Kamerbrief inzake verlenging Nederlandse militaire bijdrage aan de NAVO-trainingsmissie in Irak
Ministerie van Ministerie van
Buitenlandse Zaken Defensie
Postbus 20061 Postbus 20701
2500 EB 's-Gravenhage 2500 ES 's-Gravenhage
Telefoon 070-3486486 Telefoon 070-3188188
Aan:
de Voorzitter van de
Tweede Kamer der
Staten-Generaal
Binnenhof 4
's-Gravenhage
Uw brief Uw kenmerk Ons nummer Datum
DVB/CV-197/06 23 juni 2006
Onderwerp: Verlenging Nederlandse militaire bijdrage aan de NAVO-trainingsmissie in Irak ("NTM-I").
Hierbij informeren wij u conform artikel 100 lid 1 van de Grondwet en aan de hand van het Toetsingskader over het besluit van de regering om de Nederlandse militaire bijdrage aan de NAVO-trainingsmissie ("NTM-I") per 15 augustus 2006 met zes maanden voort te zetten.
Daarnaast informeren wij u, in vervolg op eerdere brieven aan uw Kamer over de ontwikkelingen in Irak, over het politieke proces, de mensenrechten en de veiligheidssituatie ter plekke.
Het besluit tot voortzetting van de deelneming
Het kabinet heeft tijdens de vergadering van de Ministerraad van heden besloten tot de verlenging van de huidige Nederlandse militaire bijdrage aan de NAVO-trainingsmissie, voor de duur van zes maanden (van medio augustus 2006 tot en met medio februari 2007). De omvang van de bijdrage bedraagt 15 militairen en wordt derhalve niet gewijzigd ten opzichte van de huidige bijdrage. De regering houdt de mogelijkheden voor een verdere voortzetting van de missie na februari 2007 nadrukkelijk open, maar zal verdere bijdragen bekijken in het licht van de voortgang van de missie en de ontwikkelingen in Irak.
In het licht van de recente politieke ontwikkelingen in Irak vindt de Nederlandse regering het van belang om een positief signaal af te geven richting de nieuwe Iraakse regering. De NAVO-trainingsmissie richt zich op de opbouw van de Iraakse veiligheidssector die van groot belang blijft voor het politieke wederopbouwproces. Veiligheid en stabiliteit zijn een voorwaarde voor duurzaam vertrouwen van de Iraakse bevolking in een democratisch tot stand gekomen bestuur. Nederland hecht in bredere zin aan een goed functionerende rechtsorde in het Midden-Oosten; een stabiel Irak draagt in belangrijke mate hieraan bij.
De NAVO-trainingsmissie begint steeds voorspoediger te lopen. Dit blijkt onder meer uit het aantal getrainde leidinggevende veiligheidsfunctionarissen dat steeds sneller groeit. Ook is voortgang geboekt op het gebied van force protection voor Ar Rustamiyah. In een voorzichtige prognose stelt de NAVO vanaf medio 2009 de eerste trainingsinstituten over te kunnen dragen aan de Iraakse autoriteiten. Op deze onderwerpen wordt hieronder nader ingegaan.
Politieke aspecten
Politiek proces
Op 20 mei jl. verkreeg de nieuwe regering van premier Nouri Al-Maliki de instemming van het parlement. Deze vormt de eerste Iraakse regering met een mandaat dat is verkregen op basis van de democratisch tot stand gekomen grondwet van oktober 2005. De nieuwe regering is breed samengesteld. Alle grotere sji'ietische, soenni en Koerdische partijen zijn erin vertegenwoordigd, evenals de lijstverbinding van oud-premier Allawi. Uiteindelijk konden niet alle partijen tevreden worden gesteld. De sji'ietische Fadila-partij (van het VIA-blok; Verenigde Arabische Alliantie van religieuze sji'ieten) en het soennitische Iraaks 'Front voor Nationale Dialoog' (ex-Ba'athisten) hebben geen vertegenwoordigers in het kabinet. De benoemingen op de sleutelposten Defensie, Binnenlandse Zaken en Nationale Veiligheid kwamen 8 juni rond. Naast de premier en de twee vice-premiers telt het kabinet nu 37 ministers en onderministers. Op 22 april had het parlement al ingestemd met een tweede ambtstermijn van president Talabani. De parlementsverkiezingen van december 2005 vormden het sluitstuk van het politieke transitieproces zoals voorzien in VN-Veiligheidsraadsresolutie 1546 van juni 2004. Ook het parlement heeft een brede samenstelling. Met een opkomstpercentage bij de parlementsverkiezingen van 76 procent is ook getalsmatig sprake van een breed draagvlak. De grondwet verkreeg in oktober 2005 in vijftien van de achttien gouvernaten de meerderheid der stemmen. Zo zijn aan belangrijke voorwaarden voor een breed gedragen en inclusief bestuur voldaan.
Premier Al-Maliki heeft in de korte tijd sinds zijn aantreden een daadkrachtige aanpak laten zien. Hij riep de noodtoestand uit in Basra (zie ook onder veiligheidssituatie) en onderstreepte hiermee dat hij een krachtige aanpak van de milities voorstaat. Voorts besloot hij 2.500 gedetineerden, in meerderheid soennieten die zonder vorm van proces vastgehouden werden, in vrijheid te stellen. Het signaal dat hij hiermee gaf was dat hij de mensenrechten gerespecteerd wil zien en nationale verzoening daadwerkelijk bevordert. De uitschakeling van Al-Zarqawi, lang het symbool van verzet bij uitstek, kan een gunstige uitwerking hebben op het gezag van de premier. Zorgwekkend is de aanhoudende versnippering van de verantwoordelijkheid voor de veiligheid. Deze is verspreid over minstens drie ministeries. Formeel moet één en ander worden geregeld vanuit de 'Nationale Veiligheidsraad', maar over de precieze samenstelling en bevoegdheden van deze Raad bestaat vooralsnog onenigheid. Bovendien is de afbakening van competenties tussen de centrale- en de provinciale overheid onduidelijk, ook omdat de betreffende passages in de grondwet (bewust) vaag zijn. Op korte termijn zal hierin geen verandering komen, want het parlement zal in juli en augustus op reces zijn.
De kabinetsformatie heeft ruim vijf maanden geduurd. Dat de onderhandelingen tussen de partijen zo problematisch verliepen lag niet alleen aan het onderlinge wantrouwen, maar ook aan de onervarenheid van de politici met het huidige bestel. Hierdoor is kostbare tijd verloren gegaan. Er ligt nog geen regeringsprogramma, maar het is evident dat een aantal zaken om een urgente aanpak vraagt. In de eerste plaats het herstel van de veiligheid en nationale verzoening. In dit verband wordt algemeen als positief ervaren dat de portefeuilles Binnenlandse Zaken en Defensie, die voorheen in handen waren van partijgebonden ministers, naar functionarissen zonder partijpolitieke banden gingen. Belangrijk is ook dat de corruptie wordt aangepakt, de water- en elektriciteitlevering wordt hersteld en dat wordt besloten hoe verder te gaan met de de-Baathtificatie. Met betrekking tot het politieke proces is belangrijk dat er duidelijkheid komt over de herziening van de grondwet. Een herzieningsclausule werd aan de vooravond van het referendum in de ontwerp-grondwet opgenomen, teneinde soennitische partijen met dit ontwerp te verzoenen.
De nieuwe regering zal niet zonder de voortgezette steun van de internationale gemeenschap kunnen. Tijdens zijn ontmoeting met Europese ministers van Buitenlandse Zaken op 12 juni jl. in Brussel, onderstreepte minister van Buitenlandse Zaken Zebari dat de voortgezette aanwezigheid van de multilaterale coalitie op de steun van het hele kabinet kan rekenen. De EU besloot op 12 juni het EUJUST-LEX programma, dat voorziet in training van gezagdragers in de justitiële sector, met 18 maanden te verlengen. Voorts werd besloten de EU-hulpinspanning te verbreden indien de nieuwe regering dit wenst. Belangrijke nieuwe terreinen van samenwerking die worden voorzien zijn de bevordering van nationale verzoening, demobilisatie en het wettelijk kader voor de koophandel. Belangrijk is ook dat voorbereidingen worden getroffen voor de opening van onderhandelingen over een EU-Irak Handels- en Samenwerkingsovereenkomst. De Europese Commissie kreeg in maart 2006 een onderhandelingsmandaat.
Mensenrechten
De mensenrechtensituatie in Irak baart onverminderd zorgen. Sinds de vorige brief aan de Kamer over de situatie in Irak (Kamerstuk 23 432, nr. 196 van 10 februari 2006) is de situatie niet noemenswaardig veranderd. De nieuwe grondwet waarborgt op papier een aantal fundamentele vrijheden (zoals vrijheid van meningsuiting, vrijheid van vereniging en vergadering, vrijheid van godsdienst en overtuiging en gendergelijkheid), maar de realiteit is dat de mensenrechten nog steeds op grote schaal worden geschonden. Dit hangt vooral samen met de aanhoudend instabiele veiligheidssituatie in het land. Aan de andere kant genieten grote delen van de Iraakse bevolking (Koerden, sjiieten) de afgelopen jaren van fundamentele vrijheden die hen onder het bewind van Saddam Hoessein onthouden werden.
De regering neemt de berichten over misdaden door Amerikaanse militairen op 19 november 2005 in Haditha in zuidwest Irak serieus. De Amerikaanse regering heeft in maart jl. een diepgaand onderzoek naar de zaak gelast. De Nederlandse regering wacht de bevindingen van dit onderzoek, die in zijn geheel publiek zullen worden gemaakt, af.
De Nederlandse militairen besteden, zoals ook gemeld in de vorige Kamerbrief nadrukkelijk aandacht aan mensenrechtentrainingen. Dit past in het Nederlandse streven om de mensenrechtensituatie in Irak structureel te helpen verbeteren. De Human Rights Branch van de UN Assistance Mission to Iraq (UNAMI) assisteert de NAVO bij de training aan Iraaks veiligheidspersoneel.
NAVO-trainingsmissie
Algemeen
De opbouw van de Iraakse veiligheidsorganisaties verloopt redelijk voorspoedig. In totaal heeft de NAVO nu 2.000 Iraakse veiligheidsfunctionarissen (op kaderniveau) in Irak opgeleid. Daarnaast heeft de NAVO de opleiding voor 674 Irakezen buiten Irak gecoördineerd en 24 Iraakse functionarissen opgeleid in het kader van het 'train the trainers' programma. Voorts heeft de NAVO de levering van 100 miljoen euro aan materieel gefaciliteerd. Diverse operatiecentra van de ministeries van Defensie en Binnenlandse Zaken zijn geïnstitutionaliseerd en functioneren redelijk met actieve ondersteuning van NAVO-militairen.
Recent is belangrijke vooruitgang geboekt bij het implementeren van de officiersopleidingen op het Joint Staff College in Ar Rustamiyah. Dit Joint Staff College maakt inmiddels onderdeel uit van een veel grotere National Defence University in Ar Rustamiyah. In juni en juli 2006 zullen de eerste officieren hun diploma ontvangen. Momenteel wordt gewerkt aan de uitbreiding van de Defence University, onder andere door de overname door de NAVO van de Basic Officers Commissioning Course. Hierin worden momenteel nog onder de verantwoordelijkheid van de Multinationale Troepenmacht (MNF) ongeveer 500 cadetten per jaar getraind. Onder de National Defence University worden daarnaast verschillende instituten opgericht, waaronder een taleninstituut, een instituut voor strategische studies en een centrum voor ethiek en leiderschap. Ook wordt nagedacht over de oprichting van een cursus voor hogere defensievorming.
Naast al deze activiteiten blijft de NAVO nadenken over mogelijke nieuw te ontplooien activiteiten. Dit past in het operatieplan van de NAVO-trainingsmissie dat wordt gekenmerkt door een gefaseerde benadering. Deze benadering wordt hier ter verduidelijking kort geschetst. Fase 1 van de missie betrof de opbouwfase, waarin in 2004 de benodigdheden in kaart werden gebracht. Deze fase werd geleid door de Nederlandse generaal-majoor Hilderink. Fase 2 startte in augustus 2004, en bestaat uit verschillende stappen. Als eerste stap in fase 2 begon de NAVO in de internationale zone met de ondersteuning van training en opleidingen. Als tweede stap in fase 2 nam de NAVO in september 2005 een nieuwe locatie in gebruik en werd in Ar Rustamiyah het Joint Staff College opgericht. Hier worden sindsdien stafopleidingen verzorgd voor het midden- en hogere kader van de Iraakse krijgsmacht. De NAVO-missie bevindt zich momenteel nog steeds in deze fase, en werkt, zoals hierboven beschreven, aan de uitbreiding ervan.
Op militair niveau wordt binnen de NAVO langzaam gewerkt aan het in kaart brengen van de derde stap in fase 2. In deze fase, waarvoor nog geen begindatum is genoemd, zou de trainingsmissie kunnen worden uitgebreid met nieuwe activiteiten. Gedacht wordt aan het opleiden van militaire politie en eenheden voor grensbewaking. Besluitvorming hiertoe moet binnen de NAVO nog plaatsvinden. Ook in deze fase beginnen de verschillende trainingsinstituten hun volledige operationele inzetbaarheid te bereiken. Met ingang van fase 3 begint de NAVO met de geleidelijke overdracht van verantwoordelijkheden voor trainingen aan de Iraakse veiligheidsorganisaties. De NAVO gaat steeds minder zelf doen, maar neemt in toenemende mate een adviserende rol aan. De NAVO verwacht hiermee al eind 2006 te kunnen beginnen. Wel geeft de NAVO aan dat deze adviserende rol nog enige tijd nodig zal zijn, in ieder geval voor twee volledige cursusjaren van alle opleidingen en indien nodig langer. De laatste fase, fase 4, begint als de verantwoordelijkheid voor alle training en instituten is overgedragen aan de Iraakse autoriteiten. Hiervoor is nog geen datum genoemd. Wel leert een voorzichtige prognose van de NAVO dat in 2009 mogelijk een aantal opleidingsinstituten volledig kan worden overgedragen aan de Iraakse autoriteiten. De NAVO-trainingsmissie zou vanaf dat moment langzaam tot een einde kunnen komen.
De NAVO levert met al deze activiteiten een wezenlijke bijdrage aan de vorming van de veiligheidsstructuren in Irak. Naast de NAVO voorzien ook andere organisaties in trainingsactiviteiten, onder meer de MNF, de VN en de EU.
Force protection
Op het gebied van force protection is de nodige vooruitgang geboekt. Er is inmiddels een Iraakse eenheid opgeleid, het Ar Rustamiyah Iraqi Base Defence Battalion, die momenteel kan worden gecertificeerd door de NAVO. Deze eenheid zal gaan opereren met steun van een NAVO Military Assistance and Liaison Team (MALT). Binnen de NAVO wordt momenteel bekeken welk land als eerste dit MALT kan leveren. Het MALT zal de Iraakse eenheid bijstaan in zijn taken, in het bijzonder op het gebied van 'command en control'. Het MALT zal onder andere optreden als verbinding tussen het hoofdkwartier van de trainingsmissie in Bagdad en de locatie Ar Rustamiyah. Het zal op deze manier de force protection-taken van de Iraakse eenheid aansturen. Het voordeel hiervan is dat het hoofdkwartier zaken kan doen met een NAVO-lidstaat die de NAVO command en control-procedures kent en die snel sturing kan geven aan de Iraakse eenheid in Ar Rustamiyah. Door de ondersteuning van het MALT raakt de Iraakse eenheid voorts steeds beter getraind. Inzet van deze Iraakse eenheid kan worden beschouwd als een eerste, belangrijke ondersteunende bijdrage van Irak aan de missie.
Om een goede overgang mogelijk te maken van de civiele inhuur naar de Iraakse force protection, wordt de civiele inhuur verlengd tot 1 augustus 2006. Net als de civiele bewakers zal de Iraakse eenheid zich vanaf 1 augustus 2006 voornamelijk concentreren op de zogenaamde statische force protection, dat wil zeggen de bescherming en bewaking van gebouwen De MNF blijft voorlopig de zogenaamde mobiele force protection leveren, zoals de beveiliging van konvooien.
Knelpunten
Op een aantal vlakken blijft de NAVO-trainingsmissie nog steeds moeizaam verlopen, vooral als gevolg van de aanhoudend onrustige veiligheidssituatie. Er zijn ook nog steeds personele tekorten in de NAVO-missie. De NAVO-trainingsmissie kent 210 functies, waarvan er momenteel 177 zijn gevuld. Het tekort aan vulling veroorzaakt voorlopig geen grote problemen bij de training, hetgeen wel het geval zal zijn als de NAVO-missie verder uitbreidt. Tot slot zijn de Iraakse officieren niet altijd beschikbaar voor eigen training of het geven van training aan onderofficieren en cadetten. Ze worden namelijk zo veel mogelijk in Irak ingezet ten behoeve van de veiligheid en de strijd tegen het terrorisme.
Nederlandse bijdrage aan de NAVO-trainingsmissie
Op 12 november 2004 (Kamerstuk 23 432, nr. 181), 14 januari 2005 (Kamerstuk 23 432, nr. 185), 10 juni 2005 (Kamerstuk 23 432, nr. 192), 9 augustus 2005 (Kamerstuk 23 432, nr. 194) en 10 februari 2006 (Kamerstuk 23 432, nr. 196) is de Kamer geïnformeerd over de NAVO-trainingsmissie in Irak en de Nederlandse bijdrage daaraan. Zoals in deze brieven is gemeld, heeft Nederland voor de eerste rotatie (februari - augustus 2005) 25 militairen ter beschikking gesteld. Hiervan zijn er dertien, plus een later toegevoegde tolk, ingezet. Voor de tweede rotatie (augustus 2005 - februari 2006) heeft Nederland 15 militairen ter beschikking gesteld, die allen zijn ingezet. Voor de derde rotatie (februari 2006 - augustus 2006), die momenteel loopt, draagt Nederland wederom bij met 15 militairen. De regering is voornemens de Nederlandse bijdrage vanaf augustus 2006 te verlengen met zes maanden, en nogmaals 15 militairen aan te bieden.
De omvang van de Nederlandse bijdrage blijft vanaf midden augustus gelijk aan de huidige bijdrage. Onder voorbehoud van verdere NAVO-planning zullen negen stafofficieren/instructeurs worden ingezet in de Internationale Zone, voor de planontwikkeling en de opzet van trainingen op verschillende locaties. Vier stafofficieren/instructeurs zullen worden ingezet in Ar Rustamiyah, waar zij advies zullen leveren bij de opzet van trainingen. Twee militairen zullen worden ingezet op Camp Victory, een Amerikaanse basis nabij het vliegveld waar sinds juli 2005 het hoofdkwartier van de Iraakse landstrijdkrachten is gevestigd. De NAVO ondersteunt dit hoofdkwartier met een trainingsteam, waarvan de Nederlandse militairen deel zullen uitmaken.
De Nederlandse bijdrage wordt door de missieleiding en de Iraakse autoriteiten zeer gewaardeerd en levert een substantiële bijdrage aan de voortgang van de missie. In goed overleg met de missieleiding wordt het personeel conform haar competenties tewerkgesteld. Over de militaire aspecten van de NAVO-trainingsmissie bent u in de brief van 10 februari 2006 (Kamerstuk 23 432, nr. 196) uitvoerig geïnformeerd. Omdat deze aspecten niet zijn gewijzigd, zullen zij in deze brief niet worden herhaald.
Veiligheidsaspecten
De opbouw van de Iraakse strijdkrachten en de veiligheidseenheden vordert gestaag. In totaal beschikt Irak momenteel over circa 260.000 veiligheidstroepen. Steeds meer bataljons van het Iraakse leger krijgen op lokaal niveau de verantwoordelijkheid voor het handhaven van de veiligheid. In Bagdad heeft het geweld zich enigszins gestabiliseerd. Opvallend is wel dat steeds vaker Iraakse veiligheidseenheden en burgers worden aangevallen, in plaats van coalitie-eenheden. De meeste aanslagen worden gepleegd met geïmproviseerde explosieven (IED's).
De veiligheidssituatie in Irak is aanhoudend instabiel. Het geweldsniveau is de afgelopen maanden gestegen naar een gemiddeld aantal aanslagen van 80 per dag. De stijging van het geweldsniveau dient met name te worden toegeschreven aan het toegenomen sektarische geweld. Er moet rekening mee worden gehouden dat het sektarisch geweld voorlopig zal voortduren. De geweldspiraal kan alleen worden doorbroken indien er vertrouwen komt in het politieke proces.
In Basra veroorzaakt de rivaliteit tussen sji'ietische partijen en hun milities grote onrust en geweld. De situatie is dermate ernstig, dat premier Al-Maliki eind mei tijdens een bezoek aan de stad de noodtoestand heeft afgekondigd. Vanuit Basra wordt zeer veel Iraakse olie geëxporteerd, waardoor de stad cruciaal is voor de Iraakse economie. Inmiddels zijn in de stad eenheden van het Iraakse leger ontplooid.
De dood van Al-Zarqawi kan worden beschouwd als een succes in de strijd tegen het Iraakse verzet. Toch mag geenszins worden aangenomen dat daarmee het eind van het verzet in zicht is. De organisatie van Al-Zarqawi maakt slechts een relatief klein en hoofdzakelijk internationaal deel van het Iraakse verzet uit. Het grootste deel van het nationalistische verzet zal zich door de dood van Al-Zarqawi niet uit het veld laten slaan. Naast de Iraakse verzetsgroeperingen zijn er in Irak in toenemende mate milities en criminele bendes actief die onderling strijd voeren en zich niet zonder slag of stoot zullen laten ontwapenen.
De grootste bedreiging voor personeel van de NAVO-trainingsmissie bestaat uit enkelvoudige mortier- en raketaanvallen op de beveiligde gebieden waar wordt gewerkt en gewoond. Zoals gezegd valt echter op dat steeds vaker de Iraakse veiligheidseenheden het doelwit worden van het verzet. Daarnaast is er gevaar van geïmproviseerde explosieven langs de kant van de weg en in voertuigen. Zoals eerder gemeld in de Kamerbrief van 10 juni 2005 (Kamerstuk 23 432 nr. 192) blijft de regering de veiligheidsontwikkelingen in Bagdad en omgeving nauwgezet volgen. Op basis van uitvoerige veiligheidsanalyses door de NAVO en de MIVD acht de regering de met de deelname aan de NAVO-trainingsmissie verbonden risico's nog steeds aanvaardbaar. Ten aanzien van de werk- en veiligheidsomstandigheden van het Nederlandse personeel zullen, indien nodig, aanvullende maatregelen worden genomen. Zo zijn onlangs door de NAVO aanvullende maatregelen genomen om het hoofdkwartier fysiek beter te beveiligen tegen bovengenoemde aanvallen van mortieren en raketten.
Financiën
Ook wat betreft de financiële bijdragen is er vooruitgang geboekt in de NAVO-trainingsmissie. Tijdens een NAVO-vergadering in Brussel in juni 2006 liet de secretaris-generaal van de NAVO weten dat er voorlopig weer genoeg financiële middelen in de Trust Funds zijn gestort. Nederland droeg eerder 250.000 euro bij aan het Travel & Subsistance Funds voor training buiten Irak. Sindsdien hebben ook andere landen financieel bijgedragen, waardoor de geplande trainingsactiviteiten van de NAVO-missie voor 2006 gedekt zijn en aanvullende financiële bijdragen op dit moment niet nodig zijn. Voor de trainingsactiviteiten in 2007 zijn echter wel weer aanvullende middelen nodig.
Voor de Nederlandse bijdrage geldt dat de raming voor de huidige verlenging met zes maanden ongeveer 600.000 euro bedraagt. Deze additionele kosten komen ten laste van de structurele voorziening 'uitvoeren crisisbeheersingsoperaties' van de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS).
De Minister van Buitenlandse Zaken, De Minister van Defensie,
Dr. B.R. Bot H.G.J. Kamp
---- --
Ministerie van Buitenlandse Zaken