van de Palestijnse civiele politie vooral gefrustreerd door de politieke situatie en de verslechterende veiligheidssituatie in de Palestijnse Gebieden. De oprichting van de nieuwe militie moet gezien worden in het licht van de strijd tussen president Abbas en de Hamas-regering over de controle over de veiligheidstroepen.

Vraag 7
Is het waar dat minister Siam publiekelijk verklaard heeft op veiligheidsgebied niet meer samen te zullen werken met de Israëlische autoriteiten? 2) Is het voorts waar dat de EUPOL-COPPS-missie louter plaatsvindt op voorwaarde dat de Palestijnse Autoriteit bereid is de politie te hervormen, maar dat er geen verdere politieke voorwaarden door de EU gesteld zijn? Is er, gelet op de genoemde ontwikkelingen en omstandigheden, niettemin nog wel een basis voor de Nederlandse regering om de EUPOL-COPPS-missie te blijven steunen?

Antwoord
Op dit moment is er van daadwerkelijke coördinatie tussen het Israëlische leger en de Palestijnse veiligheidsdiensten geen sprake. Dit is echter mede ingegeven door het Israëlische besluit om deze coördinatie stop te zetten naar aanleiding van de verkiezingsoverwinning van Hamas.

Volgens de EU Gemeenschappelijke Actie ter oprichting van EUPOL-COPPS is het voortzetten van de missie vooral afhankelijk van de mate waarin de Palestijnse Autoriteit zich committeert aan de reorganisatie en hervorming van de civiele politie. De politie zelf, en ook president Abbas, is nog steeds zeer gecommitteerd. Gelet op de politieke omstandigheden is EUPOL-COPPS desalniettemin genoodzaakt geweest de activiteiten tot een lager niveau terug te brengen, zoals beschreven in het antwoord op vraag 5.

De handhaving van de openbare orde in de Palestijnse Gebieden is van essentieel belang ter voorkoming van verdere escalatie van geweld. De civiele politie wordt zowel door de EU-lidstaten als de veiligheidscoördinator van de VS, generaal Dayton, gezien als de aangewezen organisatie om openbare orde te handhaven. In vergelijking met andere veiligheidsdiensten wordt de civiele politie aangemerkt als professioneel en gedisciplineerd. EUPOL-COPPS heeft in belangrijke mate bijgedragen aan de huidige status van de politie. Onder de huidige omstandigheden vervult de missie een belangrijke rol in het monitoren van de veiligheidssituatie en de ontwikkelingen met betrekking tot de inzet en het functioneren van de (veelal door president Abbas gecontroleerde) veiligheidsdiensten. Het belang daarvan wordt onderschreven door de VS, die meermalen zijn openlijke steun heeft uitgesproken voor voortzetting van de missie.


1) Council Joint Action 2005/797/CFSP, 14 november 2005, par. 8.
2) www.israelnationalnews.com, 'Hamas: No More Arrests or Security Cooperation with Israel', 3 april 2006.

Toelichting: deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Wilders (Groep Wilders), ingezonden 11 mei 2006, (vraagnummer 2050613210).


---- --