Indicatiestelling LVG-jeugd
Kamerstuk, 22-6-2006
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DJB/JZ-2676023
1. Aanleiding
Met deze brief informeer ik u over mijn voornemens met betrekking tot
de indicatiestelling van zorg aan licht verstandelijk gehandicapte
(LVG) jeugdigen. Deze zorg wordt AWBZ-gefinancierd en de
indicatiestelling daarvoor loopt via het Centrum Indicatiestelling
Zorg (CIZ). In het navolgende ga ik achtereenvolgens in op:
o Aanvullende indicatiecriteria AWBZ-gefinancierde LVG-zorg
In mijn brief van 14 juni 2005 heb ik u geïnformeerd over mijn
voornemen aanvullende indicatiecriteria te formuleren om te beoordelen
of een jeugdige AWBZ-gefinancierde LVG-zorg nodig heeft. Om dit te
kunnen doen heb ik mij door het College voor Zorgverzekeringen (CVZ)
laten adviseren over een door de sector ontwikkeld instrumentarium.
o Positionering indicatiestelling LVG-jeugd
Tijdens het algemeen overleg over jeugdzorg op 7 december 2005 heb ik
u een voortgangsbericht over de overdracht van de indicatiestelling
van LVG-jeugdigen naar bureau jeugdzorg toegezegd.
2. Aanvullende indicatiecriteria AWBZ-gefinancierde LVG-zorg
De Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) heeft mij het
afgelopen jaar een voorstel, opgesteld door deskundigen op het terrein
van LVG-jeugd, doen toekomen. De kern van dit voorstel vormt het
advies om in aanvulling op de thans gehanteerde IQ-bovengrens van 75,
het criterium "beperkt sociaal aanpassingsvermogen" te gebruiken om te
beoordelen of een jeugdige specifieke LVG-zorg nodig heeft. Hierbij
reikt de VGN tevens een instrument aan waarmee dit kan worden
geobjectiveerd. Met dit instrument wordt een gestandaardiseerde
beoordelingslijst bedoeld op basis waarvan vast kan worden gesteld of
een verwijzing naar gespecialiseerde LVG-zorg aan de orde is.
In het Voortgangsbericht jeugdzorg van januari 2006 heb ik u laten
weten dat ik het CVZ heb verzocht mij te adviseren of het instrument
van de VGN bruikbaar is om vast te stellen of een jeugdige in
aanmerking komt voor zorg ten laste van de AWBZ, op basis van de
grondslag "verstandelijke handicap". Voor de groep jeugdigen met een
IQ van minder dan 70 geldt dat per definitie sprake is van een
verstandelijke handicap. Daarnaast spreekt de DSM-IV van
zwakbegaafdheid als er sprake is van een IQ tussen de 71 en 85. Onder
omstandigheden kan deze laatste groep verzekerden zijn aangewezen op
AWBZ-gefinancierde zorg. Dat is voornamelijk het geval als er sprake
is van beperkingen in het leervermogen en/of van beperkingen in het
sociaal aanpassingsvermogen. In beide gevallen moet daarbij sprake
zijn van chroniciteit.
Laag intellectueel functioneren, beperkt sociaal aanpassingsvermogen
en een veronderstelde langdurige behoefte aan ondersteuning vormen de
specifieke kenmerken van mensen met een licht verstandelijke handicap
met meervoudige problematiek. De afweging of deze categorie jeugdigen
in aanmerking komt voor AWBZ-gefinancierde zorg is in de huidige
praktijk een individuele afweging van de professionele
indicatiesteller van het CIZ. Met het voorgestelde instrument wordt
een gestandaardiseerde beoordelingslijst aangereikt, waarmee op basis
van objectieve criteria kan worden vastgesteld of verwijzing naar
gespecialiseerde LVG-zorg aan de orde is.
Het CVZ is van oordeel dat het voorgestelde instrument voor de
beoordeling van LVG-jeugdigen met meervoudige problematiek een goede
aanzet is om te komen tot een zo objectief mogelijke beoordeling of de
verzekerde in aanmerking komt voor AWBZ-gefinancierde zorg op basis
van de grondslag verstandelijke handicap. Het belangrijkste punt van
aandacht is dat als een beperkt sociaal aanpassingsvermogen aan de
orde is, dit het gevolg moet zijn van problemen in het cognitief
functioneren, en niet een gevolg van opvoedkundige problematiek. Het
instrument differentieert daarop nog niet voldoende. Desondanks is het
CVZ van oordeel dat het instrument een nu al in de praktijk bruikbaar
instrument is, dat nog wel verdere verbetering behoeft.
Het CVZ-advies over de grondslag verstandelijke handicap in relatie
tot LVG-jeugdigen neem ik over. Dit betekent dat LVG-jeugdigen met
meervoudige problematiek op basis van een objectieve, uniforme
beoordeling in aanmerking komen voor AWBZ-gefinancierde zorg op basis
van de grondslag verstandelijke handicap. Samen met het CIZ, de VGN en
de MOGroep zal ik afspraken maken over de wijze waarop dit instrument
zo snel mogelijk in de praktijk van de indicatiestelling kan worden
gebruikt en op welke wijze de ontwikkeling en validering van de
beoordelingslijst kan plaatsvinden. Het streven is om dit traject
medio 2007 af te ronden.
3. Positionering indicatiestelling LVG-jeugd
Bij de totstandkoming van de Wet op de jeugdzorg (WJZ) is ervoor
gekozen om de indicatiestelling voor jeugdigen met problemen te
concentreren binnen het bureau jeugdzorg. Dat betekende onder meer dat
de indicatiestelling voor jeugd-GGZ en jeugd-LVG in het bureau
jeugdzorg ondergebracht moest worden. Voor de jeugd-GGZ is dat gebeurd
bij de inwerkingtreding van de wet per 1 januari 2005. Voor de
jeugd-LVG staat de overheveling van de indicatiestelling van het CIZ
naar de bureaus jeugdzorg gepland voor 1 januari 2007.
De ervaring met de overheveling van de indicatiestelling voor de
jeugd-GGZ naar het bureau jeugdzorg heeft ons duidelijk gemaakt dat
een aantal zaken voorafgaand aan de overheveling goed geregeld moet
zijn. Het gaat daarbij om zaken als professionalisering, overheveling
van financiën, aanpassen van regelgeving, ontwikkeling van uniforme
werkwijze en aansluiting op het automatiseringssysteem van de
zorgkantoren. Daar komt nu nog bij de ontwikkeling van het eerder
genoemde instrument voor objectieve indicatiestelling.
Na overleg met bestuurlijke partners is afgesproken dat we gezamenlijk
zullen vaststellen wat de voorwaarden zijn waaraan voldaan moet zijn
voordat overheveling op verantwoorde wijze plaats kan vinden. Op basis
van het tijdpad dat daaruit volgt zullen nieuwe afspraken over de
termijn en de wijze waarop overheveling van de indicatiestelling voor
jeugd-LVG mogelijk is, worden gemaakt. 1 januari 2007 is niet
verantwoord en ik ga ervan uit dat overheveling per 1 januari 2008 zal
plaatsvinden.
4. Klantvriendelijke indicatiestelling en maatwerk
Ik blijf inzetten op een klantvriendelijke en niet-bureaucratische
inrichting van de toegang tot de zorg voor jeugdigen. Dat is een koers
die ik niet alleen voor de indicatiestelling voor LVG-jeugd uitzet,
maar voor de zorg, hulp en begeleiding van jeugd in den brede, zoals
dat ook in het kader van Operatie JONG wordt uitgewerkt. Het moet voor
de cliënt niet uitmaken met welke indicatiesteller hij het eerst
contact heeft. Bureaus jeugdzorg die er blijk van geven al eerder in
staat te zijn om de indicaties voor LVG-jeugd te stellen, zullen
hiertoe in de gelegenheid worden gesteld. Samen met de betrokken
partijen zullen afspraken worden gemaakt over een mogelijke uitwerking
hiervan, bijvoorbeeld in de vorm van frontoffice-backoffice
constructies, mandatering e.d. Hiermee kan, vooruitlopend op een
formele overheveling van de indicatiestelling naar het bureau
jeugdzorg, een klantvriendelijke werkwijze worden gerealiseerd.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
drs. Clémence Ross-van Dorp
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport