Antwoorden op kamervragen van Wilders over de plannen om heroïneverslaafden
extra te belonen
Kamerstuk, 22-6-2006
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DBO-K-U-2694096
22 juni 2006
Antwoorden van minister Hoogervorst op de kamervragen van het Kamerlid
Wilders over de plannen om heroïneverslaafden extra te belonen
(2050615530).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de GGD drugsgebruikers, die
heroïne krijgen voorgeschreven, in de gelegenheid stelt 56 euro per
week bij te verdienen als ze geen cocaïne gebruiken? 1)
Antwoord 1
Ja
Vraag 2
Hoe beoordeelt u dit experiment van de GGD, dat door drugsgebruikers
zelf al wordt aangeduid als `geldverstrekking op doktersvoorschrift'?
Deelt u de mening dat een grotere ongerijmdheid dan het financieel
belonen van heroïnejunks voor het niet gebruiken van cocaïne
nauwelijks denkbaar is? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 2
Het belonen van gedrag is een algemeen erkend principe om gewenst
gedrag te ontwikkelen of ongewenst gedrag te verminderen. In een
aantal Amerikaanse onderzoeken die gepubliceerd zijn in prestigieuze
medische tijdschriften is bij herhaling aangetoond dat deze vorm van
behandeling een van de weinige effectieve interventies is bij de
behandeling van cocaïneverslaafden.
Dat de financiële beloning bij drugsverslaafden weerstand oproept kan
ik me voorstellen. In deze onderzoeksopzet is echter toch gekozen voor
de beloningsinterventie, omdat er voor de aanpak van cocaïneverslaving
tot op heden geen andere bewezen effectieve interventies beschikbaar
zijn. Maar omdat ik het geldelijk belonen van verslaafden voor het
niet nemen van drugs geen goed signaal vind, heb ik de Centrale
Commissie Behandeling Heroïneverslaving (CCBH) die het
onderzoeksvoorstel heeft ontwikkeld, verzocht een alternatief
beloningssysteem te ontwikkelen.
Vraag 3
Acht u de 500.000 euro die voor dit experiment is uitgetrokken een
zinvolle besteding van belastinggeld?
Antwoord 3
Het gaat hier om de financiering van een wetenschappelijke studie
waarin een interventie wordt onderzocht om cocaïnegebruik te
verminderen. De verslavingszorg heeft daaraan, gezien het groeiend
aantal mensen met cocaïneproblemen, ook grote behoefte. Voor een
dergelijk onderzoek, waarin een aantal behandeleenheden deelneemt, met
een voldoende grote groep deelnemende patiënten, dat zich uitstrekt
over een periode van twee jaar, is dit geen uitzonderlijk hoog bedrag.
Vraag 4
Deelt u de mening dat dit geld zinvoller kan worden besteed aan
verplichte afkickprogramma's?
Antwoord 4
Nee die mening deel ik niet. Verplicht afkicken vereist een
strafrechtelijke maatregel. Die is slechts bij een deel van de
verslaafden van toepassing. Bij het ontbreken van zo'n maatregel moet
daarom gezocht worden naar een andere interventie om het gebruik van
cocaïne te verminderen.
Vraag 5
Wat zijn uw mogelijkheden om dit experiment onmiddellijk te
beëindigen? Gaat u die mogelijkheden onmiddellijk gebruiken? Zo neen,
waarom niet?
Antwoord 5
Het nieuwe onderzoek is nog niet van start gegaan. Zoals ik in de
voorgaande antwoorden heb aangegeven, heb ik de CCBH gevraagd om een
alternatief beloningssysteem uit te werken.
Vraag 6
Wilt u deze vragen beantwoorden vóór het algemeen overleg over het
drugsbeleid op 22 juni a.s.?
Antwoord 6
Ja.
1) Trouw, 19 juni jl.
Toelichting: deze vragen dienen ter aanvulling op eerder vragen
terzake van het lid Joldersma (CDA), ingezonden 20 juni 2006,
(vraagnummer 2050615520)
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport