Openbaar Ministerie

Jaarbericht 2005 Openbaar Ministerie

Den Haag / Parket-Generaal, 22 juni 2006

Minder misdrijfzaken

Na een reeks van jaren waarin door het OM telkens meer zaken, steeds sneller en beter werden behandeld, is in 2005 een stabilisatie opgetreden. De snelheid en het interventiepercentage (het percentage van het aantal zaken waarin daadwerkelijk een straf, een maatregel of een transactie volgt) zijn ongeveer gelijk gebleven. Het interventiepercentage ligt stabiel op het gewenste niveau van 89%, en gemiddeld werden zaken binnen een half jaar na het eerste politieverhoor afgedaan door het OM of de rechter (hoger beroep uitgezonderd).

Het aantal misdrijfzaken is met 3% licht gedaald van 271.500 zaken in 2004 naar 264.200 in 2005. De instroomdaling is te verklaren doordat zowel aangiftecijfers als verschillende slachtofferenquêtes blijk geven van een dalend criminaliteitsniveau. Dat patroon is niet alleen te zien bij vermogensdelicten (van 72.700 zaken in 2004 naar 69.600 zaken in 2005); ook bij ernstige misdrijven als diefstal met geweld (o.a. straatroof, ramkraken) is een daling te zien, nl. van 8%: van 6100 zaken in 2004 naar 5600 in 2005.
Instroom 2001 2002 2003 2004 2005 Totaal 234.700 250.500 270.100 271.500 264.200 Vermogensdelicten 67.500 70.800 72.800 72.700 69.600 Diefstal met geweld 5.800 6.200 5.900 6.100 5.600

In het voorwoord van het jaarbericht 2005 wordt voorzichtig geconcludeerd dat de investeringen die de afgelopen jaren in het terugdringen van criminaliteit zijn gedaan, thans hun vruchten afwerpen. Uiteraard komt daarvoor ook krediet toe aan de inspanningen van het bestuur, het bedrijfsleven en burgers zelf, maar het lijkt erop dat strafrechtelijke handhaving â anders dan sommigen beweren â geen dweilen met de kraan open is. De consequente aanpak van veel- en meerplegers, de integrale projecten gericht op jeugdcriminaliteit, de vergrote aandacht voor de handhaving van de kleine norm in de openbare ruimte; dergelijke initiatieven hebben merkbaar bijgedragen aan de veiligheid van onze samenleving.

Een uitzondering op de daling van de instroom van misdrijfzaken deed zich voor bij de geweldsdelicten in het algemeen. De gestage stijging in die categorie heeft zich namelijk ook in 2005 doorgezet, van 50.100 zaken in 2004 naar 52.700 in 2005. Wetenschappelijk onderzoek wijst erop dat deze stijging vooral het gevolg lijkt van de grotere maatschappelijke aandacht voor geweld. Uit slachtofferenquêtes blijkt in ieder geval niet dat de samenleving over de hele linie aantoonbaar gewelddadiger is geworden.

Jeugd

Een andere uitzondering op de instroomdaling betreft het aantal jeugdzaken. Zoals bekend is de gerichte aandacht voor jeugdcriminaliteit deze jaren een van de beleidsprioriteiten van het OM. Ook heeft dit thema een plaats gekregen in de prestatiecontracten van de ministers van Justitie en Binnenlandse zaken met de politie. Die aandacht voor de jeugdcriminaliteit komt tot uitdrukking in de voortdurende stijging van het aantal jeugdzaken dat bij het OM wordt ingeschreven. In 2005 steeg het aantal zaken tegen minderjarigen met 6% naar 35.000. Over een periode van vijf jaar bekeken is de stijging zelfs 30%. In antwoord op deze ontwikkeling worden steeds meer initiatieven ondernomen om door vroegtijdig ingrijpen te voorkomen dat jongeren op het criminele pad komen. Daarbij wordt gekozen voor een gerichte combinatie van toezicht en begeleiding van risicojongeren door het Jeugd Casusoverleg waarin het OM samen optrekt met de politie en de Raad voor de Kinderbescherming. Daarnaast heeft ook structureel schoolverzuim de aandacht van het OM.

Veelplegers

De daling van de criminaliteit in 2005 wordt deels ook verklaard door de aanpak van veelplegers. De samenleving moet worden beschermd tegen delinquenten die extreem veel delicten plegen. Het OM heeft in 2005 veelvuldig gebruik gemaakt van de nieuwe mogelijkheid om bij de rechter te vorderen dat een veelpleger wordt geplaatst in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD). De rechter heeft deze ISD-maatregel 350 maal opgelegd. Dat betekent niet alleen dat de veelpleger voor maximaal twee jaar van straat is, maar ook dat gedurende de detentie kan worden gezocht naar een aanpak op maat om recidive (herhaling) in de toekomst te voorkomen. Daartoe werkt het OM samen met gemeenten, politie, instellingen van reclassering, verslavings- en gezondheidszorg, en justitiële inrichtingen. Overigens wordt ook wanneer de ISD-maatregel niet aan de orde is, tegenwoordig bij de bestraffing veel nadrukkelijker rekening gehouden met het hardnekkige patroon van delinquentie.

Terrorisme

In 2005 is wederom veel aandacht uitgegaan naar terrorisme. Het Landelijk Parket en de Nationale Recherche hebben in dat jaar 26 onderzoeken naar mogelijke terroristische activiteiten uitgevoerd. Daarbij geldt dat de noodzaak om in een vroeg stadium in te grijpen teneinde een aanslag te voorkomen, de kans op een succesvolle vervolging achteraf kan verkleinen. De Wet bijzondere bevoegdheden tot opsporing en vervolging van terroristische misdrijven, die in 2006 als wetsvoorstel in parlementaire behandeling is, beoogt de inzet van bijzondere opsporingsbevoegdheden al mogelijk te maken als er sprake is van "aanwijzingen" voor een terroristisch misdrijf. Dit zal nieuwe ruimte scheppen voor het OM om dergelijke zaken aan te pakken.

Het OM heeft verschillende geruchtmakende zaken voor de rechter gebracht. Na het onderzoek in 2005 naar leden van de Hofstadgroep zijn in maart 2006 negen leden schuldig bevonden aan deelneming aan een criminele en terroristische organisatie. Tevens zijn in oktober 2005 Samir A. en zeven andere verdachten aangehouden in verband met vermoedelijke terroristische activiteiten. In november 2005 is deze Samir A. in een andere strafzaak door het hof vrijgesproken voor het voorbereiden van een aanslag. In deze zaak heeft het OM cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. Mohammed B. is in 2005 tot levenslange gevangenisstraf veroordeeld voor moord met een terroristisch oogmerk op Theo van Gogh.

DNA

Sinds 1 februari 2005 zijn personen die veroordeeld zijn voor zware geweldsmisdrijven en zedendelicten verplicht hun DNA af te staan. In dit kader zijn in 2005 meer dan 15.000 bevelen gegeven na veroordeling. Nog eens 5.000 bevelen tot afstaan van DNA hadden betrekking op eerder veroordeelden waarvan de straf nog liep. Als gevolg hiervan zijn in 2005 12.000 profielen toegevoegd aan de databank van het NFI. Sinds de toevoeging van deze profielen zijn er honderden misdrijven extra opgehelderd, met name inbraken. De rechter heeft 48 van de 300 bezwaren tegen verplichte afname gehonoreerd. Dit betreft in veel gevallen jeugdigen die een relatief licht delict hebben gepleegd.

Sancties

In 2005 was, net als in 2004, de meest opgelegde sanctie de vermogenssanctie. In totaal kregen verdachten ongeveer 292.000 maal een geldboete, ontnemingsmaatregel of geldsomtransactie. Taakstraffen zijn in 2005 met 8 % gestegen tot 55.000. Het aantal opgelegde vrijheidsstraffen aan meerderjarigen is voor het tweede achtereenvolgende jaar gedaald (met 13%). Deze daling is in 2005 niet alleen te zien bij de kortste strafduur, maar ook bij straffen van meer dan 2 jaar. Dit houdt mogelijk verband met het feit dat de daling van de criminaliteit zich ook bij de ernstige delicten manifesteert. Het aantal opgelegde celjaren is met 3.500 gedaald. Straffen 2001 2002 2003 2004 2005 Vermogenssancties 208.590 231.090 280.850 315.440 291.190 Taakstraffen 31.730 39.380 46.970 51.540 55.460

Hechtenis in jaren
(vrijheidsstraffen meerderj.
gevangenisstraf, jeugd-
detentie)
15.480 18.010 19.940 19.470 15.950

Kanton- en Mulderzaken

In 2005 is ook een daling te zien van het aantal (lichte) overtredingen. Het aantal kantonzaken dat bij het OM is aangebracht is gedaald van 312.900 in 2004 naar 283.600 in 2005. De daling doet zich met name voor bij verkeershandhaving, overtredingen van de algemene plaatselijke verordeningen (deze APV wordt met name ingezet voor de leefbaarheid van steden, bijvoorbeeld bij overlast op straat, wildplassen, etc.) en zwartrijden in het openbaar vervoer. In lijn met de geïntensiveerde aanpak van jeugdcriminaliteit vertoont het aantal leerplichtzaken juist een stijging: van 4.800 zaken in 2004 naar 5.300 zaken in 2005.

Bovengenoemde cijfers hebben betrekking op die zaken die door het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) bij het OM zijn aangebracht omdat de verdachte niet op het transactievoorstel is gegaan. Daarnaast heeft het CJIB ook nog eens namens het OM 270.000 zaken zelf met een transactie afgedaan tegen 262.000 in 2004.

Het OM behandelt ook de beroepen tegen de door het CJIB verzonden beschikkingen op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften. De elf miljoen beschikkingen die het CJIB verzond wegens lichte verkeersovertredingen zoals te hard rijden en fout parkeren, leidden in 2005 tot 327.000 beroepen bij het OM. In 2004 waren dat er 330.000.

Het rapport âPosthumusâ en het verbeterprogramma

In 2005 is in opdracht van het College van procureurs-generaal door de commissie Posthumus een onafhankelijk evaluatieonderzoek gedaan naar het onderzoek door politie en OM in de Schiedammer Parkmoord. Doel hiervan was om te onderzoeken hoe het proces van waarheidsvinding was gelopen in deze zaak waar een onschuldige veroordeeld bleek te zijn.

Toen het grondige en kritische rapport van de commissie-Posthumus eenmaal op tafel lag, heeft het OM de conclusies zonder voorbehoud aanvaard. In hoog tempo is vervolgens samen met de politie en het NFI het Verbeterprogramma âversterking opsporing en vervolgingâ opgesteld.

Voor het OM brengt het Verbeterprogramma tal van veranderingen in de werkwijze en de organisatie bij grote onderzoeken met zich mee. Deze veranderingen hebben bijvoorbeeld betrekking op de wederzijdse taakafbakening tussen de politie en OM, op kwaliteitsnormen voor processen-verbaal, op audio- en videoregistratie van verhoren, op het organiseren van tegenspraak, op opleidingseisen aan degenen die zware zaken behandelen en op de betrokkenheid van de parketleiding bij grote onderzoeken.

Inmiddels is men bij de politie, het NFI en het OM volop bezig met de invoering van de verschillende onderdelen van het verbeterprogramma. Naar verwachting zal door het OM deze zomer een rapport met details over de invoering van het Verbeterprogramma samen met een implementatie-agenda naar de minister van Justitie worden gestuurd.

Organisatieverandering

Op 1 december 2005 is er een nieuwe loot aan de OM-stam gekomen, die een fors deel van de zaken zal behandelen. De zogenaamde Centrale Verwerking OM (CVOM) zal onder andere de beroepen bij lichte verkeersovertredingen (âMulderberoepenâ) behandelen. Per jaar gaat dat nu om ruim 300.000 zaken, een derde van alle zaken bij het OM. Ook gaat de CVOM zich bezighouden met de verwerking van zaken die betrekking hebben op rijden onder invloed en onverzekerd rijden. Het is de bedoeling dat het takenpakket van het CVOM verder wordt uitgebreid. Door deze zaken niet langer op de parketten te behandelen maar op een centraal punt te verwerken kunnen deze zaken efficiënter en daardoor met minder menskracht worden afgehandeld.

De oprichting van de CVOM is een mijlpaal in de reorganisatie âHet OM Verandertâ. Kortweg gezegd gaat het OM door deze reorganisatie meer als één concern werken, waarin plaatselijke en landelijke eenheden in samenhang met elkaar de taken verrichten. Die krachtenbundeling levert op onderdelen doelmatigheidswinst op. Die winst wordt gebruikt om tegemoet te komen aan de noodzaak om de professionaliteit op andere onderdelen te versterken, zodat ook in de toekomst het OM een antwoord heeft op de hoge eisen die de samenleving stelt. Deze beweging sluit aan op de ambitie zoals die ook in het Verbeterprogramma âversterking opsporing en vervolgingâ is opgenomen.

Een ander belangrijk onderdeel van de reorganisatie is de samenwerking van 19 arrondissementsparketten in 11 regioâs. Er is voor gekozen om op regioniveau, dus niet meer op ieder parket, taken te beleggen die bijzondere deskundigheid vragen maar in omvang beperkt zijn, zoals bijvoorbeeld medische zaken, discriminatie, vreemdelingenzaken, mensensmokkel en -handel, en ondersteuning van crisisbeheersing.

Vooruitblik

De ontwikkelingen in het kader van âHet OM Verandertâ en het Verbeterprogramma âversterking opsporing en vervolgingâ zijn essentieel om te zorgen dat het OM ook in de toekomst kwalitatief en organisatorisch goed is toegerust om tegemoet te komen aan de eisen die de maatschappij aan het OM stelt. Bij een toekomstgerichte blik past ook een visie op het soort zaken die het OM wil gaan aanpakken. Dit jaar loopt de huidige lange-termijnstrategie âPerspectief op 2006â af. In het kader van die strategie is veel bereikt. Slachtoffercriminaliteit heeft duidelijk meer aandacht gekregen, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de stijging van het opsporingspercentage en de intensivering van de strafrechtelijke aanpak van overlast in de publieke ruimte is geïntensiveerd. De effecten van deze aanpak wil het OM ook de komende jaren vasthouden. In de nieuwe lange-termijnvisie zullen daarnaast nieuwe accenten worden gelegd bij de strafrechtelijke handhaving. âPerspectief op 2010â wordt dit najaar gepubliceerd.
Jaarbericht 2005 Openbaar MinisterieGoed Beschouwd 2006Cijfers Jaarbericht 2005